Atherosclerose PPT en basic pathology boek gebruiken bij studeren
Vragen
1. Beschrijf het verloop van atherosclerose.
2. Hoe gaat een atheroomplaque over van een stabiele fase naar een vulnerabele fase, en wat zijn hiervan de mogelijke
klinische gevolgen?
3. Beschrijf de endotheliale controle van de vaattonus. Welke rol speelt het endotheel in de pathogenese van
atherosclerose?
4. Welke fysiopathologische rol spelen monocyten, macrophagen, T-lymfocyten en dendritische cellen en stamcellen in het
proces van atherosclerose?
5. Welke fysiopathologische rol spelen bloedplaatjes en de hemostasecascade in het proces van atherosclerose? Kader
hierbij ook de belangrijkste antithrombotische behandelingen zoals gebruikt bij atherosclerose.
6. Beschrijf de belangrijkste risicofactoren voor atherosclerose bij de mens, en kader hun fysiopathologisch
aangrijpingspunt.
Algemeen
- Coronaire ischemische aandoening
- Verstopping van de slagaders
- Meestal thv vitale arteriën
- Arteriële insufficientie van de onderste ledematen met claudicatio intermittens, ulceraties
en gangreen
- Gevolgen:
o Nierinsufficiëntie – renovasculaire hypertensie
o Aneurismata van de aorta – aortadissectie/ruptiir
o Cerebrovasculaire accidenten: hersenen en hart
- Doodsoorzaak nr 1 in westerse wereld
Microscopische plaque opbouw
Normale vaatwand
Evolutie van atherosclerose
Eerste 40 jaar = silentieus; geen impact op het leven
- Verdikking van neo intima (excentrisch) verkrijgt meer gladde spiercellen
- Monocyten/ontstekingscellen komen ook binnen via endotheel en vullen zich met LDL
partikels → schuimcellen (macrofagen) → vetten
- Het geheel van oranje + geel = atheros = ‘slijk’
- Fibreuze kap: sluit centrale vetbel af van lumen. Fibreuze kap bestaat uit elastische fibreuze
vezels.
- Op dit moment is er nog geen effect op perfusie
- Ons lichaam heeft ook aanpassingsmechanismen = positieve arteriële remodelling (wordt
ellipser/groter) (er bestaat ook een negatieve remodelling, maar meestal +)
1
,50 – 80 jaar: snelle verandering, maar trigger is nog niet volledig gekend.
In de overgang tussen fibreuze kap en vaatwand (=schouders van fibreuze kap = wit sterretje)
ontstaat een accumulatie van ontstekingscellen die de fibreuze kap beginnen af te breken door
lytische enzymen (trigger niet gekend) → vulnerabileit van wand → ziektebeeld ontstaat, want als
fibreuze kap breekt komt atheros in contact met bloed → binnen enkele seconden ontstaat er een
klonter (licht blauwe banaan) uit bloed en vet. Het volume van het lumen neemt af omdat de
atheroplaque heel thrombogeen is. Er zullen veel bloedplaatjes aan hechten. Dit vormt dus een
thrombus. Het grootste gevaar van de thrombus is dat deze nog groter kan groeien doordat er veel
bloedplaatjes aan hechten. Uit de vaatwand zal er weer een ontstekingsinfiltraat de arterie in
komen, en deze ontstekingscellen zullen de thrombus vervangen voor littekenweefsel. De thrombus
zal dus in de vaatwand opgenomen worden. Een plaque wordt op een gegeven moment kwetsbaar
en heet dan een kwetsbare of vulnerabele plaque, dit gebeurt vooral bij een grote plaque en een
dunne intima/fibreuze kap. Dus waar er een hoge kans is op rupturen
Als klonter heel groot is → afbraak perfusie → infarct.
Als klonter klein is → klonter opgeruimd door lichaam → littekenweefsel ingebouwd in arterie
(donker oranje op prent)
Oranje: neointima met GSC
Geel: schuimcellen
Atherosclerose in late stadia
→ jodium contrast injectie (prent A)
→ aan driehoek pijltje is er een klonter
Afbeelding B: doorsnede van athersclerose op oude
leeftijd → zeer gecompliceerd
2
,Hoofdrolspelers
1. Endotheel:
Normale arterie
Acetylcholine buiten het endotheel werkt in op muscarine
receptoren op gladde spiercellen. Dit zorgt voor
vasoconstrictie van arterie.
Acetylcholine werkt in op muscarine receptor in het
endotheel → L-argine komt vrij → activeert NO en zorgt
voor vasodilatatie. Ook nitraten (R-NO) zorgt ook voor vasodilatatie.
Bij een beschadigd endotheel zal de vasculaire tonusbalans richting vasoconstrictie neigen,
omdat NO niet door de wanden tot de GSC kan geraken. Ook de muscarine receptoren
verdwijnen bij ziek endotheel → inbalans tussen vasoconstrictie/vasodilatatie
Risicofactoren (nicotine, LDL) activeren endotheel → activeren selectines → ontstekingscellen
worden naar vaatwand toe getrokken → gaan in subendotheliale ruimte (diapedese =
ontstekingscellen om na adherentie van geactiveerd vaatendotheel uit de bloedbaan te treden)
= initiatie van atherosclerose.
Atherosclerose = inflammatoire ziekte
2. Monocyt/macrofaag
Komt dus in subendotheliale ruimte na activatie van endotheel (selectines)
→ monocyt wordt een macrofaag.
→ ook LDL zit in subendotheliale ruimte
→ macrofaag fagocyteert LDL → schuimcel (foamcel)
* T-lymfocyten gaan ook GSC en fibroblasten laten migreren naar intima vanuit media →
vorming fibreuze kap (dit gebeurt via andere cytokines).
3. Lymfocyt
- T-lymfocyt zorgt voor transformatie van monocyt naar macrofaag
- T-lymfocyt gaat er ook voor zorgen dan GSC en fibroblasten migreren naar intima vanuit
media → fibreuze kap wordt gevormd
- Dit gebeurt allemaal via verschillende cytokines
4. Dendritische cel = inflammatoire cel = ‘dirigent’
Een dendritische cel = APC tussen AG en T-lymfocyt. LDL en nicotine kunnen ook gezien worden
als AG en dan via APC aangeboden worden aan T-lymfocyt → T-lymfocyt gaat zijn functies
uitvoeren (zie hierboven) → invloed op monocyten, GSC en fibroblasten
5. Gladde spiercel
6. Vetcellen – cholesterol
LDL zal het endotheel activeren en voor diapedese van monocyten zorge
7. Stollingssysteem
Stolsel in arterie: witte thrombus met veel bloedplaatjes
Stolsel in venen: rode thrombus omdat venen lage druk hebben → rode bloedcellen, fibrine
vezels en weinig bloedplaatjes.
GPIIb/IIIa receptor (=glycoproteïne IIb, IIIa receptor op bloedplaatjes) is pas actief als
endotheel geactiveerd is, dit omdat de conformatie van de receptor verandert. Fibrinogen
kan hier nu op binden. Dit zijn dus de ankermoleculen die bloedplaatjes aan elkaar
verankeren. Als deze bloedplaatjes verankerd zijn gaan zij granules vrijstellen waarin ook
weer stoffen zitten die rekrutie van bloedplaatjes bevorderen. Zo ontstaat er dus een
stroom aan bloedplaatjes die vasthechten aan elkaar en zo ontstaat een plaatjesthrombus.
3
, In atherosclerosis, platelets facilitate the recruitment of inflammatory cells towards the
lesion sites and release a plethora of inflammatory mediators, thereby enriching and
boosting the inflammatory milieu. Platelets do so by interacting with endothelial cells,
circulating leukocytes (monocytes, neutrophils, dendritic cells, T-cells) and progenitor cells.
This cross-talk enforces leukocyte activation, adhesion and transmigration
Na aandoeningen zoals atherosclerose/thrombus moeten patiënten vaak asprine pakken
(hele lage dosis) = bloedverdunners, verhindert de vorming van thromboxaan IIa
→ minder snel plaque vorming
8. Progenitor cellen
Endotheelcellen = eindige levensduur, progenitorcellen kunnen soort ‘blanke lei’ geven bij
beschadiging
→ kunnen geïnitieerd worden door lichaamsbeweging
→ beweging zorgt voor vernieuwing endotheel en minder kans op atherosclerose
Risicofactoren
❖ Beïnvloedbare risico’s
o Dyslipidemie
▪ Totale cholesterol
▪ LDL cholesterol
▪ HDL cholesterol
▪ Triglyceriden
o Roken
o Arteriële hypertensie
o Gebrek aan fysieke activiteit
o Overgewicht
o Persoonlijkheid:
▪ Type A: leven onder tijdsdruk – stress
▪ Type D: neiging om negatieve ervaringen op te doen, gesloten karakter
opkroppen van problemen
▪ Depressie
❖ Niet beïnvloedbare risico’s
o Familiale voorgeschiedenis
o Leeftijd en geslacht – vrouwen voor menopauze hebben minder atherosclerose
(oestrogeen = beschermend); na meno – ongeveer gelijk man/vrouw
o Diabetes mellitus
❖ Andere: hemostatische factoren, homocysteïne, circulerende antioxidantia
Mensen met kans op atherosclerose hebben vaak symptomen die op voorhand zichtbaar zijn:
stretch op bv huid (xanthelasmas) of pezen (xanthomen) zorgt voor influx van ontstekingscellen.
Arcus lipidicus: grijze ring rond oog, treft maar 1 oog. Hoe het ontstaat is nog onbekend.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lizaburdz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.