Ik scoorde voor dit tentamen een 8.7! Met deze allesomvattende samenvatting ken jij binnen no-time de belangrijkste aspecten van hoofdstuk 7 en 8 uit je hoofd. Succes ;)
7.1 Wat is een product?
Product: een combinatie van tastbare en niet-tastbare eigenschappen waarmee aan artikel of dienst
voorziet in de wensen en behoeften van de klant. (bundle of benefits)
3 productniveaus:
Kernproduct (core product/benefit): de probleemoplossende, niet-tastbare voordelen.
Tastbaar product (actual product): een product met de eigenschappen of functies die
consumenten ervan verwachten, dus kwaliteit, vormgeving, merknaam, verpakking en
speciale functies of eigenschappen.
Uitgebreid product (augmented product): de niet-tastbare, psychologische voordelen en
serviceverlening, vaak extra’s zoals service, garantie, kredietverlening, merkbeleving,
installatie en thuisbezorging.
Productattributen: de technische kenmerken van het product en de voordelen waar de kopers op uit
zijn.
7.2 Typen consumentenproducten
Consumentenproducten/consumptiegoederen: worden verkocht aan individuele klanten en hun
gezinnen voor hun persoonlijke consumptie of eigen gebruik. Dit zijn de finale afnemers of
eindgebruikers van het product.
Convenience products (gemaksproducten): producten die de consument vaak koopt.
o Dagelijkse gebruiksartikelen
o Impulsproducten
o Noodproducten
Shopping products (winkel- of keuzeproducten): producten die de consument al winkelend
vergelijkt op punten als kwaliteit, prijs en stijl voordat hij een koopbeslissing neemt (kleding).
o Homogene producten: consument ziet geen verschillen en is opzoek naar de laagste
prijs.
o Heterogene producten: consument ziet verschillen en heeft een merkvoorkeur (prijs-
kwaliteitsverhouding).
Specialty products: producten (auto’s) of diensten (crèche) waarvoor consumenten bereid
zijn de nodige moeite te doen. Hoge merkvoorkeur en consumentenbetrokkenheid.
Unsought products (onbekende of niet-gewilde producten): producten die de consument
niet kent of pas koopt als hij ze echt nodig heeft om een probleem op te lossen.
o Bekend
o Nieuw
Zakelijke producten/industriële producten: worden geleverd aan organisaties die ze op hun beurt
doorverkopen of gebruiken in hun eigen productieproces of dienstverlening.
Andere productindelingen:
Duurzame goederen: producten die herhaaldelijk worden gebruikt (auto’s, tablet of
vaatwasser), hoge betrokkenheid.
Niet-duurzame goederen/verbruiksgoederen: hebben een korte levensduur (max 3 jaar
zoals kleding en schoenen) of worden snel geconsumeerd (frisdrank en shampoo), dit wordt
ook wel fast moving consumer goods genoemd of frequent gekochte consumptiegoederen.
Diensten: niet-tastbare en vrij snel vergankelijke activiteiten of handelingen zoals het
repareren van een scooter of vrijwilligerswerk.
,7.3 Assortimentsbeleid
Assortiment: alle productgroepen, producten, producttypen en merken die het bedrijf verkoopt.
Productgroep: een reeks producten en producttypen in het assortiment die nauw met elkaar zijn
verbonden.
Productvariant/producttype: een bepaald type product dat zich op basis van bepaalde
productattributen onderscheidt van andere varianten van hetzelfde product.
Dimensies van het assortiment:
Assortimentsbreedte: heeft betrekking op het aantal productgroepen, dus hoe meer
productgroepen, hoe breder het assortiment.
Assortimentsdiepte: heeft betrekking op het productaanbod binnen een bepaalde
productgroep. Hoe groter het aantal varianten (merken, typen, maten), hoe dieper het
assortiment.
Assortimentslengte: heeft betrekking op het totale aantal artikelen dat een bedrijf in al zijn
productgroepen voert.
Assortimentsconsistentie: de mate van samenhang tussen de producten in het assortiment.
o Branchevervaging: waarbij de verschillen tussen de branches verminderen.
Assortimentssanering: het krimpen van de sortering artikelen die het bedrijf voert, oftewel het
gezond maken van het assortiment. (line pruning)
Assortimentsprijsbeleid: hier houd je bij de prijsbepaling van alle producten in het assortiment
rekening met het verband tussen de diverse productgroepen en artikelen.
Price lining: hierbij bied je het hele assortiment in een bepaalde productgroep voor een
beperkt aantal prijzen, zo vergemakkelijk je de koopbeslissing voor de klanten.
Productline-pricing: hierbij worden de producten die wat betreft consumptie verwant zijn
(wijn en kaas) of complementair zijn (hardwaren en software), in samenhang geprijsd. Het
doel is om de verkoop van het hele assortiment te maximaliseren en zo de winst te
verhogen.
20/80-regel: die stelt dat ongeveer 20% van de gevoerde artikelen zorgt voor 80% van de totale
omzet.
Kernassortiment: 20%, dat zijn artikelen met een hoge omloopsnelheid. Omdat deze producten een
onmisbaar deel uitmaken van de winkelformule van de retailer, kun je ze niet uit het assortiment
verwijderen.
Randassortiment: 80%, hebben een lage omloopsnelheid. Ze zijn voor de detaillist niet aantrekkelijk
door hun omloopsnelheid, maar door hun hoge brutowinstmarge.
Brandstretching/merkuitbreiding (oprekken): de strategie waarbij een bedrijf een van zijn huidige
merknamen ook voor nieuwe producten gebruikt.
Line extension/lijnextensie: het bedrijf gebruikt zijn al gevoerde merknaam voor nieuwe
productvarianten die deel uitmaken van dezelfde productgroep.
o Line filling/opvullen (horizontaal): hierbij breid je het assortiment uit door het
toevoegen van producten of productvarianten die binnen de huidige prijsrange
vallen. (dezelfde prijs-kwaliteitsverhouding)
o Line stretching/ uittrekken (verticaal): toevoeging van nieuwe producten binnen
dezelfde productgroep, maar buiten de oorspronkelijke productlijn. (andere prijs-
kwaliteitsverhouding)
Trading-up (hogere prijs): een assortimentsuitbreiding met een kwalitatief
beter artikel in een hogere prijsklasse.
Trading-down (lagere prijs): het toevoegen van een lager geprijsd artikel aan
het assortiment om zo een grotere doelgroep te bereiken.
Two-wat stretch: als een productgroep wordt uitgebreid met een hoger en
lager geprijsd product.
o Line pruning/ inkrimpen (snoeien saneren): het product wordt verwijderd.
, Brand extension/merkextensie: waarbij een bestaande, als positief ervaren merknaam
wordt geplakt op een nieuw product in een andere productgroep of -categorie.
Upgrading: hierbij gaat het om een (her)positioneringsstrategie om de perceptie van de klant te
beïnvloeden.
Downgrading: ze proberen bewust de perceptie van het kwaliteits- en prijsniveau van een
productgroep te verlagen.
7.4 Productlevenscyclus
Productlevenscyclus: het verloop van de afzet van een product in de tijd.
Introductiefase: nadruk op marktpenetratie, aantrekkelijke websites creëren, zet social media in en
investeren in andere marketingcommunicatie om zo veel mogelijk consumenten tot een
proefaankoop over te halen.
Primaire en secundaire vraag
Snelle groeifase: nadruk op merkvoorkeur, toenemende concurrentie, toenemende afzet en winst.
Afnemende groeifase: nadruk op merktrouw, hierin groeit de omzet nog wel, maar minder snel,
zware concurrentie, introductie nieuwe modellen.
Penetratiegraad
Volwassenheidsfase: nadruk op verdedigen van marktaandeel, de omzet bereikt na een lichte
stijging zijn hoogste punt om vervolgens weer te gaan dalen, lage/stabiele prijs.
Marktverzadiging
Neergangsfase: nadruk op ‘uitmelken’ van product, minder concurrenten, lage winst.
Je kunt de afzet analyseren op het niveau van:
Productklasse/productcategorie (vervoer)
Producttype/productvariant (coupé, cabriolet, terreinwagen)
Het merk (Nissan, Jeep)
Market-stretching: de volwassenheidsfase verlengen door zich op nieuwe marktsegmenten te
richten of huidige afnemers te stimuleren om het product vaker te gebruiken.
Cycle-recycle: omvat een combinatie van innovatie en een intensief gebruik van promotie om een
nieuwe levenscyclus te creëren voor een product dat zich al in de neergangsfase bevindt.
7.5 Kwaliteit en klantenservice
Kwaliteitsbeleid:
Productkwaliteit: de belangrijkste kenmerken van het product die inspelen op de wensen,
behoeften en verwachtingen van de klant.
2 dimensies:
o Technische kwaliteit: slaat op de mate waarin het product naar behoren
functioneert en omvat eigenschappen die je objectief kunt meten.
o Consumentenkwaliteit: houdt verband met de afgeleide en vaak niet-tastbare
kenmerken die consumenten van het product verwachten.
Garantiebeleid:
Garantie: is een schriftelijke verklaring van wat een leverancier belooft te doen als zijn
product defect raakt of niet meer naar behoren functioneert.
Servicebeleid:
Service: elke vorm van dienstverlening voor, tijdens en na de aankoop die het voor klanten
makkelijker maakt om het product te kopen en te gebruiken en de kans op
herhalingsaankopen vergroot.
Customer service
Cost to serve: de kosten die verbonden zijn aan serviceverlening.
Webcare: service via social media
Relatiemarketing omvat 4 prioriteiten:
o Productkwaliteit
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller NaliniBiere. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.82. You're not tied to anything after your purchase.