TOETSDOELEN GROEPSDYNAMISCH SAMENWERKEN
1a1. Kan de verschillende hoofdstromingen binnen de groepsdynamica opnoemen en
onderscheiden.
Psychologie: gedrag benaderen als een individueel verschijnsel, het gedrag komt vanuit de
persoon zelf.
Sociologie: richt zich op de grotere maatschappelijke verschijnselen en ontwikkelingen.
Bestudeert maatschappelijke problemen en sociale veranderingen zoals individualisering,
democratisering, geweld, welzijn, etc.
Groepsdynamica: Studie van het gedrag van mensen in kleine groep (psychologie +
sociologie). Groepsdynamica kan als brug functioneren als we herkennen dat individu
en maatschappij, individu en groep, op elkaar zijn aangewezen. Het een kan niet
bestaan zonder het ander. Vervlechting van individu en de context is het
aandachtsgebied in de groepsdynamica.
Doel van groepsdynamica: ‘Ertoe bijdragen dat de groep in haar kracht komt.’
1a2. Herkennen en onderscheiden hoe groepen ontstaan en wat de verschillen tussen
groepen zijn (Cooley, Satre).
1. Groepen die sociale-emotionele behoeften bevredigen (gezin, vriendengroep).
- Primaire groepen: persoonlijke en intieme relaties in directe contactsituaties.
2. Groepen die onze belangen en onze rationele behoeften bevredigen (taakgroepen,
werkgroepen, groepen in de arbeidssituatie).
- Secundaire groepen: koele, onpersoonlijke, relationele en formele relaties.
Een groep (5 mensen):
- Directe contactsituatie: face-to-face relationship. Gaat om interactie en context:
dus meer contact hebben met elkaar binnen bedrijf omdat je aan dezelfde kleine
opdracht werkt.
- Groepsbewustzijn: leden zijn zich bewust van lidmaatschap. Lid zijn van de
groep is deel geworden van hun identiteit. Zelfde normen en hetzelfde doel.
- Motivatie: lid worden vanuit bepaald belang of persoonlijke behoefte (diploma
halen).
- Doelstelling: een gemeenschappelijk doel bereiken.
- Structuur: patroon van machtsrelaties een van affectieve relaties.
- Interdependentie: wederzijdse betrokkenheid. Gebeurt er iet met één lid dan
heeft dat invloed op de rest van de groep.
- Interactie: alle leden moeten rechtstreeks zonder tussenpersoon kunnen
communiceren met elkaar.
Primaire en secundaire groepen: persoonlijke relaties vs functionele relaties (zie doel 1a2).
Informele en formele groepen: doel, rol en norm is duidelijk vs niet vastliggende
regelingen.
Ingroup en outgroup: wij-groep en zij-groep. Dus de outgroup zijn alle anderen die wij niet
wij noemen.
Trainingsgroepen en therapiegroepen: beiden beter willen worden. Optimaliseren en
geestelijke gezondheid vergroten.
1b1. Kennis van de verschillende fasen en niveaus in groepen en kan deze benoemen,
onderscheiden van elkaar en toepassen (Remmerswaal, Homans).
Inhoudsniveau: datgene waar de groep mee bezig is. Als de groep het doel niet weet, wordt
de inhoud stuurloos. (wat)
Procedureniveau: genomen maatregelen zodat een groep kan werken aan de taak.
Agenda, planning, werkruimte. Het organiseren. (hoe)
, Interactieniveau: wisselwerking tussen meerdere elementen. Wat er zich tussen de
deelnemers van de groep plaatsvindt. Machtsverhoudingen, leiderschap. Gaat om de sfeer
en het klimaat in een groep. Gedrag wordt bij elkaar beïnvloed.
Bestaansniveau: Wat zich afspeelt in het innerlijk van de deelnemer. Gaat dus om
individuele processen. Gaat vaak om eigen zelfbeeld en eigen identiteit. Erkenning zoeken.
Het gevoel om mee te tellen; de erkenning voor wat je kunt; de erkenning voor wie je bent
als persoon.
Contextniveau: sociale, culturele en historische achtergronden van de deelnemers. Je
bagage.
- De cultuur waarin we leven (en die ook in ons leeft)
- De maatschappij
- De organisatie waarin we leven en werken
- De groep waar we deel van uitmaken
- De persoonlijke biografie en levensgeschiedenis
- De tijd waarin we leven.
Weerstand: gedrag van iemand die het niet lukt op functionele wijze duidelijk te maken wat
hij te zeggen heeft.
De integrale benadering: zoekt naar de oplossing waarmee zowel het individu als de groep
geholpen worden. Dus oorzaken uit de verschillende niveaus halen en hier interventies bij
uitvoeren.
Remmerswaal: Fasen van groepsontwikkeling
1. Voorfase: de voorgeschiedenis van de groep. Vastellen van de doelen. Plan van
aanpak. Ontwerpfase.
2. Oriëntatiefase: Onzekerheid. Elkaar aftasten. Plek zoeken. Creëren van duidelijkheid
(nodig voor veiligheid). Hoor ik erbij?
3. Invloedfase: Tijd om aan de slag te gaan. Niet iedereen is zo ver. De vaste
leiderschapsstructuur verandert naar eigen passende invloedsverdeling. Machtsfase.
Controle en invloedsverdeling. Conflict durven aangaan om zo tot een betere
verhouding te komen. Fase is klaar als iedereen zijn eigen mening kan geven en
hebben.
4. Affectiefase: Betrokkenheid, cohesie en intimiteit. Hoe dichtbij mag je komen? Hoe
persoonlijk word je?De mate van intimiteit die geaccepteerd wordt. Bij de afronding
van deze fase voelen leden zich vertrouwd bij elkaar.
5. De autonome groep: De groep is tot volle rijping gekomen. Open groepsklimaat
waarin iedereen zichzelf kan zijn. Kan ik helemaal mezelf zijn? Accepteren van jezelf
in relatie tot anderen en tot de taak. Individu centraal.
6. Afsluiting: de afsluiting (taakgericht aspect) en het afscheid (sociaal-emotioneel
aspect). Doelen behaald? Vragenlijst. Betekenisrondje/ feedbackrondje.
1b2. Kan andere theorieën en modellen over groepsfasen benoemen en aangeven wat
de verschillen zijn (volgens, Lewin, Tuckman, Schutz).
Het lineaire model: Fasen ontwikkelen zich in een voorspelbare volgorde. De fasen zijn
duidelijk van elkaar te onderscheiden. Elke fase bevat een specifiek ontwikkelingstaak om te
volbrengen, voordat de volgende fase kan beginnen.
Het spiraalmodel: Spiraalbeweging naar diepgang. Thema’s die bij een groep horen komen
steeds dieper aan de orde. Thema’s vallen niet samen met de ontwikkelingstaken in een
fase. Kan gaan over: veiligheid, afhankelijkheid, agressie, erotiek, etc.
Het polariteitenmodel: Themagecentreerde interactie (TGI). Gaat over polariteiten die
tegenover elkaar staan, zoals: taak versus proces, rationaliteit versus irrationaliteit.
Lewin: Veldtheorie: het gedrag van mensen is het effect van het karakter van het individu
en invloeden uit de omgeving. Je hebt een eigen identiteit en een sociale identiteit. Gedrag in
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller estherdenooijer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.83. You're not tied to anything after your purchase.