Witteman, C., Van der Heijden, P., & Claes, L. (2014). Psychodiagnostiek: Het
onderzoeksproces in de praktijk.
H1 Proces, instrumenten, beoordeling en besluitvorming
1. Inleiding: wat is psychodiagnostiek?
Mensen letten op andermans gedrag en proberen het te begrijpen en te voorspellen. Dit
gaat vaak onbewust en niet-systematisch en het wordt gekleurd door emoties en
stereotiepe ideeën. In de psychodiagnostiek worden gedrag, emoties en gedachten wel
systematisch geanalyseerd om het te begrijpen en te voorspellen. Psychodiagnostiek is
de oordeelsvorming aangaande psychische disfuncties of gedragsmoeilijkheden en
sterktes waarbij de benadering van het probleem op de wetenschappelijke psychologie
gebaseerd is en waarbij het essentieel is de persoon zodanig te begrijpen dat uit de
structurering van diens probleem relevante aanwijzingen voor de therapie voortvloeien.
Er worden vijf basisvragen binnen de psychodiagnostiek onderscheiden. Onderkennende
vragen beschrijven het probleem nauwkeurig en brengen het in kaart (Is er sprake van
een depressie?). Verklarende vragen proberen te verklaren hoe het probleem is ontstaan
en in stand gehouden wordt (Waarom?). Predictieve vragen betreffen het voorspellen van
gedrag (Hoe groot is het risico op recidive?). Indicatievragen vragen of er iets aan het
probleem gedaan moet worden en wat. Evaluatievragen evalueren het proces.
2. Het diagnostische proces
Het is om verschillende redenen belangrijk om het diagnostische proces zo
wetenschappelijk mogelijk vorm te geven. Zo is er geen gouden standaard (bijv. wat een
psychische stoornis is), er is vaak geen gefundeerde feedback op de diagnose (clinici
horen niet altijd hoe het de cliënt is vergaan), als een behandeling werkt kan dit door een
placebo-effect komen, we weten niet of een ander advies ook zou hebben geholpen en
cliënten herkennen zich snel in een diagnostisch beeld van een professional.
De Groot heeft de empirische cyclus ontwikkeld voor het op een verantwoorde wijze
vergaren van informatie. Het bestaat uit de stappen: observatie (gegevens verzamelen),
inductie (hypotheses formuleren), deductie (toetsbare voorspellingen afleiden), toetsing
(hypothesen toetsen) en evaluatie (van het hele proces).
Op p. 14 is een stroomschema voor het psychodiagnostische onderzoeksproces te zien
dat leidend is voor de indeling van het boek. Het is gebaseerd op de diagnostische cyclus
van De Bruyn et al. (vertaalden de empirische cyclus van De Groot naar de
psychodiagnostiek) en de technische richtlijnen voor de kwaliteit en transparantie van
psychodiagnostisch onderzoek van Fernández-Ballesteros et al. De stappen van dit
stroomschema worden in de komende hoofdstukken besproken, maar zowel bij de
onderkenning als bij de verklaring worden de volgende stappen doorlopen:
1. Opstellen van hypothesen
2. Formuleren van toetsbare voorspellingen op grond van de hypothesen
3. Kiezen van de te gebruiken instrumenten
4. Vaststellen van het toetsingscriterium, afhankelijk van de te verwachten scores op de
gebruikte instrumenten
5. Afname en verwerking van de gebruikte instrumenten
6. Evaluatie en bevestiging/weerlegging van de hypothesen op basis van de resultaten
3. Het gebruik van instrumenten
3.1 Observatiemethoden
, Observatie is de meest gebruikte methode in het diagnostische proces. Het levert veel
unieke informatie op die je niet altijd kunt verkrijgen door vragen te stellen of tests af te
nemen. Observatie kan helpen bij onderkennende vragen (probleem in kaart brengen en
beschrijven) en bij interacties tussen de cliënt en zijn omgeving (hier heeft de cliënt niet
altijd zicht op).
Cliënten kunnen zichzelf observeren en hun eigen gedrag registreren (zelfregistratie). Het
voordeel hieraan is dat je zo dingen kunt observeren die anderen mensen dan de cliënt
moeilijk zouden kunnen. Het nadeel is dat de observaties kunnen verschillen in kwaliteit,
omdat sommigen het eigen gedrag niet goed kunnen observeren (vooral jonge kinderen
en demente bejaarden niet). Het kan ook dat anderen (informanten) de cliënt
observeren, bijv. ouders of leerkrachten. Het is zinvol om meerdere bronnen te
raadplegen. Het is goed mogelijk dat verschillende informanten niet tot dezelfde
conclusie komen over de aard en de ernst van de problemen: het informanten-
probleem. Informanten die het kind in dezelfde situatie meemaken, zijn het veel vaker
eens dan in verschillende situaties. Gedrag moet daarom in verschillende contexten
geobserveerd worden. Ouders zien meestal meer problemen bij hun kinderen dan
professionals zoals leerkrachten. Verder zijn informanten het vaker met elkaar eens bij
kinderen onder de 12 jaar en zijn ze het vaker eens over externaliserende problemen dan
over internaliserende problemen. Het is belangrijk om meerdere informanten te
raadplegen. Als het over interne processen gaat, dan kan je de cliënt zelf het beste
rapporteren, maar bij gedragsproblemen kunnen informanten dat meestal beter.
Het is erg belangrijk om expliciet te maken wat er geobserveerd moet worden en dat er
alleen maar geobserveerd moet worden (niet geïnterpreteerd want dit is vaak gekleurd).
Kinderen worden vaak in hun natuurlijke omgeving geobserveerd. Dit is het minst
gestructureerd en gecontroleerd, mensen veranderen hun gedrag vaak en het is
arbeidsintensief en duur, maar gedrag kan zo geobserveerd worden als in alledaagse
situaties. In een wetenschappelijk experiment is er wel volledige structuur en controle. Er
zijn ook allerlei tussenvormen tussen het experiment en de natuurlijke omgeving, zoals
een psychiatrisch ziekenhuis of een rollenspel.
Er bestaat gestandaardiseerde en ongestandaardiseerde observatie. Bij het eerste
worden beoordelingsschalen gebruikt (deze vorm wordt aangeraden). De COTAN
(Commissie Testaangelegenheden Nederland) beschrijft de psychometrische kwaliteiten
van een groot aantal schalen. Het voordeel aan gestandaardiseerde observatie is dat er
minder kans is op beoordelingsfouten, maar er zijn niet voor elk gedrag geschikte
beoordelingsschalen. Bij ongestandaardiseerde observatie is er wel het risico op
beoordelingsfouten, zoals het actor-observatoreffect: het eigen problematische gedrag
wordt toegeschreven aan externe factoren en dat van anderen aan interne factoren (ook
bekend als de fundamentele attributiefout).
Er zijn verschillende observatiemethoden. Bij time sampling wordt er gedurende een
vastgestelde tijdsperiode of op een vast tijdstip geobserveerd. Bij event sampling wordt
er genoteerd hoe vaak een bepaald type gedrag voorkomt in een bepaalde tijdsperiode.
Event sampling is de meest geschikte methode voor gedrag dat niet frequent voorkomt.
3.2 Het klinische interview
Er is al jarenlang een debat over hoe de meest valide uitspraken kunnen worden gedaan
over personen en hun klachten. De ideografische en de nomothetische benadering staan
hier tegenover elkaar. In de ideografische of persoonsgerichte benadering staat de
uniekheid van het individu centraal en er wordt gestreefd naar een concrete en volledige
beschrijving van een individu. In de nomothetische of normgerichte benadering
staan algemene wetten centraal en wordt de cliënt begrepen d.m.v. analytisch denken,
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Ehsch. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.73. You're not tied to anything after your purchase.