Ondernemingen doen regelmatig investeringen. Een onderneming bekijkt welke risico’s er zijn en
probeert deze te verkleinen (risicoreductie) door te kijken naar de uitgaven en ontvangsten.
Er zijn twee soorten investeringen:
- Uitbreidingsinvesteringen = uitbreiden van de voorraad vaste kapitaalgoederen. De
productiecapaciteit wordt groter.
- Vervangingsinvesteringen = een versleten of verouderde machine moet worden vervangen.
De productiecapaciteit blijft gelijk.
De cashflow is het verschil tussen de geldstroom die de onderneming door de investering ontvangt
en de geldstroom die zij uitgeeft.
Drie fasen:
1. Aan het begin van de looptijd: investeringen. Cashflow is negatief (cashflow = –
investeringen).
2. Tijdens de looptijd: nettowinst. Cashflow is positief.
3. Aan het eind van de looptijd. desinvesteringen. Afhankelijk van investering is de cashflow
positief of negatief: soms moet een machine gesloopt worden wat geld kost, soms levert
verkoop geld op.
De jaarlijkse cashflow is gelijk aan de nettowinst (= winst na aftrek van vennootschapsbelasting) die
door het project wordt gerealiseerd + de afschrijving(skosten).
In het laatste jaar van het project geldt: cashflow = nettowinst + afschrijving(skosten) +
desinvesteringen (de restwaarde).
Voorbeeld:
Investering in nieuwe trein van € 3.000.000. De trein wordt afgeschreven over 4 jaar. De verwachte
restwaarde is € 1.000.000.
17.2 Terugverdientijd
, Bij de methode van de terugverdientijd besluit je of een investering verstandig is of niet, wordt
onder andere gekeken naar de tijd waarin je de gedane investering hebt terugverdiend met behulp
van de (jaarlijkse) cashflows. Bij een keuze uit verschillende investeringsprojecten verdient het
project met de kortste terugverdientijd de voorkeur.
Bezwaren tegen deze methode:
Er wordt geen rekening gehouden met interestkosten.
Er wordt geen rekening gehouden met de periode van de cashflows. Cashflows in de
toekomst zijn onzekerder.
Cashflows na de terugverdientijd worden niet meegenomen.
Voorbeeld 1:
Voorbeeld 2:
17.3 Nettocontantewaardemethode
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cocodekoning. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.