Samenvattingen literatuur
Literatuur week 1
History of the present illness
Wanneer alle grote probleem areas zijn besproken sluit je de periode van free speech af en
ga je over naar de geschiedenis ervan (indien geen andere signalen aanwezig zijn waar je je
op kan focussen). Hierna ga je meer in de diepte kijken naar de problemen die ervoor
hebben gezorgd dat de patient nu hier is. Dus niet alleen een omschrijving, maar ook
oorzaken en timing.
Uiteindelijk wil je gaan kijken naar eerdere episodes, maar voor nu focus je je op de huidige
episode, dat gaat de patient nu het meest aan en is het meest vers in het geheugen.
Bij genoemde symptomen, ga na wat het betekent voor die patient. Wat betekent nerveus
zijn bijvoorbeeld? Hoe voelt iets.
Veel patienten met serieuze problematiek hebben vegetatieve symptomen ervaren, dit
betreft lichaamsfuncties die bijdragen aan gezondheid en vigor (?). Hieronder vallen slaap,
honger, gewichtsveranderingen, energielevels en seksuele interesse. Vooral veranderingen
hierin zijn boeiend.
- Slaap: hypersomnie (veel willen slapen), insomnie (niet kunnen slapen). Welk deel
van de slaap is aangedaan; initial (vroeg), interval (midden) of terminal (late)
insomnie. De laatste is meestal gezien bij meer ernsitche problemen. De eerste is
meer common, veel mensen hebben hier ooit last van. De middenvorm is vaak met
wakker worden van nachtmerries bijv, gezien bij mensen die veel drinken of bij PTSS.
- Honger en gewicht: hoeveel gewicht is iemand verloren, was dit de bedoeling of niet.
Indien geen cijfers, zijn kledingstukken verandert qua pasvorm?
- Energielevels: is iemand vaak moe, is dit ongewoon? Kan iemand nog presteren op
werk, school of thuis. Andere lichamelijke functies kunnen ook verminderen op dit
vlak.
- Stemmingswisselingen gedurende de dag; zijn er bepaalde delen dat een patient zich
beter voelt? VB: ernstige depressie gaat van slecht naar beter in de dag, lichtere
depressie start goed en gaat slechter.
- Seksuele interesse en bezigheden: minder interesse in seks is vaak een voorbode van
minder welbevinden. Hoe vaak, kan iemand het lichamelijk nog, kan iemand
genieten. Dit kan ook hoger worden bijv. Hoeveel partners/ander soort partners kan
ook iets zijn wat verandert.
Het kan helpen om de omgeving/familie van een patiënt te spreken en informeren, omdat
zij vaak de contextuele veranderingen afwijzen, wat de situatie eerder verergert dan
verbeterd.
Begin vragen over context ruim, als de client het niet snapt kan je deze nog specificeren. Dus
‘wat hebben deze klachten voor invloed gehad op jou en jouw leven?’
- Check relatie, interpersoonlijke relaties, legale zaken, werk, school, inkomen,
interesses, hoe staat iemand tegenover de klachten (discomfort, wat betekent het
voor iemand etc.)
Na een complete en accurate omschrijving van de symptomen wil je weten hoe vaak en
wanneer ze voorkomen. Wanneer zijn ze begonnen, kan diegene de eerste keer nog
herinneren? Wellicht is het te relateren aan andere gebeurtenissen/zaken. Wanneer het
,onduidelijk is, laat dat maar, het geeft alleen frustratie verder. Eventueel kan je dan vragen
wat de laatste keer was dat iemand zich goed voelde. Indien helemaal onduidelijk, kijk of te
achterhalen is welke klachten het eerst begonnen en evt hoe ze in verband staan wat
ernst/aanwezigheid betreft.
Wanneer ongeveer duidelijk wanneer gestart, vraag of er een stressor was in die tijd. Als
diegene het niet precies weet, kan je ook een paar mogelijkheden langs gaan.
Als iemand iets als stressor identificeert betekent dat nog niet dat het ook de stoornis
teweeg gebracht heeft, soms is er geen stressor geweest. Mensen hebben de neiging om
hetgeen wat voor het gevraagde gebeurd is als oorzaak te zien, terwijl het ook toeval kan
zijn.
Bij twijfel of een stressor ook echt hetgeen is wat de oorzaak is, schrijf het op, kan je later op
terugkomen wanneer je meer over de patiënt weet.
Vraag ook urgentie uit, waarom nu hulp.
Vraag altijd eerdere episodes uit, wanneer eerder zo gevoeld, toen hulp gezocht? Welke
diagnose eventueel gekregen. Is het in de tussentijd helemaal weer goed gegaan of niet.
vb: schizofrenie is chronisch en herstel je niet helemaal van. Stemmingsstoornis met
psychoses kan wel verdwijnen.
Hoe is de persoon met deze eerdere episodes om gegaan? Hulp gezocht, genegeerd oid?
Welke vorm van coping?
Als er eerdere behandeling is geweest, vraag uit wat, hoe dat ging (deed client alles wat
moest bijv), wat hielp wel en wat niet? Zijn er medicijnen geweest? Indien medicijnen, vraag
een omschrijving, eventuele bijwerkingen en manier van inname indien vaag. Heeft iemand
weleens in het ziekenhuis gelegen?
Hoe zorg je ervoor dat je de beste/meest valide informatie krijgt over de huidige stoornis?
- Laat de patient weten wat het doel van het interview is. Je moet meer weten om
iemand zo goed mogelijk te kunnen helpen. Geef iemand ook aan dat je liever hoort
dat ze het ergens niet over willen hebben dan een antwoord wat niet de waarheid is.
o Mocht iemand (bijv een tiener) twijfelen door wat je mogelijk aan andere
verteld, sta daar even bij stil en benoem dat je eerst met diegene bespreekt
wat je eventueel later zal bespreken.
- Je zal afleiding en wisselende onderwerpen hebben. Als je iets bent vergeten schrijf
het op en kom er later op terug. Als de client een nieuw onderwerp start voordat jij
door wil kan je aangeven daar later op terug te komen en eerst even te willen
focussen op het onderwerp waar het over ging.
o Wanneer iemand teveel de diepte in wil gaan kan je er ook een aantekening
van maken en er later wellicht een keer op doorgaan, in plaats van nu alle
details te bespreken.
- Meest valide antwoorden bij open vragen met zo veel mogelijk ruimte tot
antwoorden. Dus ‘hoe was je slaap?’ ipv ‘heb je last gehad van insomnie?’ en ‘kan je
me meer vertellen over eerdere ziekenhuisopnames?’ ipv ‘hoe vaak ben je
opgenomen geweest?’.
- Gebruik niet te technische woorden, niet iedereen kent de termen die je noemt.
Soms denken patienten dat ze woorden begrijpen terwijl het niet zo is, dus probeer
de vragen aan te passen naar het niveau van de patient. Schat het niveau ook niet
overduidelijk laag in, dat is demotiverend. Wees ook duidelijk in wat je vraagt, ‘sleep
, with’ is voor iedereen wellicht wat anders, wees specifiek. Probeer bij iemands
antwoorden dit ook los te houden van jezelf, ga bijv aantal uur niet vergelijken met
dat van jezelf, voor sommigen is 6 uur slaap al veel.
- Bij doorvragen, gebruik onderwerpen/woorden die de patient nog niet gebruikt
heeft en laat zien dat je kennis van het onderwerp hebt, dan krijg je meer informatie
(weet client dat jij weet waar je het over hebt)
o Voorkom waarom-vragen, zeker in deze fase. Je wil feiten ipv speculaties.
o Probeer naar details te vragen als type, ernst, frequentie, duratie en context
waarin ze plaatsvinden.
o Je vragen mogen meer gesloten zijn, omdat je feiten wil weten. Na een
gesloten vraag kan je een open vraag stellen om het nog wat te
verduidelijken.
o Don’ts: dubbele vragen, negatief geformuleerde vragen, leidende vragen
(oordeel), vaag (maak het specifiek), lange vragen, tunnelvisie.
- Confronteren mag. Bijv als je ziet hoe iemand reageert op bepaalde vragen, je kan
vragen of iemand zich daarvan bewust is en waardoor dat mogelijk komt. Harde
confrontaties vermijd je in een eerste gesprek. Vraag het op een lieve manier, laat de
patient zich niet aangevallen voelen. Wees hierbij ook niet te stellig, hou het bij
jezelf.
Gevoelens over en emoties omtrent de situatie worden vaak achterwege gelaten, terwijl ze
heel belangrijk zijn. Voor een lijstje ervan zie pagina 60, tabel 4.
Veel patienten laten wel wat emotie zien als je goed luistert, sommigen niet en daar moet je
het wat meer uithalen. Dat kan door middel van:
- Directe vraag. Vb: hoe voelde je je toen .. gebeurde?
- Open vraag. Open vragen geven patienten de ruimte om emoties ook te benoemen,
hoe meer ze praten hoe meer emoties er vaak genoemd worden. Als je meer focust
met gesloten vragen heeft de client het gevoel ook daarop te moeten focussen en
dat er minder ruimte is voor emotie. Vooral ambivalentie (tegenstrijdige gevoelens)
komt meer naar voren bij meer ruimte, omdat het moeilijk kort te omschrijven is.
Soms is praten over gevoel moeilijk voor mensen bijv vanuit opvoeding, het niet herkennen
van emoties, het niet gewend zijn zich open te stellen naar vreemden. Het kan helpen om
betrokkenheid te laten zien, gevoelens te reflecteren en in te gaan op de juiste cues.
- Sympathie helpt, bijv ‘vervelend om te horen, ik denk dat veel mensen zich dan zus
en zo zouden voelen’
- Reflectie: ‘ik kan me voorstellen dat je je hierdoor … voelt’, dus proberen te
concretiseren.
- Ingaan op cues: meestal nonverbaal; natte ogen, body language, fronzen. Kan ook
verbaal zijn. Bijv ‘je zag er wat .. uit toen je het hierover had, wat voelde je daarbij?’.
Maar je kan er bijv ook al tissues bij pakken oid.
- Interpreteren: parallellen trekken tussen emotionele inhoud van nu en vroegere
situaties. Kan tricky zijn, iemand moet op zoek zijn naar antwoorden. Vaker in latere
sessies gebruikt. Vb: dit klinkt net als hoe je vader met je omging toen …
- Als iemand het echt niet weet kan je vragen of iemand zich vergelijkbaar voelde als
in een andere situatie, bijv een overlijden of iets op werk.
- Als iemand je de ruimte geeft, vraag door en vraag bijv om voorbeelden.
, Beschermingsmechanismen zijn de manieren hoe mensen omgaan met hun emoties.
Mogelijk schadelijke beschermingsmechanismen:
- Acting out (actie, bijv aanval), denial (ontkennen van bijv verlies), devaluation (iets
minder waard maken, doen of het niets is), displacement (ergens anders je frustratie
uiten), dissociation (dissocieren), fantasy (onrealistische dingen zeggen/denken),
intellectualization (het koppelen aan theorie), projection (op anderen projecteren
wat je zelf denkt), repression (iets onderdrukken/vergeten), splitting (goed/fout
onderscheiden en indelen), reaction formation (reacties uitroepen), somatization
(lichamelijke klachten als oorzaak/gevolg zien en erbij neerleggen).
Mogelijk helpende beschermingsmechanismen:
- Altruisme (ik steun hem, hij is hier beter in dan ik), humor (… wellicht waren we
beiden fout), sublimatie (ik zal er een boek over schrijven), suppressie (ik hou het in
mijn achterhoofd en focus nu op wat er nu is).
Sommige patienten zijn té emotioneel, waardoor het de inhoud in de weg zit. Soms zijn ze
zich niet bewust, hebben ze ervaren dat het eerder hielp, kan vanuit vroeger meegekregen
zijn, kan komen door stoornis/angst, moeite met stilte, bang voor desinteresse.
To do: herken de emotie, geef het een naam. Indien patient schreeuwt, geef het goede
voorbeeld door zachter te gaan praten. Benoem de focus waar je het over wil hebben of
breng de focus terug naar waar het over ging. Stel meer gesloten vragen. Confronteer,
waarom gaat de communicatie niet zo goed.
Indien het echt niet werkt en gaat, kan je het interview afbreken en een ander moment
verder gaan.