100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Psychologie van de individuele verschillen, deel 2 $5.82   Add to cart

Summary

Samenvatting Psychologie van de individuele verschillen, deel 2

 11 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Gestructureerde samenvatting college notities PID2

Preview 4 out of 53  pages

  • December 3, 2022
  • 53
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Psychologie van de individuele verschillen, deel 2
HF6: Genen en persoonlijkheid

Inleiding

- 2 identieke tweelingen, gescheiden rond geboorte, contact bij 40
 Gelijkenissen
. Gewicht, lengte, uitzicht
. Zelfde job
. 2x getrouwd, zelfde bier,..
 Verschillen
. Ene meer verbaal, andere beter in schrijven

Het menselijk genoom

- Genoom: hele verzameling van genen dat een organisme bezit
 DNA: fosfaat, suikers en 4 bases
 Specifieke combi van nucleotiden -> bepaalde volgorde, bepaalde eigenschap
. Bouw lichaam, psychologische eigenschappen, ziektes
- 20-23000 op 23 chr
- Veel genen en manier van coderen kan verschillen
- Genetisch afval dat niet codeert maar functioneel is
 In welke mate andere genen tot expressie komen

- Human genome project: sequentie menselijk genoom vinden
 Weten volgorde maar geen functie
 Meeste eigenschappen niet enkel gen maar door meerdere genen
 Genen in menselijk genoom zijn zelfde voor iedereen (94%)
. Bv: lichaamseigenschappen
 Kleine proportie is verschillend
. Bv: oogkleur, introversie
- Mensen verschillen in genoom (genotype) en hoe dit tot uiting komt en dit kan samenhangen met bepaalde
verschillen in hoe ze zijn (fenotype)

Doel van de gedragsgenetica

- 1. Klassiek: Bepalen hoeveel % va verschillen tss mensen in bepaalde eigenschap toegeschreven kunnen worden
aan genetische verschillen en hoeveel aan omgevingsverschillen?
- 2. Modern: Hoe gaan genen en omgeving interageren en correleren en bepalen van IV
- 3. Bepalen van welke omgeving en genetische invloeden een invloed hebben op IV
 Alle genen? Ouders?

Gedragsgenetica

Klassieke gedragsgenetica

- Overerfbaarheid: proportie van de variantie van geobserveerde verschillen in groep mensen die verklaard kunnen
worden door genetische verschillen
 Verschillen/variantie in gedrag
 Variantie/variantie tussen mensen in genen
 Hoe hangen deze samen?
- Erfelijkheid/heritability (h²): welke aspecten van het genotype van personen (groep) hangen samen met aspecten
van het fenotype van personen
 Genotype: genetische opbouw
 Fenotype: alle eig die je kan observeren (haar, persoonlijkheid)
- Proportie verklaarde variantie: hoeveel vd variantie in 1e variabele komt overeen met variantie in andere var
 Correlatie tss punten op vak en hoeveel gestudeerd (=1)
. Variantie in punten kan 100% verklaard worden door variantie in uren
 Correlatie IQ en uren



1

, - Omgevingsbepaaldheid (e²): proportie geobserveerde variantie in een groep personen die toe te schrijven is aan
variantie in omgeving
 Bv: variantie in vriendelijkheid en in omgeving
 Omgekeerd proportioneel met mate van overerfbaarheid
. 1= h² + e²

MISVATTINGEN OVER ERFELIJKHEID

- Niet toegepast op 1 individu, enkel op groep
 Bv: 70% van mijn lichaamslengte is genetisch -> KAN NIET
 Bv: ingrediënten nodig voor cake: cake meer bepaald door eieren dan door bloem
. Neen: we hebben beide nodig
. Wel variantie: bij de ene 1 ei bij de andere 2 eieren -> verschillen in cakes
 Verschillen tussen cakes verklaard door verschillen in hoeveel ei
 Naturen-nurture
. Bestaat niet voor 1 individu
. Nooit enkel Nature of enkel nurture
- Erfelijkheid is niet constant of onveranderlijk (het kan dus veranderen)
 Altijd rekening met groep, tijd, afhankelijk van omgevingsvariantie en genetische variantie
 Bv: genetische invloed op studie en werk groter na dan tijdens Soviet periode
. Omgeving was zo sneu dat genetische variantie boeide niet
- Bewijs van erfelijkheid van IV inzake eigenschap is niet noodzakelijk een bewijs van (erfelijkheid van)
groepsverschillen in die eigenschap
 Bv: andere zaadjes planten -> veel verschillen door genetica
MAAR ene plant geef je geen water -> ook verschillen in omgeving
- Erfelijkheid geen precieze statistiek, wel een schatting

METHODEN

- Selectief kweken
 Bv: hondenrassen
 Selectief paren van individuen met bepaalde eigenschappen zorgen voor IV
 HOE? -> Als het werkt -> eigenschap is deels erfelijk

- Familiestudies
 Correleert mate van genetische overlap tss familieleden met de mate van gelijkenis op vlak van
bepaalde eigenschappens
. 50% ouders, 25% zussen, 25% oma
 HOE? -> Familie die meer genetisch gerelateerd zijn hoe meer gelijkend op deze trek
 Probleem: omgeving is ook gedeeld van een familie, nooit definitief antwoord

- Tweelingenstudies
 1ei/mono: zelfde samensmelting van 1 ei en 1 zaad = genetisch identiek
 2ei/zygo: 2 eicellen bevrucht = even gelijk als broer en zus
 HOE? Mate waarin mono meer op elkaar lijkt dan dizygote
. h² = 2(r mono – r dizygo)
. 2x verschil tussen correlatie mono en correlatie dizygoot

 Assumpties
. Ervan uitgaan dat mono even gelijkaardig/even veel zelfde omgeving als dizygoot
 Bv: tweeling die op elkaar lijkt zelfde kleden andere niet NEEN
 Misgediagnosticeerde tweelingen (MZ of DZ anders gezegd)
 MZ die als DZ bescouwd: minder gelijkend dan echte MZ?
 DZ die als MZ bescchouwd: even gelijkend als echte MZ, meer dan DZ
. Representativiteit
 Tweelingen representatief voor hele populatie? JA
- Adoptiestudies
 Kind deelt omgeving zonder genetische deling bij adoptieouders, wel genetisch bij echte ouders
 HOE? Correlatie tussen adoptieouders -> omgeving, correlatie tussen echte ouders -> genetisch


2

,  Assumpties
. Representativiteit? NEE
. Selectieve plaatsing: adoptieouders lijken op bio ouders? NEE

- Twins reared apart
 Sterktes tweelingen en adoptie samen
 Mono die gescheiden zijn door adoptie en bij andere ouders komen
 HOE? Elke gelijkenis -> genetica, elk verschil -> omgeving
. h² = correlatie MZ


BELANGERIJKSTE BEVINDINGEN GENETICA

- Persoonlijkheidstrekken
 Hoeveel procent vd variantie erfelijk? 20-45%
. MZ/DZ: 60% voor extraversie
. Adoptie: 40% voor extraversie
. Minnesota twin study: twins reared apart: r:.54
 Geluk: 50%, 40% overlap tussen genetica en depressie
 Scheiding: meer correlatie bij MZ dan DZ
 Zorgt voor stabiele PH
 Seksuele oriëntatie
. Stabiel IV
. Deels gerelateerd aan belangrijke levensaspecten: levensstijl, vrienden, fuiven,…
. BOEK: beperkte en indirecte invloed
 Indirect: gender conformisme in kindertijd
 Wel biologische basis: genetische varianten (gay genes, klein deel)
 Geboortevolgorde
 Kleine samples
. RECENT
 Hoezo komt homo nog steeds voor in populatie ookal leidt het niet tot voortplanting
 Antw: genetische eig die daarvoor coderen -> ook paarvoordeel voor mensen met
ander geslacht -> dus genen blijven bestaan

- ALS-DAN
 Sociaal cognitieve benadering Mishel
 Stabiele als dan verbanden
. Bv: Neuroticisme -> als eer gekrent dan agressief zijn
 25% genetische invloed
. Kleiner want als van houdt al rekening met omgeving

- Attitudes en voorkeuren
 Attitudes: persoonlijke evaluatie, mening van bepaald levensaspect/domein/sociale wereld
. Bv: abortus
. Stabiele IV, gelinkt aan gedrag
 Redelijke erfelijkheid (r: 0.6)
. Traditionalisme, conservatisme, beroepskeuze,…
. Bv: stemgedrag
. Niet allemaal: geloofsovertuiging, racisme
 Niet duidelijk wrm sommige wel genetische bepaaldheid en anderen niet
. Bv: nood aan zekerheid
. Mogelijke oorzaak: gelinkt aan andere, duidelijke overerfbare eigenschappen

- Drinken en roken
 Te maken met PH: impulsiviteit, extraversie,…
 Stabiele IV
 Evidentie voor erfelijkheid (deelaspecten ook: hoe vroeg beginnen, volhouden,…)

OMGEVINGSBEPAALD

3

, - Matige erfelijkheid -> bewijs voor omgeving
 PH trekken max 30/50% dus omgeving de rest
- Gedeelde en niet-gedeelde omgevingsinvloeden
 Gedeeld: opvoeding, woonplaats, welzijn, familie
 Niet-gedeeld: vrienden, studiekeuze, hobby
 Welke belangrijkst voor persoonlijkheid? NIET-GEDEELD
. Moest gedeeld het belangrijkste zijn -> r voor mono = 1 -> IS NIET
. Uitzondering voor agressie -> directe invloed?
 Geen idee welke niet-gedeelde het belangrijkste zijn
. Groot en nog niet gekend? OF Allemaal kleine beetjes? (wss beetjes)

Moderne gedragsgenetica

Additiviteitsassumptie in vraag stellen

- 1. Doet alsof er geen meetfout is (e² = 1- h²)
 Evidentie: test-hertest r gaat niet op
- 2. Doet alsof er geen interactie is (1 = h² + e²)
 Evidentie: weten dat invloed vd omgeving bepaald wordt door genen en omgekeerd
- 3. Doet of er geen correlatie is
 Evidentie: slimme ouders, slimmere opvoeding

INTERACTIE

- 1. Genen beïnvloeden effect van omgeving
 Individuen met ander genotype reageren anders op zelfde omgeving
 Bv: taakperformantie extraversie en introversie bij luide en rustige conditie
. I en E genetisch
. I best in rustige, E best in luide

- 2. Omgeving beïnvloed effect van genen
 Omgeving beïnvloedt in welke mate genetische factoren tot uiting komen
. Genetische bijdrage (serotonine transporter) op risico op depressie
. Stressvolle gebeurtenissen -> beïnvloed hoeveel kans dat het gen voor depressie zorgt
. Mentale ontwikkeling
 SES gaat meebepalen in welke maten genen bepalend zijn voor cognitieve
vaardigheden
. Negatieve emotionaliteit ifv conflict gezin
 Gezin zonder conflicten -> impact van voorbestendheid om negatieve emoties te
ervaren veel kleiner

 Omgeving beïnvloedt hoe genetische factoren tot uiting komen
. Onderzoek: agressie/stress bij ratten, pasgeboren ratten eerste 3 weken weg van moeder
 Dit beïnvloed glucocorticoïd genexpressie in hersenen
 Spelen rol in reguleren van stress respons
 Ook omgekeerd
 Moeders veel zorg -> beïnvloeden genexpressie -> betere stressregulatie
. Onderzoek: eenzaamheid bij mensen
 Verschil eenzaamheid en niet eenzaamheid in transcriptie van genetisch materiaal
 Genen die instaan voor controle immuunsysteem
 Afweersysteem zwakker in eenzame
 Niet zo wnnr het ging over objectieve mening eenzaamheid


CORRELATIE

- Verband tussen genetische invloeden en omgevingsinvloeden (meestal positieve correlatie)
- Verschillen in blootstelling aan verschillende omgevingen tussen individuen met verschillende genotypes
 Personen met bepaald genotype worden systematisch blootgesteld aan andere omgevingen dan
personen met ander genotype


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller PsychologieStudent1303. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.82. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.82
  • (0)
  Add to cart