Samenvatting van het vak celbiologie (eerste jaar, biologie en medisch laboratorium onderzoek, avans). Hoofdstuk 5, 7, 8, 9, en 12 uit campbell biologie zijn samengevat met wat extra aantekeningen uit de les. Ik heb door middel van het schrijven van deze samenvatting het vak afgesloten met een 8,8.
Les 1
Veel belangrijke macromoleculen zijn polymeren, polymeren zijn grote moleculen die zijn
opgebouwd uit kleine “stukjes”. Deze stukjes heten ook wel monomeren. Er zijn vier belangrijke
soorten moleculen die polymeren zijn:
De laatste soort belangrijke moleculen zijn vetten, dit zijn geen polymeren.
De opbouw en afbraak van polymeren:
Polymeren worden gevormd door condensatie reacties waarbij water wordt gevormd:
Bij de afbraak van polymeren is de reactie omgekeerd, er is water nodig om een polymeer af te
breken:
Koolhydraten
Koolhydraten zijn suikers en polymeren van suikers. Enkele suikers zijn monomeren waarvan
polymeren van suikers uit bestaan.
Monosacharide enkele suiker
Disacharide dubbele suiker
Polysacharide lange keten van suikers
,Monosachariden zijn de simpelste suikers met 3 tot 7
koolstofatomen. De structuurformule van
monosachariden is CnH2nOn. Glucose is bijvoorbeeld ook
een monosacharide. Een monosacharide bevat een
carboxyl groep of een keton groep en meerdere hydroxyl
groepen. Wanneer een monosacharide een
carboxylgroep heeft dan is het een aldose, wanneer een
monosacharide een ketose heeft is het een ketose. Het
verschil is te zien in de afbeelding hiernaast.
De draaiing van de hydroxyl groepen heeft ook invloed
op de moleculen. Glucose en galactose hebben beide zes
koolstof atomen en lijken erg op elkaar alleen zit er een
hydroxylgroep anders gedraaid. Enzymen die een
specifieke structuur herkennen werken bijvoorbeeld wel
op glucose en niet op galactose. Een draaiing kan dus
grote gevolgen hebben voor de functie. Het verschil
tussen glucose en galactose is hieronder te zien:
Monosachariden kunnen ook nog in verschillende
vormen getekend worden namelijk lineair of in ringen. In
werkelijkheid komen monosachariden in ringen voor. De
ring getekend vanuit een lineaire structuur is hieronder
te zien:
,Monosachariden hebben meerdere functies in cellen:
- Dienen als voedingsstoffen (vooral glucose)
- De structuren kan gebruikt worden voor de synthese van kleinere moleculen
Monosachariden die niet voor de bovenstaande functies worden gebruikt worden opgenomen als
disachariden of polysachariden.
Een disacharide bestaat uit twee monosachariden die zijn gebonden door een glycogene binding dat
is ontstaan uit een dehydration reactie. Een disacharide moet afgebroken worden tot
monosachariden voordat een organisme de energie kan gebruiken.
Polysachariden zijn opgebouwd uit misschien wel honderden monosachariden door een glycogene
binding. Polysacharides kunnen verschillende functies hebben:
- Opslag, de polysacharide wordt gehydroliseerd tot monosacharides wanneer die nodig zijn.
- Wordt gebruikt als bouwmateriaal voor celstructuren.
De structuur en functie van de polysacharide hangt af van de soort monosacharide en de positie van
de glycogene binding. Monomeren kunnen verbonden zijn met een 1,4 binding of een 1,6 binding.
Deze getallen staan voor de koolstof atomen die dan verbonden zijn. Wanneer er alleen 1,4
bindingen zijn dan is de polysacharide lineair. Als er ook 1,6 bindingen zijn dan vormt dit een
vertakking.
Polysachariden die worden gebruikt voor opslag
In plant wordt de polysacharide zetmeel gebruikt als opslag. Zetmeel bestaat uit glucose als
monosachariden. Het zetmeel wordt opgeslagen in plastiden. Wanneer de plant suiker nodig heeft
wordt de zetmeel afgebroken door hydrolyse en dan kan de monosacharide glucose gebruikt worden
als voedingsstof. Ook mensen hebben enzymen die zetmeel kunnen afbreken zodat de
monosacharide als voedingsstof gebruikt kan worden voor cellen.
Dieren gebruiken de polysacharide glycogeen als opslag. Dit polymeer bestaat ook uit glucose maar
bevat veel vertakkingen. Gewervelde slaan glycogeen op in de lever en spieren.
, Polysachariden die worden gebruikt voor structuur
Organismen kunnen sterke materialen maken van polysachariden.
Cellulose is een polysacharide die wordt gebruikt bij de opbouw
van de celwand van een plantencel. Cellulose bestaat net als
zetmeel uit glucose maar er is een verschil in glucose. Zetmeel
bestaat uit α glucose en cellulose bestaat uit β glucose.
De verschillende glycogene bindingen in zetmeel en cellulose
zorgen ervoor dat de 3D structuur van elkaar verschillen:
- Zetmeel is grotendeels spiraalvormig
- Cellulose is lineair en nooit vertakt. In cellulose zijn de hydroxylgroepen in staat om
waterstofbruggen te vormen met andere hydroxylgroepen van andere cellulose moleculen.
Dit zorgt ervoor dat cellulose zo sterk is in plantencelwanden.
Enzymen die zetmeel kunnen verteren door hydrolyse kunnen cellulose niet
verteren omdat ze de bindingen niet herkennen. Mensen kunnen cellulose niet
verteren. Sommige micro-organismen kunnen cellulose wel verteren.
Een andere polysacharide dat gebruikt wordt voor de structuur is chitine, dit
wordt gebruikt in geleedpotige voor de opbouw van hun exoskelet. Wanneer
chitine is ingebed in een laag eiwitten, de behuizing is aanvankelijk leerachtig en
flexibel, maar wordt verhard wanneer de eiwitten chemisch aan elkaar worden
gekoppeld of worden bedekt met calciumcarbonaat. Sommige schimmels
gebruiken chitine voor de opbouw van de celwand in plaats van cellulose. Chitine
lijkt op cellulose met β glucose verbindingen, alleen de glucose dat in chitine
wordt gebruikt bevat een groep met koolstof.
Chitine
Lipiden
Lipiden zijn een aparte groep van grote moleculen, ze bestaan namelijk niet uit polymeren. Lipiden
zijn ook nog eens niet groot genoeg om macromoleculen genoemd te worden. Alle lipiden bevatten
één belangrijke eigenschap, ze zijn hydrofoob. Ze mengen niet goed met water. Lipiden bestaan
grotendeels uit koolwaterstof gebieden niet relatief niet polair zijn. Lipiden komen voor in
verschillende vormen met verschillende functies. Wij gaan kijken naar de biologisch belangrijkste
lipiden:
- Vetten
- Fosfolipiden
- Steroïden
Vetten
Vetten zijn dus geen polymeren maar het zijn wel grote moleculen die ook
zijn gevormd door een dehydration reactie met kleinere moleculen.
De vorming van een vet staat hiernaast afgebeeld. Een vet bestaat uit
glycerol die is gebonden aan drie vetzuren. Deze binding resulteert in een
ester binding. Een andere naam voor vet is triglyceride. Als je denkt aan
voeding heb je wel eens gehoord van verzadigde en onverzadigde vetten.
Verzadigde vetten heeft alleen enkele bindingen
Onverzadigde vetten heeft een of meerdere dubbele bindingen
Wanneer er een dubbele binding aanwezig is is deze bijna altijd cis, dat zorgt
voor een knik in de structuur.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cara53. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.