100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting AFPF Kennistoets 3 uitwerking leerdoelen $10.34   Add to cart

Summary

Samenvatting AFPF Kennistoets 3 uitwerking leerdoelen

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

AFPF Kennistoets 3 uitwerking leerdoelen

Preview 4 out of 65  pages

  • No
  • Unknown
  • March 15, 2023
  • 65
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
AFPF Casus 1
 de functies van de pleura beschrijven.
Pleura is een gesloten zak van sereus membraan (een voor elke long) die een kleine hoeveelheid
sereuze vloeistof bevat  de pleurale vloeistof. (een membraan).
- Pleura visceralis (of pulmonalis): zit vast aan de long en bedekt elke kwab, inc fissuren tussen
de kwabben. Klapt terug in de streek van de hilis en vorm zo parietale pleura.
- Pleura parietalis: zit vast aan de binnenkant van de borstwand en het bovenste oppervlak
van het diafragma. Het zit los van de aangrenzende structuren in het mediastinum en klapt
terug in streek van hilus (viscerale pleura)
- Pleuraholte: bevat geen lucht, druk is negatief.
Functie van pleura:
- Uitzetting longen (tegengaan inklappen longen) door per long 2 pleurabladen (voor iedere
long 1)
- Pleuravloeistof daartussen de pleurabladen  zorgt dat de beweging van de longen tijdens
de ademhaling zonder wrijving verloopt
- Twee lagen pleura en pleurale vloeistof (glijden makkelijk over elkaar heen, maar kunnen
moeilijk gescheiden worden vanwege oppervlaktespanning tussen membranen en vloeistof
 essentieel om de long uitgezet te houden
 de pulmonale bloedtoevoer beschrijven.
Arteria pulmonalis (longslagader)  zuurstofarm
Vena pulmonalis (longader)  zuurstofrijk
A bronchialis (bronchusslagader)  zuurstofrijk
V bronchialis (bronchusader)  zuurstofarm
Bloedvaten langs de longhilus volgen de bronchiaalboom.
Pulmonale bloedtoevoer:
Rechterventrikel  truncus pulmonalis  arteria pulmonalis (dextra en sinistra)  vele
vertakkingen (arteriolen) die uiteindelijk eindigen als capillairen rond de alveoli  diffusie
(gaswisseling)  de capillairen rond de alveolie komen samen tot venulen  venae pulmonalis 
linker atrium
 de invloed van het autonome zenuwstelsel op de gladde spiercellen van de bronchiolen
uitleggen.
Rechterstambronchus (breder en korter) en linker stambronchus (smaller).
Wanden bronchiën: cilindercellig en trilhaarepitheel en dezelfde drie lagen weefsels als de trachea.
Bronchiën  bronchiolen  eindbronchiolen  respiratoire bronchiolen  ductus aveolares 
alveoli.
Bij de bronchien  kraakbeenringen, naarmate deze verder gaat naar de brionciolen verdwijnen
deze ringen en wordt het vervangen door glad spierweefsel (hierdoor kan de diameter van de
luchtwegen worden vergroot of verkleind door invloed van autonome zenuwstelsel waarmee de
luchtstroming in elke long wordt geregeld.
Autonome zenuwstelsel: sympatische en parasympatische stimulatie.
Sympatische stimulatie van nervus vagus  relaxatie van gladde spieren in de bronchiolen 
bronchodilatatie (verwijding)
Parasympatische stimulatie van nervus vagus  stimuleert samentrekking van gladde spieren in
bronchiolen  bronchoconstrictie (vernauwing)
 de normale ademfrequentie in rust benoemen.
Volwassenen: 12 a 20 AH per minuut
Jonge kinderen: 20 a 25 AH per minuut
Zuigelingen: tot 40 AH per minuut

,  een definitie geven van de termen compliantie, elasticiteit en luchtwegweerstand.
Gasuitwisseling:
- in de longen: externe respiratie of alveolaire ventilatie
- in de weefsels: interne respiratie of weefselademhaling
Fysiologische variabelen die van invloed zijn op de ademhaling:
- Elasticiteit → vermogen van de long om weer oorspronkelijke vorm aan te nemen
Als het bindweefsel in de longen zijn elasticiteit verminderd, worden geforceerde expiratie
en extra inspanning bij inspiratie noodzakelijk.
- Compliantie → hoeveelheid inspanning die nodig is om alveoli op te blazen (uitzetbaarheid
van de longen). De gezonde long is erg rekbaar (compliant) en zet makkelijk uit.
Wanneer compliantie gering is, is er meer inspanning nodig.
Surfactant verlaagt oppervlaktespanning
- Luchtwegweerstand → als deze toeneemt, is er meer ademinspanning nodig om longen te
vullen.
 de voornaamste longvolumes en longcapaciteiten beschrijven.
± 15 ademhalingen / minuut
• Anatomische dode ruimte: de overgebleven capaciteit van de luchtwegen (want de luchtwegen
zijn nooit leeg).
• Teugvolume (TV): hoeveelheid lucht die in en uit de longen stroomt tijdens iedere cyclus (ong 500
ml in rust)
• Inspiratoire reservevolume (IRV): extra hoeveelheid lucht die tijdens maximale inspiratie door de
longen geinhaleerd kan worden bovenop normale TV.
• Inspiratoire longcapaciteit (IC): hoeveelheid lucht die met maximale inspanning ingeademd kan
worden. Bestaat uit TV + inspiratoire reservevolume.
• Functionele residuale capaciteit (FRC): hoeveelheid lucht die aan einde van rustige expiratie
achterblijft in luchtwegen en alveoli. Voorkomt FRC onderbreking van gaswisseling en dat alveoli bij
expiratie dichtklapt.
• Expiratoire reservevolume (ERV): grootste hoeveelheid lucht wat uit de longen gedreven kan
worden tijdens maximale expiratie.
• Residuaal volume (RV): kan niet direct worden gemeten. Hoeveelheid lucht die in de longen
achterblijft na gedwongen expiratie.
• Vitale longcapaciteit (VC): maximale hoeveelheid lucht wat in en uit de longen kan stromen
VC = Ademvolume + IRV + ERV
• Totale longcapaciteit (TLC): maximale hoeveelheid lucht die de longen kunnen bevatten.
(gewoonlijk 6 liter).
TLC vertegenwoordigd totaal van VC en RV.
Alveolaire ventilatie: hoeveelheid lucht die per minuut in en uit de alveoli stroomt.
= TV – anatomische doderuimte x ademhalingssnelheid.
 het onderscheid tussen het kleincellig en niet-kleincellig longcarcinoom benoemen.
Twee soorten bronchuscarcinoom:
1) SCLC (Small Cell Lung Carcinoma): kleincellig longcarcinoom (20%)
Bestaat uit kleine cellen die zeer snel delen en zich snel door lichaam verspreiden. Bij diagnose is
deze meestal al gemetastaseerd.
2) NSCLC (Non Small Cell Lung Carcinoma): niet-kleincellig longcarcinoom (80%).
Minder snel verspreiden en uitzaaien dan de SCLC.

,  de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek,
behandeling, complicaties, prognose en preventie van longkanker beschrijven.
Definitie longkanker (longcarcinoom): kwaadaardige aandoening van het weefsel in de longen.
Risicofactoren:
- Roken, meeroken, blootstelling aan schadelijke stoffen (omgevingsfactoren zoals
beroepsmatige blootstelling, luchtvervuiling, binnenmilieu) en genetische factoren
(genmutaties of erfelijke eigenschappen)
- Andere longziekten (zoals COPD)
- Komt het vaakst voor bij mensen van 60 jaar en ouder en iets vaker bij mannen dan vrouwen
Etiologie:
85% is ontstaan door gevolg roken door de carcinogene stoffen (kankerverwekkend).
15% (die niet/nauwelijks roken) worden specifieke mutaties in het DNA gevonden.
Pathofysiologie:
DNA veranderd in cellen van de longen  door langdurig inademen carcinogene stoffen. Door deze
mutaties  kunnen kankercellen ontstaan.
Twee typen longkanker:
1) Niet-kleincellige longcarcinoom (bij ong 80%).
2) Kleincellig longcarcinoom (overige 20%). Bestaat uit kleine cellen die zeer snel delen en zich
snel door lichaam verspreiden. Bij diagnose is deze meestal al gemetastaseerd.
Longtumoren kunnen luchtwegen vernauwen en zorgen voor obstructie van bronchiën, hierdoor
hoop sputum zich op in achterliggend longweefsel (kan infectie veroorzaken die lastig te behandelen
zijn).
Tumoren die bloedvaten in longen aantasten  zorgvrager hoest bloed op (hemoptoe).
Longkanker > lymfogeen metastaseren naar regionale lymfeklieren (mediastinum) en hematogeen
naar (oa lever, botten en hersenen).
Classificatie bij longkanker:
Stadiëring TNM indeling:
- Tumor 1-4 (lokale uitbreiding)
- Nodus 0-3 (lymfklieruitzaaing)
- Metastasering 0-1 (wel of niet uitgezaaid op afstand).
- Indeling in stadia van ernst (I-IV)
Symptomen:
Ontstaan geleidelijk. In beginfase alleen algemene symptomen of nauwelijks. Wanneer de
longkanker op basis van symptomen wordt ontdekt, meestal al vergevorderd. Latere symptomen
vaak gevolg van obstructie luchtwegen of uitbreiding kanker.
Meest voorkomende symptomen:
- Specifieke symptomen longen en thorax  hardnekkige en langdurige prikkelhoest,
hemoptoe, wheezing en kortademigheid. (soms sprake pijn op borst, rug of schouderregio en
zwelling nek en gezicht).
- Algemene symptomen van kanker: korts, vermoeidheid, verminderde algehele conditie,
gebrek aan eetlust en gewichtsverlies zonder duidelijke aanleiding.
- Symptomen door metastasen: misselijkheid (bot), pijn, fracturen en neurologische
verschijnselen.
Diagnostiek
Aanvullende diagnostiek nodig om longkanker vast te stellen. (welke soort en welk stadium).
Ter oriëntatie: X-thorax
Precieze locatie van tumor: CT-scan. Ze controleren dan ook op aanwezigheid van metastasen in de
lymfeklieren en in de bovenbuik.
CT-scan wordt soms gecombineerd met PET-scan.
Diagnose bevestigd: cytologisch en histologisch onderzoek. Punctie of biopt kan endoscopisch via
slokdarm (endo-echoscopie) of via luchtwegen (bronchoscopie).

, Voor stadiëringsonderzoek: echografie bovenbuik, PET-scan, skeletscintigrafie (botscan) en MRI-scan
van hersenen ingezet.
Behandeling
Hangt af van type, plaats en stadium tumor.
Bij longkanker in het beginstadium waarbij geen sprake is van doorgroei of metastasering: operatie
met postoperatieve chemotherapie en/of radiotherapie tot de mogelijkheden.
Later stadia: palliatief behandeld met combinatie chemotherapie, radiotherapie en immuuntherapie.
Endobronchiale therapie (via de bronchoscoop wordt de tumor verwijderd, weggebrand of bestraald)
is minder invasief dan opereren (en beter behoud longfunctie). Deze therapie wordt zowel curatief
als palliatief ingezet.
Doelgerichte of immuuntherapie: gericht op specifieke eiwitten die ongeremde groei stimuleren of
op het versterken van immuunsysteem.
Complicaties
Bij obstructie van bronchiën  kan pneumonie ontstaan. (dus wanneer zorgvrager vaak pneumonie
heeft, bedacht zijn op longkanker).
Doorgroei binnen thorax  aantasting van de n. laryngeus recurrens met heesheid tot gevolg.
Aantasting van vena cava superior  stuwing in gezicht en nek, aantasting van slokdarm tot
slikklachten.
Aantasting diafragma  ventilatieproblemen
Ingroei in pleuraholte  pleuritis carcinomatosis met pleuravocht met dyspneu tot gevolg.
Prognose
Gemiddelde vijfjaarsoverleving is 17%.
Overleving van niet-kleincellig longcarcinoom is gunstiger en varieert sterk per stadium.
Vijfjaarsoverleving van niet-kleincellig varieert van 60% in stadium I tot 4% in stadium IV.
Vijfjaarsoverleving van kleincellig varieert van 36% in stadium I tot 1-2% in stadium IV.
Bij diagnose al vaak metastasen naar de lymfeklieren aanwezig
Ook metastasen mogelijk naar de bloedbaan (mn bij SCLC)
De overleving van NSCLC is gunstiger dan die van SCLC
Minder dan een kwart is operabel. Bij ongeveer de helft van de patienten komt de aandoening weer
terug Prognose is slecht
Preventie
Stoppen met roken, vermijden meeroken en vermijden van blootstelling aan carcinogene stoffen.
 specifieke (voor)zorgen bij toepassing van farmacotherapie bij kinderen verklaren.
Tijdens de groei en ontwikkeling van kind veranderen voortdurend de factoren (absorptie,
metabolisme, distributie en eliminatie) die de farmocinetiek van geneesmiddelen bepalen.

Belangrijke termen: • Off-label gebruik: • voor een andere indicatie geregistreerd dan waarvoor
toegepast • Doseringsadvies (voor kk) ontbreekt • Unlicenced gebruik: • Niet geregistreerd of
gecontraindiceerd (bij kk) • Juiste (voor kk geschikte) toedieningsvorm niet beschikbaar

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lauraheuvelmans123. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76669 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.34
  • (0)
  Add to cart