Het document omvat een uitgebreide begrippenlijst van het vak 'Psychologische interventies en mensbeelden', met onderdelen Leerpsychologie, Gedragstherapie, Humanistische en existentiële benadering, en relatie- en gezinstherapie.
Paradigma Een geheel van samenhangende assumpties die samen een bepaalde
mensvisie of mensbeeld vormen.
Scientist-practitioner Denken en handelen dat gebaseerd is op wetenschappelijke kennis. (Anders
model dreigt bricolage, samenraapsels en samenklutsen van allerlei technieken en
interventies zonder dat je weet waarom je iets (niet) doet.)
Psychotherapie - Een interpersoonlijke behandeling, gebaseerd op psychologische principes,
en heeft betrekking op een getrainde therapeut en een cliënt.
- Door de therapeut beoogd als helend/genezend.
- Aangepast/geïndividualiseerd op de cliënt en zijn/haar probleem.
6 competenties van - Generische competenties
psychotherapie - Basiscompetenties
- Specifieke competenties
- Algemene meta-competenties
- Probleem-specifieke competenties
- Specifieke meta-competenties
Dodo bird verdict Alle empirisch gevalideerde psychotherapieën, ongeacht hun specifieke
componenten, leveren gelijkwaardige resultaten op.
Bench-marking studies In hoeverre te veralgemenen naar de dagelijkse klinische praktijk?
LEERPSYCHOLOGIE
Leren Een relatief duurzame verandering in het potentieel om een bepaald gedrag
te stellen, dat toe te schrijven is aan ervaring met gebeurtenissen in de
omgeving die specifiek gerelateerd zijn aan dat gedrag.
3 fundamentele types - Ervaring met een prikkel/gebeurtenis op zich. (S) (Habituatie/sensitisatie)
van ervaring - Ervaring met de relatie tussen twee prikkels/gebeurtenissen. (S-S) (Klassieke
conditionering)
- Ervaring met de relatie tussen gedrag en een consequente
prikkel/gebeurtenis in de omgeving. (R-S) (Operante conditionering)
Substraten van gedrag - Homogeen: boetseren van klei tot een gewenst object. (plasticiteit van
gedrag)
- Heterogeen: bewerken van een blok hout tot het gewenste object.
Habituatie Afname van de sterkte of probabiliteit van een respons ten gevolge van
herhaaldelijke aanbieding van de ontlokkende prikkel
Sensitisatie Toename van de sterkte of probabiliteit van een respons ten gevolge van
herhaaldelijke aanbieding van de ontlokkende prikkel
Sign-tracking/auto-shapi Wanneer een lampje aangaat (VP), komt er voedsel in het bakje (OP). Na
ng verloop van tijd gaat de duif op het lampje pikken (VR), wat we sign-tracking
of auto-shaping noemen.
Goal-tracking Het stellen van toenaderingsgedrag ten opzichte van een plaats waar de
interactie met de OP (voedselbakje) zal plaatsvinden.
,Optreden van - De aard van de VP
sign-tracking vs. - Procedurele aspecten van de conditioneringsopstelling
goal-tracking hangt af - Individuele verschillen
van
Geconditioneerde 1. Aanleren van een stabiel (operant) gedrag, bv. drukken -> voedsel.
suppressie 2. Klassieke (vrees)conditionering, bv. toon (VP) -> schok (OP).
3. Aanbieden van de VP tijdens het operant gedrag
-> De operant wordt onderdrukt tijdens de VP
Suppressieratio Een index voor de mate van geconditioneerde vrees voor de VP.
( #𝑅 𝑡𝑖𝑗𝑑𝑒𝑛𝑠 𝑑𝑒 𝑝𝑟𝑖𝑘𝑘𝑒𝑙
#𝑅 𝑡𝑖𝑗𝑑𝑒𝑛𝑠 𝑑𝑒 𝑝𝑟𝑖𝑘𝑘𝑒𝑙 + #𝑅 𝑣𝑜𝑜𝑟 𝑑𝑒 𝑝𝑟𝑖𝑘𝑘𝑒𝑙 )
Adequate - VP-alleen: herhaald aanbieden van de VP (belletje), zonder OP (voedsel).
controlecondities - OP-alleen: herhaald aanbieden van de OP (voedsel), zonder VP (belletje)
- Zuiver random controle: aanbieding van de VP en OP, even frequent als in
de experimentele conditie, maar zonder systematisch verband.
- VP+/VP- discriminatieve controle: de VP+ wordt aangeboden, gevolgd door
de OP; de VP- wordt aangeboden zonder de OP
- Niet-gepaarde controle: aanbieding van de VP en OP, even frequent als in de
experimentele conditie, maar VP en OP komen nooit samen voor.
OP-devaluatie Het effect van manipulaties die worden doorgevoerd op de betekenis van de
OP na de conditioneringsfase en in afwezigheid van de VP, zodat die afzwakt.
OP-inflatie Het effect van manipulaties die worden doorgevoerd op de betekenis van de
OP na de conditioneringsfase en in afwezigheid van de VP, zodat die
toeneemt.
Temporele relaties - Simultane conditionering: perfecte temporele contiguïteit tussen VP en OP
- Uitgestelde conditionering: de VP wordt in de tijd (iets) voor de OP
aangeboden en duurt minimaal tot het begin van de aanbieding van de OP.
Er is dus gedeeltelijke overlap tussen de aanbiedingen van de VP en de OP.
- Spoor-conditionering: de VP wordt in de tijd (iets) voor de OP aangeboden
en duurt maximaal tot het begin van de aanbieding van de OP. Er is dus
geen overlap meer tussen de aanbiedingen van de VP en de OP.
VP-OP-interval Het tijdsinterval tussen het begin van de aanbieding van de VP en het begin
van de aanbieding van de OP.
Contingentie De mate waarin de aanwezigheid van een stimulus een predictor is voor de
andere stimulus.
Excitatorische De VP als predictor voor de aanwezigheid van de OP: P(OP/VP) > P(OP/geen
conditionering VP) (positieve contingentie)
Inhibitorische De VP als predictor voor de afwezigheid van de OP: P(OP/VP) < P(OP/geen VP)
conditionering (negatieve contingentie)
Traditionele De mate van VP/OP-contingentie bepaalt de mate van de VP/OP-associatie.
leerverklaring
Recente De mate van de VP/OP-contingentie bepaalt de mate van de gedragsmatige
performantieverklaring expressie van de VP/OP-associatie.
, Blokkering Wanneer er een perfecte contingentie bestaat tussen VP1 en OP, waaraan
een VP2 wordt toegevoegd die ook perfect contingent is met de OP, treedt er
geen of veel mindere conditionering op bij VP2. (VP moet predictief en
niet-redundant zijn)
Geconditioneerde B wordt een signaal voor de afwezigheid van een OP, die op basis van andere
inhibitie cues wél verwacht wordt.
Free-operant methode Geautomatiseerde proefopstelling waarbij het subject bepaalt wanneer een
(Skinner) nieuwe trial wordt toegediend.
Belang van - Geconditioneerde/secundaire bekrachtiger: een prikkel die later inruilbaar
onmiddellijke is voor de primaire bekrachtiger.
bekrachtiging kan - Markeerprikkel: een visuele/auditieve cue die attendeert op de cruciale
omzeild worden door: target R, die deze distinctief/beter memoriseerbaar maakt.
Soorten associaties - S-R associatie (operante conditionering)
- S-O associatie (klassieke conditionering: VP-OP)
- S(R-O) associatie (klassieke conditionering: B(A-OP))
Wat maakt iets tot een - Thorndike (law of effect): een positieve bekrachtiger is een prikkel die een
bekrachtiger? bevredigende toestand teweegbrengt.
- Hull (drive-reductie theorie): wat een prikkel bekrachtigend maakt, is zijn
effectiviteit om een behoeftetoestand te reduceren.
- Premarck principe: een respons met een hoge probabiliteit (bv. eten)
fungeert als bekrachtiger voor een respons met lage probabiliteit (bv.
hendeldrukken).
- Timberlake & Allison (respons-deprivatie hypothese): een factor intrinsiek
verbonden aan de operante contingentie. Er is een restrictie op de
beschikbaarheid van de bekrachtigende respons, en deze restrictie maakt
deze tot bekrachtiger.
Soorten bekrachtigers - Primaire bekrachtigers: stimuli die effectief zijn in het doen afnemen van
(Hull: drive-reductie een biologische behoefte, zonder voorafgaande training.
theorie) - Secundaire/geconditioneerde bekrachtigers: stimuli die geassocieerd zijn
met primaire bekrachtigers.
- Sensoriële bekrachtigers: stimuli die noch als primaire, noch als secundaire
bekrachtiger werken, maar toch bepaalde gedragingen in stand houden.
Deze vorm van bekrachtiging kan niet verklaard worden door de theorie.
Differentiële Noodzakelijke en voldoende voorwaarde voor bekrachtiging is een
probabiliteitsprincipe contingentie tussen een laag-waarschijnlijke en een hoog-waarschijnlijke
activiteit.
Respons-allocatie Een beperkte toegang tot de bekrachtigende respons leidt tot een
(respons-deprivatie herverdeling (reallocatie) van gedragingen: daling van de bekrachtigende
model) respons en een stijging van de instrumentele respons.
Behavioral bliss point Distributie van gedrag over verschillende respons-alternatieven, in de
afwezigheid van eender welke restrictie.
Gedragseconomie Verdelen van beschikbare gedrag over verschillende gedragsopties (zoals geld
verdelen over verschillende goederen/diensten).
Vraag-elasticiteit Hoe reageert de vraag op de prijs? (Als tv kijken een goed substituut is voor
muziek luisteren, zal hij niet meer schoolwerk doen, maar wel meer tv kijken;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller teunvankerkhoven. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.