Cijfer werkstuk: 7,6
Cijfer tentamen: 7,3
Dit document bevat de huiswerkopdrachten die elke week op Canvas werden gepubliceerd, inclusief de antwoorden natuurlijk. Alle opdrachten zijn nabesproken in de les, dus de antwoorden kloppen :)
Deze opdrachten zijn uit jaar 1, studiejaar 20/21, dus ...
1. Het BW kent voor het vermogensrecht een zogenoemde gelaagde structuur. Leg uit wat
dit betekent.
Eerst geeft het BW algemene regels die voor een bepaald onderwerp gelden. Daarna geeft
het gedetailleerdere regels voor steeds specifiekere situaties. Boek 1 en 2 geven de
algemene regels voor natuurlijke en rechtspersonen. Boek 3 en 6 geven de algemene regels
voor rechtshandelingen en overeenkomsten. Vervolgens worden in boek 7 de bijzondere
regels voor arbeidsovereenkomsten gegeven.
2. Elk rechtsgebied heeft rechtsbeginselen waar je altijd rekening mee moet houden. Het
strafrecht heeft bijvoorbeeld het beginsel: geen straf zonder schuld. Ook het
overeenkomstenrecht kent een aantal beginselen. Noem de 5 beginselen en licht ze kort
toe.
1. Contractsvrijheid: alles mag worden afgesproken (alle overeenkomsten mogen worden
gesloten) zolang het niet in strijd is met de openbare orde of de goede zegen.
2. Pacta sunt servanda: overeenkomsten moeten worden nagekomen.
3. Vormvrijheid: er geldt geen speciale vorm waarin handelingen verricht moeten worden,
tenzij de wet dat anders bepaalt. Het maakt dus bijvoorbeeld niet uit of een overeenkomst
schriftelijk of mondeling tot stand komt.
4. Redelijkheid en billijkheid: partijen zijn verplicht zich naar elkaar redelijk en billijk te
gedragen. Als er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt, behoor je dus te handelen naar wat
fatsoenlijk is.
5. Bijzonder gaat voor algemeen: bij een situatie waarin twee rechtsregels op één situatie
betrekking hebben, gaat de bijzondere regel voor. De bijzondere regel is gedetailleerder en
kan daarom beter worden toegepast op de desbetreffende situatie.
3. Wat is een verbintenis? Ondersteun jouw uitleg met een voorbeeld.
“Rechtsverhouding tussen twee partijen waarbij de één een recht heeft op een op geld
waardeerbare prestatie waartoe de ander verplicht is.”
, Een verbintenis is iets wat je volgens het recht verplicht bent om te doen of laten. Als je
bijvoorbeeld geld bij de bank leent, is de bank verplicht om dit geld vervolgens ook
daadwerkelijk aan jou te lenen. Je bent een prestatie verschuldigd aan de ander.
4. A en B maken de afspraak om samen op vakantie te gaan. Bestaat hierdoor tussen A en
B een verbintenis?
Nee, want bij een verbintenis is altijd sprake van een schuldeiser en een schuldenaar. Bij
deze afspraak is de een de ander niet iets verschuldigd.
5. A en B maken de afspraak dat A met B tegen betaling mee op vakantie zal gaan om B en
zijn partner en kinderen te verzorgen. Bestaat hierdoor tussen A en B een verbintenis?
Ja, want hierbij is A een bedrag verschuldigd aan B. (Juridische afspraak: een op geld
waardeerbare prestatie)
6. Op de openbare weg geldt de regel dat bestuurders die van links komen, voorrang
moeten verlenen aan bestuurders die van rechts komen. Kwalificeert deze rechtsplicht als
een verbintenis?
Nee, hier is sprake van een algemene rechtsplicht. Algemene rechten en plichten doen geen
verbintenissen ontstaan, omdat de een weliswaar een plicht heeft, maar daartegenover
staat niet een corresponderend vorderingsrecht bij de ander.
7. In paragraaf 1.2 van het boek wordt uitgelegd dat de prestatie het object (onderwerp)
van de verbintenis is. Dit kan zowel bestaan uit een doen en een nalaten. Dat dit rechtens
afdwingbaar is, vinden we in de wet in art. 3:296 BW: ‘…, wordt hij die jegens een ander
verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van
de gerechtigde, veroordeeld.’ Geef een voorbeeld van ‘een geven’, ‘een doen’ en ‘een
nalaten’.
Geven: het geven van geld wanneer je een fiets koopt
Doen: werken bij een arbeidsovereenkomst
Nalaten: concurrentiebeding
8. In figuur 2.1 zie je een rechtsfeitenschema. Licht toe wat de volgende begrippen uit het
rechtsfeitenschema inhouden.
A. Rechtsfeit
Alle feiten waar het recht gevolgen aan verbindt
B. Bloot rechtsfeit
Feiten waar het recht gevolgen aan verbindt, maar wat niet echt een handeling is
C. Feitelijke handeling
Een handeling zonder beoogd rechtsgevolg (een rechtsfeit zonder wil voor rechtsgevolg)
D. Rechtshandeling
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller suomalainen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.