Samenvatting ALLE kenmerkende aspecten VWO EXAMEN.
10 views 1 purchase
Course
Geschiedenis
Level
VWO / Gymnasium
Book
Geschiedeniswerkplaats / tweede fase havo historisch overzicht / deel Handboek
in dit document worden alle kenmerkende aspecten per tijdvak uitgelegd. het is duidelijk en overzichtelijk. ik doe vwo maar het is ook geschikt voor lagere niveau's. veel succes met leren!
Prehistorie
Tijd van jagers en boeren, tot 3000 voor Christus
Kenmerkend aspect 1: de levenswijze van jagers-verzamelaars
Jagers-verzamelaars zijn nomaden. Ze bouwden tijdelijke kampen en gingen van daaruit op zoek naar voedsel. Er
worden interpretaties gemaakt over hoe zij zich voelden aan de hand van bijvoorbeeld grafvondsten (ze geloofden in
het hiernamaals & de hoeveelheid gaf de status aan). De Ohalo-cultuur (20.000 voor Christus): bij het Meer van
Tiberias werden sporen gevonden van jagers-verzamelaars die geen nomaden waren. Rond 12.000 voor Christus
leefden de Natufiërs (in het Midden-Oosten) ook op een permanente plek. Voorbeelden: werktuigen,
grottekeningen, ötzi.
Kenmerkend aspect 2: het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
De landbouw werd uitgevonden in het gebied ‘Vruchtbare Halvemaan’ (Mesopotamië). Door een goed klimaat werd
landbouw mogelijk gemaakt, waardoor de bevolking groeide. Boeren werden sedentair (vestigen op één vaste plek),
gingen dieren domesticeren en werkten met nieuwe werktuigen (sikkels, ploegen, maalstenen). Ze maakten voor het
eerst aardewerk om o.a. zaden te bewaren. De mensen kregen meer bezittingen, waardoor ook een sociale
hiërarchie opkwam. De landbouw was succesvol door de irrigatielandbouw: op vruchtbaar slib van de oevers werd
verbouwd en kreeg door een ingewikkeld systeem van kanalen watertoevoer. Hierdoor ontstonden de eerste dorpen
aan de oever van de Eufraat en de Tigris. Hillman-theorie: in de laatste IJstijd en tijdens de opwarming van de aarde
was er een nog koudere periode waardoor men gedwongen was granen te domesticeren.
Kenmerkend aspect 3: het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Steden ontstonden vanwege de irrigatielandbouw. De eerste landbouw stedelijke gemeenschappen (stadstaten) met
een agrarisch-urbane samenleving ontstond in Mesopotamië. De belangrijkste stadstaat was Uruk. Kenmerken van
stadstaten:
Hiërarchische opbouw
De koning had zijn macht van de goden gekregen. Hij was opperbevelhebber, opperrechter en bestuurder
Godsdienstig centrum
De tempel was het centrum (de Ziggurat). Het bouwwerk bevond zich aan het eind van vele trappen, zodat je
dichter bij God kwam. Dit centrum had ook een economische functie: er was handel rondom en belasting
werd hier betaald met oogst. Deze belasting werd vervolgens weer gebruikt voor handel met andere steden
en voor re-distributie.
Taakverdeling in de samenleving
Er kwamen ook mensen die een ander beroep dan boer hadden. Er kwam specialisatie. Mensen gaan zich nu
ook bezig houden met andere ambachten, handel, bestuur en godsdienst.
Schrift
Rond 3300 voor Christus ontwikkelden de Soemeriërs een schrift met logogrammen, om economische zaken
te registreren (spijkerschrift). In Egypte werd het hiërogliefenschrift ontwikkelt. Door het schrift ontstonden
er ook scholen.
De Egyptische staat werd geregeerd door een farao. Egypte was opgedeeld in boven (Zuiden) en onder (Noorden).
Rond 2950 voor Christus werd Egypte één staat. Door eenheid van taal, geloof, cultuur en bestuur groeide de
saamhorigheid (natiestaat). De Egyptenaren waren polytheïstisch. Rond 2000 voor Christus was Amon (schepper-
god) de belangrijkste god. Voor alle goden waren aparte tempels, waarvan de priesters veel macht hadden
verkregen. Zij vormden een bedreiging voor de farao. De verering van één god zou de macht van de farao
veiligstellen. Farao Amenhotep IV voerde 3 vernieuwingen in:
1. Hij verschoof de aandacht in het geloof naar god Aton (god van de zonneschijf). Egypte werd monotheïstisch.
De farao veranderde zijn naam naar Achnaton. Hierdoor verloren de rijke Amon-priesters hun macht.
2. Er kwam ook een nieuwe hoofdstad: Achetaton.
3. De stijl waarin er geschilderd werd, werd minder stijf. Ze kregen opvallende kenmerken om zich te
onderscheiden.
Na de dood van Achnaton verdween de verering van Aton en werd het geloof weer polytheïstisch, vooral Amon. De
zoon van Achnaton had namelijk de macht gekregen: Toetanchaton. Hij veranderde vervolgens weer zijn naam in
Toetanchamon.
, Oudheid
Tijd van Grieken en Romeinen, 3000 voor Christus – 500 na Christus
De landbouw van de prehistorie verspreidde zich naar het vasteland van Europa, als eerste in Griekenland rond 6000
voor Christus. Er ontstond een culturele eenheid: dezelfde goden, gewoontes, taal en gezamenlijke religieuze spelen.
Kenmerkend aspect 4: de ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over
burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat
Vanaf 850 voor Christus ontstaan er in Griekenland poleis (stadstaten) die hun aandacht richten op filosofie, politiek
en wetenschap. Vanaf 750 tot 550 voor Christus vertrokken veel mensen naar de kusten van de Middellandse Zee
om zelf koloniën te stichten. In 499 voor Christus kwam de Griekse poleis in Ionië in opstand tegen de overheersing
van de Perzen. Zij werden hierbij geholpen door het Griekse moederland. Toen de opstand mislukte, besloten de
Perzen het Griekse moederland te straffen. Dit leidde tot de Eerste (490 voor Christus) en Tweede (480-479 voor
Christus) Perzische Oorlog. De Grieken waren de eerste die de Perzen hadden verslagen. Athene werd het culturele
centrum nadat het door de Perzen verwoest was en ze de stad volledig vernieuwd hadden. De bouwkunst en
beeldende kunst noemen we klassiek: van blijvende waarde.
Voor verschijnselen die men niet kon verklaren, zocht men de oorzaak bij de goden (polytheïsme). Vanaf de 6 e eeuw
voor Christus ging men op een wetenschappelijke manier kennis ervaren:
- Thales van Milete: de oerstof (waaruit alles zou bestaan) is water.
- Pythagoras: de hele wereld is uit te drukken was in getallen en verhoudingen daartussen.
- Demokritos: de oerstof is niet met het oog waarneembaar (atoma)
- Hippokrates (arts): gezondheid hangt samen met de juiste verhouding en menging van de 4 lichaamsvochten
(bloed, slijm, gele gal en zwarte gal). Dit is de theorie van de 4 temperamenten (genezende god Asklepios).
- Sokrates: iemand die precies de betekenis van een begrip als rechtvaardigheid wist, vanzelf ook rechtvaardig
zou handelen.
- Plato: de basisbegrippen zijn bij iedereen aangeboren, maar niemand kan zo’n begrip volledig bevatten,
behalve een filosoof.
- Aristoteles: wetenschap begint met observeren, nauwkeurig beschrijven en daarna verklaren.
Sofisten (redenaars, rondtrekkende specialisten op het gebied van filosofie, politiek en communicatie) vonden dat er
geen algemene waarheid was. Zij hielpen burgers ook met redeneren om politieke invloed te krijgen.
Athene was een democratie waarin alle politieke functies toegankelijk waren. Ostracisme: scherven waarmee men
stemt wie er veroordeelt werd tot verbanning. Het draaide om vrijheid (vrij spreken en politiek actief zijn) en
gelijkheid, maar deze vrijheid en gelijkheid golden alleen voor mannen met burgerrecht. Het was een directe
democratie: voor meebeslissen moest je aanwezig zijn. Lijnrecht tegenover hen stond Sparta, een aristocratie. Sparta
focuste zich op de hoplieten (zwaarbewapende soldaten, Spartiaten). De macht werd gedeeld door 2 koningen, een
raad en 5 eforen (bestuurders). De Peloponnesische oorlog (431 – 404 voor Christus) was een oorlog tussen Athene
en Sparta. Athene werd verslagen en de democratie werd opgeheven. Er kwam een Spartaansgezinde oligarchie
(kleine groep rijken aan de macht). In 403 voor Christus werd echter de democratie weer hersteld. In 338 voor
Christus kreeg koning Philippos van Macedonië de macht in heel Griekenland. Philippos besloot oorlogsplannen te
maken voor een oorlog tegen de Perzen. Zo kreeg hij ook de Griekse bevolking mee. Hij werd echter vermoord en
zijn zoon Alexander volgde hem op. Hij zette de oorlogsplannen door en verovert in 331 voor Christus het Perzische
Rijk, maar toen hij stierf viel zijn rijk uiteen in Egypte, Azië en Macedonië-Griekenland. Alexandrië (bij de Nijl) werd
de stad van de wetenschap, met als centrum het Museion.
- Eratosthenes had als eerste de omtrek van de aarde berekend, was de uitvinder van de chronologie,
ontwerper van de wereldkaart en bedacht een manier om onregelmatig gevormde ruimtes te berekenen.
- Herophilos ontdekte dat de zenuwen in de hersenen samenkwamen en dat de intelligentie zich hier bevindt
door autopsie.
- Erasistratos ontdekte dat het hart werkte als een pomp.
Kenmerkend aspect 5: de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
, De Griekse cultuur ging zich ver buiten Griekenland verspreiden: hellenisme. Grieken vormden de bovenlaag en
hadden volledig burgerschap. Voor een beter leven was het leren van de Griekse taal en cultuur noodzakelijk. De
hellenistische koninkrijken waren welvarend. De vuurtoren op het eilandje Pharos (bij Alexandrië) was een bewijs
van het hoge technische niveau van de Griekse bouwers. In 31 voor Christus versloegen de Romeinen Cleopatra en
beëindigden de hellenistische periode. De Romeinen kwamen voor het eerst in aanraking met de Griekse cultuur
toen zij Zuid-Italië hadden veroverd. Griekse beelden werden als oorlogsbuit meegenomen naar Rome. Ze bouwden
naar hellenistisch voorbeeld. De bevolking van de veroverde gebieden kwamen als slaven op het land van de
Romeinen, waaronder ook Griekse geleerden. Via hen kwam ook de Griekse cultuur en wetenschap in de Romeinse
maatschappij. De Romeinen bewonderden en minachtten de Grieken. De Romeinen namen de vormentaal van de
Grieken over, maar hielden vast aan wat ze gewend waren. Er zijn 2 belangrijke Romeinse verbeteringen in de
bouwkunst:
- Beton (licht en sterk)
- Boogconstructie (grote ruimtes overkoepelen en druk over dragende muren verdelen)
De combinatie is terug te zien in koepels, amfitheaters en aquaducten.
Kenmerkend aspect 6: de groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-
Romeinse cultuur zich in Europa verspreidt
Toen de Romeinen heel Italië hadden verovert, wilden ze ook Carthago. Dit leidde tot de Eerste Punische Oorlog
(264 – 241 voor Christus). Bij deze oorlog kregen de Romeinen Sicilië en gingen de Carthagers zich uitbreidden naar
Spanje (rijke zilvermijnen). Toen in 219 voor Christus een delegatie uit Spanje de Romeinen om hulp vroegen, brak
de Tweede Punische Oorlog uit (218 – 201 voor Christus). De Carthaagse veldheer Hannibal stak met olifanten de
Alpen over en kreeg jarenlang delen van Italië in zijn macht. Toen de Romeinen naar Noord-Afrika vetrokken,
versloegen ze Carthago volledig in 146 voor Christus. Deze gebiedsuitbreidingen zijn het begin van het Imperium
Romanum. Door de groei van het Romeinse Rijk worden de volkeren in Europa beïnvloed door de Grieks-Romeinse
cultuur: romanisering. Het Romeinse imperialisme leidde uiteindelijk tot de ondergang van de Romeinse Republiek.
Door de vele oorlogen waren de generaals belangrijker en machtiger geworden dan de senaat. De machtigste
generaals waren Pompeius (Seleucidenrijk verslagen) en Caesar (Galië verovert). De rivaliteit tussen Pompeius en
Caesar leidde in 49 voor Christus tot een burgeroorlog die Caesar won. Hij werd gezien als een bedreiging voor de
Republiek en werd dus vermoord door de senaat. Zijn adoptiefzoon Augustus werd de eerste keizer en bracht het
Romeinse Rijk weer op orde (30 voor Christus). Sommige Gallische stadjes werden tot hoofdstad gemaakt van een
reeds bestaand civitas (district) of samengevoegde civitates. De hoofdstad was een administratie centrum waar de
belasting geïnd werd. De steden kregen een forum (centraal plein), tempels, bestuursgebouwen, amfitheater, etc.
Op het platteland waren villae rustica (landbouwbedrijven met een luxe villa). Ze leverden graan aan de Romeinen
aan de Rijngrens. De Romeinen bouwden ook een wegennet voor verplaatsing van legers en voor het drijven (en dus
verdere cultuur verspreiden) van handel. Mensen uit de geromaniseerde gebieden hebben nooit over zichzelf
geschreven, want alleen de Romeinen konden schrijven.
Kenmerkend aspect 7: de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de
Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
Rond 50 begonnen de Romeinen met het aanleggen van de limes (verdedigingssysteem van legioenskampen en
wachttorens langs de Rijn en de Donau). Het bood bescherming tegen de Germaanse plundertochten. In de
veroverde gebieden lieten de Romeinen de machtsstructuur met rust. Ze sloegen opstanden neer en als leiders
meewerkten schonen ze bijvoorbeeld het Romeinse burgerrecht (je kon alleen berecht worden door de Romeinse
rechtbank). Germaanse goden werden gekoppeld aan een Grieks-Romeinse god. Er is dus sprake van wederzijdse
beïnvloeding. Van 211 – 284 (3e eeuw) was er sprake van een economische en politieke crisis in het Romeinse Rijk.
Dit was ontstaan doordat legeraanvoerders de macht grepen. Elke soldatenkeizer probeerde zich geliefd te maken
bij de soldaten door soldij telkens te verhogen en premies te geven. Aan Germaanse stammen werden
afkoopsommen betaald om plunderingen te voorkomen. Vanaf 250 stonden alle grenzen onder druk vanwege de
oorlogen tegen Goten, Bourgondiërs, Franken, Alemannen en Perzen. Keizer Diocletianus (284 – 305) maakte een
eind aan de chaos en het rijk werd een tetrachie (in 4 stukken gedeeld). Het West-Romeinse deel en het Oost-
Romeinse deel kregen elk een keizer met een onderkeizer. Elk deel had een eigen hoofdstad. Er kwam voor het eerst
een scheiding tussen militair en burgerlijk bestuur. Het leger werd opgedeeld in een vast grensleger en mobiele
troepen. Er kwam een aanpassing in het belastingstelsel: een boer zat vast aan zijn grond en was afhankelijk van
grootgrondbezitters. De lijst van Diocletianus voor maximumprijzen werkten echter niet. Wel werd het Romeinse
recht overzichtelijker. Het recht bestond uit uitspraken en opmerkingen van vroegere rechters. Keizer Justinianus
maakte van deze verzameling een soort wetboek.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maxweijers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.34. You're not tied to anything after your purchase.