Samenvatting Bewustzijnsfilosofie Deel 2
Hoorcollege 7 – Het naturalisme en het bewustzijn
In de rest van deze cursus nemen we aan dat het materialisme op de een of andere
manier correct is. Vanuit het materialisme gaan we het bewustzijn en het bewuste
zelf onderzoeken. Het doel van deel 2 van dit vak is het ontmaskeren van illusies
omtrent bewustzijn. We beantwoorden vragen via naturalistisch standpunt (via de
wetenschap).
Fenomenaal bewustzijn verwijst naar hoe het voelt om jou te zijn als bewust wezen.
Het verwijst naar je subjectieve, persoonlijke ervaringen. Ook wel “What it’s
likeness” of qualia (kwalitatieve aspecten van een ervaring).
Hoe is het om een aardbei te proeven?
Hoe is het om blauw te zien?
Fenomenologie verwijst naar hoe iemand iets ervaart:
Introspectie: stilstaan bij de fenomenologie van jou ervaring.
Rapporteren: iemand anders vertelt je over de fenomenologie van hun
ervaring.
De ‘explanatory gap’ (verklaringskloof):
Probleem: hoe kan een materialistische theorie van bewustzijn,
qualia/subjectieve ervaring/het fenomenale verklaren?
Volgens Joseph Levine was dit een probleem omdat:
Bewustzijn vanuit een materialistische manier benaderen: we vertrekken uit
het fysieke brein, neuronen, cellen…
Bewustzijn vanuit fenomenologie: hebben we het over hoe bewustzijn voelt,
dus vanuit subjectieve ervaringen van kleur, smaak, emoties, ….
Tussen deze twee is een verklaringskloof: als we het brein puur bestuderen als
onbewuste materie, hoe komen we dan ooit tot een verklaring van hoe het voelt om
bewust te zijn om de bewuste eigenaar van het brein te zijn.
Er lijkt iets te ontbreken als we een puur fysieke verklaring geven van bewustzijn,
door te verwijzen naar de werking van het fysieke brein:
Hoe verklaart de materiële uitleg wat het is om een aardbei te proeven?
Waar komt ons subjectieve bewustzijn vandaan als ons brein onbewuste
materie is?
Hoe zorgt een activatie van neuronen voor de kwalitatieve aspecten van het
ruiken van een kopje koffie?
,Het wordt ook wel “het moeilijke probleem van bewustzijn” genoemd. Hierbij
zijn twee interpretaties:
1. De verklaringskloof is een epistemologisch probleem:
Er is een probleem met de manier waarop wij over de wereld nadenken. Een
materialistische verklaring voor het fenomenale is misschien wel mogelijk,
maar wij hebben er (nog) niet de cognitieve capaciteiten voor. De nodige
kennis ontbreekt voorlopig.
2. De verklaringskloof is een metafysisch probleem:
De kloof ontstaat door hoe de wereld werkelijk in elkaar zit, dat is: qualia zijn
simpelweg niet fysiek! Een materialistische theorie, die uitgaat van het feit dat
alles fysiek is, zal dus nooit qualia kunnen verklaren, want materialisme is
simpelweg fout. Dit was bijvoorbeeld bij het dualisme.
David Chalmers maakte onderscheid tussen makkelijke problemen vs. het
moeilijke probleem:
- Makkelijke problemen:
Problemen over bewuste mentale toestanden waarvan we perfect kunnen
zeggen wat de functie of causale rol ervan is. We kunnen dan namelijk
wetenschappelijk onderzoeken welke breinstructuren deze functies vervullen
(zogenaamde “neurale correlaten” vinden). Voorbeeld: hoe we informatie
opslaan en later weer oproepen of wat er gebeurt wanneer we pijn voelen.
- Moeilijke problemen:
Kunnen niet op dergelijke wijze worden onderzocht en opgelost. Ze gaan over
qualia of het fenomenale bewustzijn, waarom voelt pijn op een bepaalde
manier bij een bepaald persoon. Voorbeeld: “de roodheid van rood”, de
“pijnlijkheid van pijn”, “hoe het voelt zich iets te herinneren”, …
Het subjectieve gevoel van bewustzijn kan niet zomaar verklaard worden
door te verwijzen naar breinstructuren of ‘neurale correlaten’. Deze
problemen zijn moeilijk aan te pakken via onze wetenschappelijke
methoden.
Chalmers zegt: door dit onderscheid te maken wordt ons onderzoek van bewustzijn
minder overweldigend: door eerst makkelijke problemen aan te pakken, kunnen we
misschien uiteindelijk ook de moeilijke oplossen.
Het moeilijke probleem komt voort uit het feit dat vanuit materialisme, het moeilijk is
om fenomenaal bewustzijn te verklaren en om te verklaren hoe het voelt voor ons om
een bewust zelf te zijn. Het moeilijke probleem kan voor ons dus niet zomaar
genegeerd worden.
,Vormen fenomenaal bewustzijn en het fenomeen van qualia inderdaad een
probleem voor materialisme?
Argumenten tegen het materialisme:
Argument 1: Thomas Nagel (‘What is it like to be a bat?’)
Bewustzijn hebben, betekent bewuste, subjectieve ervaringen hebben. Een wezen
heeft bewustzijn als het de ervaring heeft van ‘hoe het is’ om dat wezen te zijn.
Probleem: het is precies deze ‘hoe het is’, of subjectie ervaring, die niet beschreven
kan worden in een materialistische, wetenschappelijke manier. Een dergelijke theorie
kan enkel objectieve verklaringen bieden.
Voorbeeld: echolocatie. We kunnen op wetenschappelijke wijze uitleggen hoe
vleermuizen via echolocatie de wereld verkennen. Maar we weten daarmee nog niet
wat het is om een vleermuis te zijn of aan echolocatie te doen!
Met andere woorden: Het probleem van materialistische benaderingen van het
fenomenale bewustzijn is dat bewustzijn zelf uit de wetenschappelijke verklaring
wegblijft. Het subjectieve karakter, het ‘hoe het is’, kan niet in objectieve termen
worden uitgelegd.
We kunnen eigenlijk enkel iets zeggen over ons eigen bewustzijn, en enkel in
subjectieve termen:
- Je kan niet weten hoe het is om een vleermuis of iemand anders te zijn.
- Je kan niet uitleggen hoe blauw eruitziet aan iemand die blind is geboren.
- Je kan niet uitleggen hoe het is om aardbeien te proeven aan iemand die
aardbeien niet kent.
Is Thomas Nagel’s argument problematisch voor materialisme?
Niet echt.
Het probleem dat Nagel ziet is dat wetenschap objectief wil zijn, en fenomenaal
bewustzijn net subjectief is: het subjectieve wordt altijd net weggelaten in de
wetenschap!
Maar Nagel geeft zelf aan dat zijn argument niet noodzakelijk aantoont dat
materialisme fout is, maar enkel dat er een epistemologisch probleem is: we
hebben (nog) niet de nodige kennis.
Nagel is zelfs een beetje optimistisch: Misschien zullen we ooit wel de nodige kennis
en concepten hebben om de geest-lichaam relatie te begrijpen.
Pre-Socratische Grieken: hadden niet nodige concepten om te begrijpen hoe
materie eigenlijk een vorm van energie is. Nu weten we dit wel.
Misschien zijn wij wel vergelijkbaar en zullen we ooit de nodige concepten
vinden om te verklaren hoe mentale gebeurtenissen eigenlijk fysieke
gebeurtenissen zijn.
, Argument 2: Frank Jackson (Mary de superwetenschapper)
Heeft een gedachte-experiment ontworpen om te proberen materialisme te
verwerpen. Een gedachte-experiment is een experiment dat wordt uitgevoerd in
gedachten. Een hypothetische situatie wordt voorgesteld om de waarschijnlijkheid en
de gevolgen van een bepaald idee of een theorie te overdenken.
Daniel Dennett: “intuïtie pompen” -> een gedachte-experiment dat is opgesteld om
een intuïtie op te wekken en te onthullen (en ons eventueel in staat te stellen om via
deze intuïtie een antwoord te formuleren op een probleem of vraag).
Frank Jackson zijn gedachte-experiment gaat over Mary. Mary is een
superwetenschapper. Ze leeft in een (hypothetische) toekomst waarin onze
wetenschappelijke kennis over kleur, kleurervaringen, en licht compleet is. Mary kent
alle objectieve, wetenschappelijke, fysieke feiten over kleur(ervaringen). Maar Mary
bracht wel haar hele leven door in een zwart-wit-grijs kamer. Ze zag nooit een kleur.
Ze weet wel (van zwart-wit foto’s) hoe bananen eruit zien. Ze kent bovendien elk
(objectief, wetenschappelijk, fysiek) feit over de geel-ervaring.
Op een dag mag ze de kamer uit, iemand laar haar een banaan zien. Leert Mary iets
nieuws over geel? Zou Mary in staat zijn te weten dat dit geel is en niet blauw? Heeft
Mary’s perceptie van de banaan haar iets geleerd over geel dat nog niet tot haar
uitputtende, wetenschappelijke kennis van geel behoorde? Er zijn hier twee
mogelijkheden: ze zegt “ah, dat is hoe het is om geel te zien!” of “Ja, ok. Dat is geel,
dat wist ik al.”.
Frank Jackson zegt dat iedereen zijn intuïtie is, dat Mary iets nieuws leert. Ze leert
namelijk de geel-quale. Maar Mary wist alle materiële feiten over geel…
Dus: als je gelooft dat Mary iets nieuws leert, dan je geloof je dat qualia
niet-materiële/niet-fysieke fenomenen zijn.
Zijn argument wordt ook wel het kennisargument genoemd.
Is Frank Jackson’s gedachte-experiment problematisch voor materialisme?
Op eerste gezicht wel:
Als qualia / fenomenaal bewuste ervaringen niet-materieel zijn, dan kunnen
ze nooit op materialistische wijze worden beschreven, uitgelegd, of verklaard.
Niet echt, want zijn argumentatie is zelf problematisch:
- Intuïties kunnen fout zijn:
Dennet: Natuurlijk leert Mary niets nieuws, ze wist toch alles al?
-> Jackson’s hele argument steunt op een intuïtie die niet door iedereen
gedeeld wordt! Als Mary niets nieuws leert, is materialisme niet weerlegd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MeintjeGoosen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.