Historisch vergelijkende ontwikkeling van het privaatrecht (JUR2HOPRIV)
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Uitwerking van de kennisclips van het vak Historisch-Vergelijkende Ontwikkeling van het Privaatrecht inclusief uitwerking van de meest belangrijke arresten die het vak rijk is.
Historisch vergelijkende ontwikkeling van het privaatrecht (JUR2HOPRIV)
All documents for this subject (5)
Seller
Follow
isagreuel
Content preview
KENNISCLIPS HOP
Kennisclip 1: HR Blaauboer/Berlips
Twee soorten rechten:
a. Absolute rechten. = Rechten die je kunt handhaven tegen eenieder. Het zijn bovendien
altijd rechten op goederen, daarom worden ze ook wel ‘goederenrechtelijke rechten’
genoemd. Een absoluut recht bestaat alleen als er voldaan is aan de voorwaarden die in de
wet staan. Je kunt, met andere woorden, buiten de wet om geen andere rechten creëren:
gesloten stelsel van absolute rechten/’numerus clausus’.
b. Relatieve rechten. = Rechten die je enkel kunt inroepen jegens de wederpartij. Die
wederpartij is met jou verbonden op grond van contract of op grond van onrechtmatige
daad.
Het uitgangspunt van het gesloten stelsel van absolute rechten, erkende de HR in HR
Blaauboer/Berlips:
> In het arrest waren de gebroeders Berlips eigenaar van de twee naast elkaar liggende
percelen.
> Eén van die percelen droegen zij in eigendom over aan Blaauboer.
> Bij die verkoop spraken partijen af dat gebroeders Berlips een weggetje zouden aanleggen
op het naastgelegen perceel dat zij in eigendom behielden. De broers hebben dit weggetje
nooit aangelegd.
> Wel droegen zij het perceel dat zij over hadden, in eigendom over aan een zekere
mevrouw Maks.
> Jaren later sprak Blaauboer de gebroeders Berlips aan omdat zij het weggetje nooit
hadden aangelegd. De broers verweerden zich en stelden zich op het standpunt dat hun
afspraak met Blaauboer over het weggetje, een goederenrechtelijk/absoluut recht was. Dit
recht kon Blaauboer inroepen tegen eenieder die op dat moment eigenaar was van de
grond, dus ook tegenover mevrouw Maks.
> Met overdracht van het perceel was de verplichting tot bestrating dus overgegaan op
mevrouw Maks. Dat maakte dat Blaauboer tegen de verkeerde procedeerde.
> Het Hof aanvaardde het verweer van Berlips.
> De HR ging hier echter niet in mee.
> De vraag was: had Blaauboer een absoluut recht in te roepen tegen Maks of een relatief
recht in te roepen tegen Berlips?
> De HR overwoog dat een absoluut recht slechts kon bestaan, als de wet dit toeliet.
> Het recht van bestrating van Blaauboer voldeed aan geen van de goederenrechtelijke
rechten die de wet kende. Er was geen sprake van een erfdienstbaarheid.
> Blaauboer en Berlips hadden hiermee een afspraak gesloten die niet paste in het systeem
van goederenrechtelijke rechten.
> Blaauboer had enkel een relatief recht op bestrating, dat hij alleen tegenover Berlips kon
instellen. Berlips moest er dus de gevolgen van dragen dat hij zijn contractuele
verplichtingen richting Blaauboer niet was nagekomen.
, Kennisclip 2: Natrekking en vermenging
> Een bestanddeel is geen zelfstandige zaak, het deelt het juridische lot van de hoofdzaak.
> Naar Nederlands recht: de oorspronkelijke eigenaar van een bestanddeel, kan na
afscheiding van de hoofdzaak, zijn bestanddeel niet meer terugeisen. Het feit dat het
bestanddeel van de hoofdzaak is gescheiden, doet er hierbij niet toe.
> Naar Romeins recht zijn rechtsgevolgen van de afscheiding van de nagetrokken zaak,
anders. Naar Romeins recht kan een eigendomsrecht weer gaan herleven na afscheiding. De
oorspronkelijk eigenaar van het bestanddeel kan – na de afscheiding – zijn bestanddeel met
de revindicatie weer opeisen bij de bezitter. Het maakt hierbij niet uit wie de afscheiding
heeft bewerkstelligd.
> ‘Actio ad exhibendum’: vordering van afscheiding om een slapend recht te activeren.
> Kortom: er bestaat dus een groot verschil tussen Romeins en Nederlands recht bij
afscheiding van de nagetrokken zaak:
-Naar Romeins recht wordt de oude toestand van voor de verbinding, in bepaalde gevallen
hersteld. Zodra die verbinding ongedaan wordt gemaakt, herleefde het eigendomsrecht.
-Naar Nederlands recht gaat het eigendomsrecht van de nagetrokken zaak, definitief teniet.
Kennisclip 3: HR Verhoeven/Peters
> Legaat = een testamentaire beschikking waarbij iemand een bepaald goed ofwel
hoeveelheid van goederen van een bepaalde soort vermaakt.
a. Damnatielegaat: roept een titel tot levering van het gelegateerde goed in het leven, op
het ogenblik dat de erflater sterft.
b. Vindicatielegaat: roept een zakelijk recht van het gelegateerde goed in het leven, op het
ogenblik dat de erflater sterft.
HR Verhoeven/Peters (1984):
> Johannes Peters leefde tot zijn overlijden met mevrouw Verhoeven in concubinaat:
samenwonen zonder huwelijk.
> Peters heeft aan Verhoeven het levenslange recht van gebruik en bewoning van de door
hen gezamenlijk bewonende woning, gelegateerd.
> Na de dood van Peters bleef Verhoeven nog 7 maanden in de woning wonen.
> Na die 7 maanden verhuisde zij. Zij deelde haar vertrek mede aan de erfgenamen van de
heer Peters. Zij vermeldde daarbij dat haar zakelijke recht van gebruik en bewoning door
haar vertrek niet was komen te vervallen.
> De erfgenamen van Peters verkochten echter het huis aan een koper en deze koper is
vervolgens zelf het huis gaan bewonen.
> Verhoeven stelde dat de erfgenamen de levering van de feitelijke afgifte van het
gelegateerde goed, aan haar onmogelijk hadden gemaakt, door het verkopen van het huis.
> Zij stelde daardoor schade te hebben geleden, primair op grond van de onrechtmatige
daad en subsidiair op grond van de wanprestatie.
> Had mevrouw Verhoeven na het overlijden van meneer Peters het zakelijke recht van
vruchtgebruik, oftewel het recht van gebruik en bewoning verkregen?
> De wet bepaalde dat voor de vestiging van een zakelijk recht (zoals het recht van gebruik
en bewoning) vereist was:
1. Een notariële akte van vestiging;
2. Inschrijving in de openbare registers.
> Het legaat was nooit in de openbare registers ingeschreven.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isagreuel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.10. You're not tied to anything after your purchase.