Van het 5vwo Boek van nectar is hoofdstuk 13: Zenuwstelsel samengevat (met behulp van leerdoelen). Met alle paragrafen die daar toebehoren:
13.1: Het centrale zenuwstelsel
13.2: Cellen in het zenuwstelsel
13.3: Impulsgeleiding
13.4: Impulsoverdracht tussen neuronen
13.5: Autonome zenuwstelsel
H13 Zenuwstelsel
13.1 Het centrale zenuwstelsel
1 Je kunt m.b.v. Binas 88B uitleggen uit welke onderdelen het zenuwstelsel is opgebouwd.
Het zenuwstelsel kent twee delen; het centrale deel en een perifeer deel.
- Centrale zenuwstelsel (CZS); bestaande uit de neuronen (zenuwcellen) van de hersenen en die
van het ruggenmerg met hun ondersteunende cellen.
De donkere kleur (grijze stof) komt uit de cellichamen van neuronen. De lichte kleur (witte
stof) komt van de myeline, een witgele vetachtige stof.Astrocyten spelen een belangrijke rol
bij de uitwisseling van stoffen tussen het bloed en het hersenvocht. Astrocyten zijn zogeheten
gliacellen; steuncellen met veel uitlopers.
- Perifere zenuwstelsel; bestaande uit zenuwen, bundels uitlopers van neuronen die zintuigen
verbinden met het CZS en het CZS met spieren en klieren. → gebeurt in het hersenschors
Er komen impulsen binnen via sensorische centra naar het hersenschors, in het primaire
centrum vindt de bewustwording plaat. Deze geeft het door aan het secundaire centrum;
interpreteren, bij het primaire motorische schors vindt het aansturen van spieren plaats. Het
secundaire motorische schors laat je spieren daadwerkelijk bewegen.
2 Je kunt uitleggen waaruit grijze en witte stof van een zenuwcel bestaat.
Grijze stof: donkere kleur in de hersenen is afkomstig van de cellichamen van de miljarden neuronen.
Witte stof: komt van de myeline; een witgele vetachtige stof (B88A)
3 Je kunt de bloed-hersenbarrière beschrijven en de functie benoemen.
Om de hersenen te beschermen tegen o.a. ongewenste stoffen is er een bloed-hersenbarrière, die
selectief stoffen doorlaat via actief transport.
De endotheelcellen van de haarvaten in de hersenen zitten strak tegen elkaar door tight junctions. Om
de haarvaten heen liggen uitlopers van astrocyten (gliacellen). Samen vormen ze de
bloed-hersenbarrière (gesloten kring) die selectief stoffen doorlaat.
6 Je kunt de functie van de thalamus, de hypothalamus en de kleine hersenen toelichten.
Thalamus: Alle informatie uit je zintuigen (behalve geur) gaat via de thalamus naar je hersenschors.
Dit selecteert welke impulsen van zintuigen naar de verschillende gebieden van de hersenschors gaan.
De thalamus speelt een sleutelrol bij het selecteren van informatie. Na bv te veel alcohol werkt de
GABA (neurotransmitter) niet meer goed → je kunt je niet meer alles herinneren.
Hypothalamus: is betrokken bij de homeostase, onder andere door het aansturen van de hypofyse.
Deze stuurt andere hormoonklieren aan die hormonen afgeven (bij stofwisseling, voortplanting,
bloeddruk en osmotische waarde van het bloed). De hypothalamus bevat ook een thermostaat voor het
regelen van je lichaamstemperatuur en je biologische klok.
Kleine hersenen: spelen vooral een rol in het coördineren van bewegingen. De coördinatie vindt plaats
in nauwe samenwerking met de grote hersenen; de hersenstam en het ruggenmerg.
7 Je kunt met behulp van een voorbeeld de reflexboog toelichten en uitleggen wat de functie van
een reflex is.
Een reflex is een reactie op een prikkel zonder dat of voordat er bewustwording optreedt. Reflexen
beschermen je met snelle reacties. De meeste reflexen gaan via het ruggenmerg. Reflexen uit het
,gebied van het hoofd gaan via de hersenstam en de hersenzenuwen. De weg die de impulsen bij
bijvoorbeeld die kniepeesreflex heet een reflexboog: zintuigcellen → sensorische neuronen →
schakelneuronen → motorische neuronen → spier -of kliercellen)
Schakelneuronen: voorkomen bij een reflex dat een impuls terechtkomt op ongewenste plaatsen en
geven impulsen door naar andere plekken.
13.2 Cellen in het zenuwstelsel
1 Je kunt onderscheid maken tussen de functies van de vijf verschillende type gliacellen.
90% van de cellen in hersenen en ruggenmerg zijn gliacellen:
- Astrocyten: stervormige cellen met lange, sterk vertakte uitlopers. Ze regelen de uitwisseling
van stoffen tussen neuronen en het bloed. Ze leveren steun aan de neuronen en spelen een rol
bij het herstel van neuronen na beschadiging.
- Oligodendrocyten zijn kleine cellen die verspreid in het centrale zenuwstelsel voorkomen. Zij
vormen een myelineschede om uitlopers van neuronen in het CZS. Deze isoleert de
zenuwvezels en maakt een snellere geleiding van impulsen mogelijk. De myelineschede is op
sommige plekken een klein stukje onderbroken; insnoering van Ranvier. Bij MS sterven de
oligodendrocyten af, waardoor de myelineschede verdwijnt. De impulsgeleiding raakt
verstoord, waardoor allerlei klachten kunnen ontstaan.
- Microgliacellen: veranderen in fagocyten bij weefselbeschadiging en beschermen de
neuronen tegen ziekteverwekkers.
- Ependymcellen: zijn endotheelcellen die de hersenkamers en het centrale kanaal van het
ruggenmerg bekleden. Ze produceren hersen- en ruggenmergvocht dat ze met behulp van hun
trilharen laten doorstromen.
- Cellen van Schwann: spelen een rol bij het herstellen van beschadigde neuronen. In het
perifere zenuwstelsel hebben zij een vergelijkbare rol als de oligodendrocyten in het CZS: zij
vormen een myelineschede om de lange uitlopers van neuronen.
2 Je kunt de verschillen en overeenkomsten in bouw en functie tussen de drie verschillende
neuronen toelichten.
Er zijn drie typen neuronen:
- Sensorische neuronen: ontvangen impulsen van zintuigcellen en voeren die naar het CZS. De
cellichamen van deze neuronen liggen in de romp vlak voor het ruggenmerg bijeen in spinale
ganglia (in het gebied van het hoofd liggen de sensorische neuronen die afkomstig zijn van
zintuigcellen in de hersenen. Een sensorische neuron kan een lange dendriet (met
myelineschede) hebben; het axon daarentegen is vaak kort.
- Schakelneuronen: hebben niet allemaal een myelineschede. Ze schakelen de impulsen van
sensorische neuronen en andere neuronen uit het CZS door.
- Motorische neuronen voeren de impulsen van het CZS naar spieren of via de grensstreng naar
klieren. Zij hebben korte, sterke vertakte dendrieten en kunnen een axon hebben tot zo'n 1,5 m
lang (met myelineschede).
3 Je kunt benoemen welke 3 typen zenuwen bestaan en waaruit ze zijn opgebouwd.
- Gemengde zenuwen: bevatten dendrieten van sensorische neuronen en axonen van motorische
neuronen; de impulsen gaan in de dendrieten en axonen in de tegengestelde richting.
- Sensorische zenuwen: geven impulsen van zintuigen door aan de hersencentra.
- Motorische zenuwen: sturen spieren aan (om te bewegen).
, 13.3 Impulsgeleiding
1 Je kunt beschrijven hoe de Na+- en K+-concentraties binnen een niet actief neuron zijn t.o.v.
daarbuiten (Binas 88D).
De concentraties van onder andere Na+- en K+-ionen zijn aan beide zijden van de celmembranen
verschillend. Hierdoor is er een potentiaalverschil meetbaar tussen de binnen- en de buitenzijde van
een celmembraan: de membraanpotentiaal.
Bij een neuron in rust:
- concentratie K+-ionen is binnen hoger dan buiten
- concentratie Na+-ionen is buiten hoger.
Door dit concentratieverschil dreigen K+-ionen van K+-kanalen naar buiten en Na+-ionen via
Na+-kanalen naar binnen te lekken. De meeste zijn gesloten, zo'n lekkage geeft, samen met de
aanwezige geladen eiwitten, de binnenzijde van een neuron een rustpotentiaal van ongeveer -70 mV.
Deze rustpotentiaal is essentieel voor de neuronen om te kunnen reageren.
2 Je kunt met behulp van je Binas uitleggen hoe de Na+/K+-pomp het rustpotentiaal handhaaft.
Na+-K+-pompen transporteren, tegen het concentratieverval in, steeds actief 3 Na+-ionen naar buiten
en twee K+-ionen naar binnen en handhaven zo de rustpotentiaal. Na+-K+-pompen handhaven dus deze
waarde van -70mV en pompen dus net zoveel als er door diffusie via de poorten in tegengestelde
richting weglekken. → rustpotentiaal.
3 Je kunt met behulp van je Binas en de concepten hyperpolarisatie, rustpotentiaal,
depolarisatie en refractaire periode uitleggen wat er tijdens een actiepotentiaal gebeurt in het
celmembraan. (https://biologiepagina.nl/Videobiologie/actiepotentiaal.htm)
In een neuron kan activiteit in ion poorten leiden tot het ontstaan van een actiepotentiaal. Door een
prikkel opeen de Na+-poorten en een fractie later ook de K+-poorten: Na+ en K+passeren het
membraan. Hierdoor ontstaat een actiepotentiaal
- Bij een kleine prikkel: compenseert de K+-uitstroom de Na+ -uitstroom en de
membraanpotentiaal herstelt.
- Bij een grotere prikkel: overtreft de Na+-instroom via de snellere Na+-poorten de
K+-uitstroom. Gaat deze Na+ instroom door dan ontstaat een cascade-effect, waarbij steeds
meer Na+-poorten openen.
Ter plekke stijgt het membraanpotentiaal van -70mV naar 0mV. Bij de -50mV bereikt de
membraanpotentiaal de prikkel drem en volgt er in circa 1 msec een volledige depolarisatie.:
de membraanpotentiaal verandert naar +30mV. De binnenzijde van het neuron is dan positief
ten opzichte van de buitenzijde. DE veranderde membraanpotentiaal blokkeert de
Na+-poorten; de membraanpotentiaal stijgt niet verder. Na het sluiten zijn de Na+-poorten
tijdelijk volledig geblokkeerd. De K-poorten laten nogsteeds K-ionen door met als elektrisch
gevolg dat de membraanpotentiaal in 1 msec weer daalt richting rustpotentiaal →
repolarisatie.
Doordat de k+-poorten traag sluiten, is er een extra instroom van K+-ionen; de repolarisatie gaat iets te
lang door: hyperpolarisatie. De membraanpotentiaal daalt kort onder het rustpotentiaal (meer
negatief). Vanaf het moment van depolarisatie is het neuron ter plekke korte tijd ongevoelig voor
nieuwe prikkels. Dit is de absoluut refractaire periode (circa 1 msec). Aan het einde van de Refractaire
periode zijn de Na+-poorten weer actief, maar nog wel gesloten. Zijn er in het membraan weer genoeg
Na+- poorten beschikbaar, dan kan een extra sterke prikkel tot een nieuwe actiepotentiaal leiden. DEze
fase heet de relatief refractair periode (circa 2msec)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stefaniedeboer2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.