100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Oefententamens Grondslagen Europees & Internationaal Belastingrecht $6.71   Add to cart

Exam (elaborations)

Oefententamens Grondslagen Europees & Internationaal Belastingrecht

 16 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Dit document bevat vier oude (oefen)tentamens van het vak Grondslagen Europees & Internationaal Belastingrecht inclusief uitgebreide antwoorden.

Preview 4 out of 34  pages

  • January 22, 2023
  • 34
  • 2022/2023
  • Exam (elaborations)
  • Questions & answers
avatar-seller
Oefententamen 1
Opgave 1
Sjef Pullekens woont in België. Hij werkt in loondienst in Nederland, namelijk in Tilburg, voor een
Nederlandse werkgever. Zijn Nederlandse jaarsalaris bedraagt EUR 90.000. Daarnaast is Sjef ook nog
eigenaar van onroerend goed dat hij verhuurt om wat extra inkomsten te genereren: één appartement in
België (verhuurinkomsten per jaar EUR 6.000) en één in Nederland (verhuurinkomsten per jaar ook EUR
4.000). Voor het overige heeft Sjef geen inkomen.

A.
Hoe wordt Sjef in de heffing betrokken voor de Nederlandse Wet IB 2001? (5 punten)

Sjef is als buitenlands belastingplichtige (art. 2.1 lid 1 sub b Wet IB) belast over zijn Nederlandse salaris op
grond van art. 7.2 lid 2 sub b Wet IB en over een fictief rendement uit Nederlands onroerend goed op
grond van art. 7.7 lid 1 en lid 2 sub a Wet IB. Mogelijk is Sjef ook een kwalificerend buitenlands
belastingplichtige op grond van art. 7.8 lid 6 Wet IB. Hij woont namelijk in België en verdient nagenoeg
zijn gehele inkomen in Nederland, wat in Nederland aan inkomstenbelasting is onderworpen zoals
hierboven is uiteengezet. Of de Belgische autoriteiten de daarvoor benodigde inkomensverklaring hebben
verstrekt, blijkt niet uit de casus.

B.
Motiveer voor welke Nederlandse inkomsten door België voorkoming voor dubbele belasting dient te
worden gegeven onder toepassing van het belastingverdrag met Nederland. Gebruik voor uw antwoord
het OMV 2017 als uitgangspunt. (6 punten)

Op grond van art. 1 en 4 OMV is Sjef inwoner van België voor verdragstoepassing, waar hij woont en voor
zijn wereldwinst in de heffing wordt betrokken, en heeft daarmee toegang tot de verdragsvoordelen.
Onder art. 15 lid 1 OMV is het Nederlandse salaris belastbaar in zowel België (de woonstaat) als
Nederland (werkstaat). De uitzondering van art. 15 lid 2 OMV is niet van toepassing, nu de werkgever in
Nederland gevestigd is. Op grond van het voorkomingsartikel artikel 23A OMV dient woonstaat België
voorkoming van dubbele belasting te geven voor het gehele Nederlandse salaris. Onder art. 6 lid 1 OMV is
het verhuurinkomen uit Nederlands onroerend goed uitsluitend belastbaar in Nederland (situsstaat).

Sjef wordt in België in beginsel aangeslagen voor zijn wereldinkomen van EUR 100.000 (dus inclusief zijn
Nederlandse salaris en verhuurinkomsten) tegen een vast tarief van 30%. Op basis van het
wereldinkomen berekent België bepaalde persoonsgebonden heffingskortingen waar Sjef voor in
aanmerking komt. In totaal bedragen die Belgische heffingskortingen EUR 1.000. Vervolgens wordt door
België en op grond van Belgische nationale wetgeving voorkoming van dubbele belasting berekend en
toegepast, door de - na heffingskorting - te betalen Belgische belasting te verminderen naar verhouding
van het aandeel van de vrijgestelde Nederlandse inkomsten in het wereldinkomen van Sjef. Sjef beklaagt
zich met een beroep op het EU-recht over de hierboven beschreven volgorde en berekening van de
heffingskortingen gevolgd door voorkoming van dubbele belasting door België, die volgens hem nadelig
uitpakt.

C.
Beschrijf kort welke EU-rechtelijke argumentatie Sjef voor ogen zal hebben en geef een inschatting van de
kans van slagen van die argumentatie. (6 punten)

,Er is hier toegang tot het EU-recht, namelijk het vrij verkeer van werknemers, voor zover het ziet op het
salaris, en het vrij verkeer van kapitaal, voor zover het het verhuurde Nederlandse appartement betreft. In
deze situatie is er sprake van discriminatie, namelijk een verschil in fiscale behandeling naar gelang Sjef in
België werkt en een appartement verhuurt, of dat over de grens in Nederland doet. De volgorde en
toepassing van de Belgische regels heeft namelijk tot gevolg dat Sjef een deel van de door België
toegekende belastingvoordelen verliest, doordat Sjefinkomsten uit een ander lidstaat ontvangt die in
België ter voorkoming van dubbele belasting van belasting worden vrijgesteld. Effectief wordt een deel
van de heffingskorting via de voorkoming teruggenomen via toerekening aan het vrijgestelde
buitenlandse inkomen (zie HvJ De Groot, C-385/00, HvJ Jacob en Lennertz, C-174/18). Een discussiepunt
daarbij kan zijn of deze jurisprudentie ook geldt voor persoonsgebonden heffingskortingen. In HvJ BJ, C-
241/20 oordeelde de Europese rechter dat deze volgorde en toepassing tot discriminatie leidt in het geval
van, onder andere, belastingverminderingen uit hoofde van de belastingvrije sommen.

De Belgische belastingdienst betoogt dat het in dit geval aan de werkstaat Nederland (en niet aan de
woonstaat België) is om rekening te houden met de persoonlijke situatie van Sjef, onder verwijzing naar
het HvJ-arrest Schumacker.

D.
Waarom heeft België het mis en leidt toepassing van de rechtsregel uit onder andere Schumacker in dit
geval niet tot een verplichting voor werkstaat Nederland? (6 punten)

Uit het Schumackerarrest (HvJ, C-297/93) volgt dat wanneer een lidstaat niet-ingezetenen niet in
aanmerking laat komen voor belastingvoordelen met het oog op de persoonlijke en gezinssituatie van de
betrokkene, welke voordelen wel aan ingezeten worden verleend, dat onderscheid in de regel niet
discriminerend is. Dit is evenwel anders in een geval waarin de niet-ingezetene geen inkomsten van
betekenis geniet in de woonstaat en het grootste deel van zijn belastbaar inkomen en nagenoeg zijn
gehele gezinsinkomen verwerft in een andere lidstaat, met als gevolg dat de woonstaat het niet de
voordelen kan toekennen die voortvloeien uit het in aanmerking nemen van zijn persoonlijke en
gezinssituatie. In de casus is, na voorkoming van dubbele belasting, EUR 6.000 belastbaar in België, tegen
een tarief van 30%.. Dat resulteert in EUR 1.800 aan belastingheffing. Daarmee is er voldoende inkomen in
België om rekening te houden met de persoonsgebonden heffingskortingen van EUR 1.000. Onder de
rechtsregel uit onder andere Schumacker is er daarom in dit geval geen verplichting voor werkstaat
Nederland om rekening te houden met de persoonsgebonden posten van Sjef.

E.
Stel dat Sjef ook jaarlijks EUR 15.000 aan hypotheekrente betaalt in verband met zijn eigen woning in
België, in hoeverre beïnvloedt dat de mogelijke EU-rechtelijke verplichting voor werkstaat Nederland
onder de Schumackerleer? (6 punten)

Tot de in aanmerking te nemen belastingvoordelen onder de Schumackerleer behoort ook de aftrek van
hypotheekrente ter zake van de financiering van een niet in Nederland gelegen woning, zo volgt uit het
arrest Renneberg (HvJ, C-527/06). Wanneer rekening wordt gehouden met de EUR. 15.000 aan
hypotheekrente, heeft woonstaat België onvoldoende belastbaar inkomen (namelijk slechts EUR 6.000 na
voorkoming dubbele belasting) om met alle persoonsgebonden posten van Sjef rekening te houden. In
casu is bovendien nagenoeg het gehele inkomen verworven in de werkstaat, namelijk 94%.
Volledigheidshalve: uit het Spaanse voetbalmakelaar arrest (HvJ, C-283/15) blijkt dat het “nagenoeg

,geheel”-criterium niet altijd beslissend is voor het in aanmerking nemen van persoonlijk aftrekken in het
werkland maar dat hiervoor met name ook van belang is of de belastingplichtige in het woonland inkomen
heeft op grond waarvan een gelijkwaardig recht op aftrek geldend kan worden gemaakt. Gezien
bovenstaande ontstaat omdat er EU-rechtelijk een verplichting voor werkstaat Nederland om met die
persoonsgebonden posten rekening te houden, voor zover dat in de woonstaat niet kan.



F.
Leg aan de hand van een voorbeeld uit wat het fiscale fenomeen ‘treaty shopping’ inhoudt. (6 punten)

Treaty shopping kan worden omschreven als een strategie door middel waarvan een niet-inwoner
toegang poogt te verkrijging tot de belastingverdragsvoordelen van een staat. Bijvoorbeeld het
‘tussenschuiven’ van een vennootschap in een gunstig verdragsland om verlaging van bronbelasting onder
die gunstige belastingverdragen te bereiken.

Opgave 2
De HPP-groep is een Amerikaans concern dat zich bezighoudt met de ontwikkeling van software voor
online onderwijs. Aan het hoofd van het concern staat HPP Holding Inc (een vennootschap opgericht
onder het recht van en gevestigd in Amerika) met wereldwijd een kleine 100 dochtervennootschappen. In
een grijs verleden is voor de efficiënte licensering van de IP-rechten op de software van de HPP-groep een
LP-structuur opgezet. Deze structuur is als volgt vormgegeven. Via twee Amerikaanse
dochtervennootschappen van HPP Holding Inc, genaamd LLC1 en LLC2 en beide naar het recht van de
staat Delaware opgezette en aldaar gevestigde Limited Liability Companies (“LLCs”), is een naar het recht
van de staat Delaware aangegane en daar gevestigde Limited Partnership (“HPP Licensing LP”) opgezet,
waarin het totale pakket aan IP-rechten is ingebracht. LLC1 doet dienst al beherend vennoot (“general
partner”) van HPP Licensing LP en LLC2 fungeert als commanditair vennoot (“limited partner”) van deze
LP. Het belang van LLC1 in de LP is 1%, terwijl LLC2 de overige 99% van het belang houdt. HPP Licensing LP
heeft op haar beurt een 100% dochtervennootschap in Nederland opgericht, HPP Holding BV. Deze BV,
opgericht naar het recht van en gevestigd in Nederland, doet dienst als houdstervennootschap voor de
Europese deelnemingen van de HPP-groep en als doorstroomvennootschap voor de ontvangen en aan
HPP Licensing LP doorbetaalde royalty’s voor de gelicenseerde IP-rechten.

A.
Welke classificatiemethode hanteert Nederland voor de classificatie c.q. kwalificatie van buitenlandse
samenwerkingsverbanden als fiscaal transparant of niet-transparant? Geef in zijn algemeenheid aan hoe
deze methode in zijn werk gaat en wat de gevolgen zijn van het aanmerken van een buitenlands
samenwerkingsverband als fiscaal transparant of niet-transparant voor de allocatie van
inkomensbestanddelen. (8 punten)

Nederland hanteert de similarity approach, dat wil zeggen op basis van de privaatrechtelijke kenmerken
van het buitenlandse samenwerkingsverband wordt gezocht naar een vergelijkbaarheid met een
Nederlandse rechtsvorm. Is er een “match” gevonden, dan wordt het buitenlandse
samenwerkingsverband fiscaal op dezelfde wijze (als fiscaal transparant of niet-transparant) behandeld
als de Nederlandse vergelijkbare rechtsvorm. Indien een buitenlands samenwerkingsverband als niet-
transparant wordt aangemerkt, wordt het inkomen c.q. de winst aan het samenwerkingsverband zelf

, toegerekend. Indien een buitenlands samenwerkingsverband als fiscaal transparant wordt aangemerkt,
wordt door het samenwerkingsverband “heen gekeken” en wordt het inkomen c.q. de winst toegerekend
aan de achterliggende participanten van het samenwerkingsverband.

LLC2 heeft op grond van haar statuten en het Amerikaanse vennootschapsrecht (van de staat Delaware)
de volgende kenmerken: i) LLC2 heeft rechtspersoonlijkheid, ii) alle leden (“members”) zijn, nadat zij hun
stortingsverplichting op het vennootschapskapitaal hebben voldaan, niet meer aansprakelijk voor
schulden van LLC2, en iii) LLC2 kent een in aandelen verdeeld kapitaal. Indien een lid (“member”) van LLC2
zijn aandeel in LLC2 wil overdragen is deze gehouden dit aandeel eerst aan te bieden aan de overige leden
van LLC2.

B.
Hoe classificeert c.q. kwalificeert u LLC2 vanuit Nederlands fiscale optiek (als fiscaal transparant of niet-
transparant)? Licht uw antwoord toe! (8 punten).

De classificatie kan plaatsvinden op basis van de jurisprudentie (beide LLC-arresten: BNB 2006/288 en BNB
2012/12) dan wel op grond van het kwalificatiebesluit van 11 december 2009 (BNB 2010/58). In de beide
LLC-arresten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een LLC vergelijkbaar is met een BV en derhalve niet-
transparant. De Hoge Raad vindt daarbij van doorslaggevende betekenis dat de LLC rechtspersoonlijkheid
heeft, in casu slechts beperkt aansprakelijke leden kent en de onderneming van de LLC “overigens feitelijk
voor rekening en risico” van de LLC wordt gedreven. Het kwalificatiebesluit van 11 december 2009
hanteert 4 toetsvragen: A. eigendom, B. (beperkte) aansprakelijkheid, C. aandelen en D. vrije
overdraagbaarheid. Er is sprake van een kapitaalvennootschap (altijd niet-transparant) indien 3 van de 4
toetsvragen bevestigend worden beantwoord, of als de vragen A. en B. bevestigend beantwoord en “de
onderneming ook overigens niet voor rekening en risico van de participanten wordt gedreven” (citaat uit
eerste LLC-arrest). In deze casus worden in elk geval de vragen A., B. en C. bevestigend beantwoord.
Derhalve is er sprake van een kapitaalvennootschap en is de LLC niet-transparant voor Nederlandse fiscale
doeleinden.

In 2021 keert HPP Holding BV een dividend uit aan HPP Licensing LP van € 1 miljard. Vanuit Nederlands
fiscale optiek wordt HPP Licensing LP aangemerkt als fiscaal transparant, terwijl vanuit Amerikaans fiscaal
oogpunt HPP Licensing LP wordt aangemerkt als niet-transparant. Concreet heeft HPP Licensing LP in de
Verenigde Staten geopteerd (“Check-the-box”) om als vennootschapsbelastingplichtig lichaam voor de
Amerikaanse vennootschapsbelasting te worden aangemerkt.

Ga er voor het vervolg van de opgave vanuit dat op grond van het verdrag tussen Nederland en de
Verenigde Staten (dat voor deze opgave wordt geacht OMV-conform te zijn) een bronbelasting tot 0%
dient te worden verlaagd, indien er sprake is van een dividenduitkering tussen een lichaam dat inwoner is
van de bronstaat aan een lichaam dat inwoner is van de woonstaat en dit laatstgenoemde lichaam
tenminste 80% van de aandelen in het andere lichaam bezit.

C.
Kan HPP Licensing LP gezien worden als inwoner in de zin van het belastingverdrag tussen Nederland en
de Verenigde Staten? Gebruik voor uw antwoord het OMV 2017 als uitgangspunt. (6 punten)

Inwonerschap in de zin van het verdrag is geregeld in art. 1 jo. art. 4 lid 1 OMV. Op grond van deze
bepaling is inwoner elke persoon “who, under the laws of that State, is liable to tax therein by reason of

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Viscalist. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.71. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83614 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.71  2x  sold
  • (0)
  Add to cart