1. Een doel van passend onderwijs is dat de kwaliteiten en onderwijsbehoefte van
het kind bepalend zijn, niet de beperkingen.
A. Waar
B. Niet waar
2. Volgens het Multi-tiered systems of support (MTSS) bestaat niveau 2 uit:
A. Het basis curriculum; dit is waar het grootste deel van de klas moet
kunnen leren.
B. Strategische interventies en kleine groepjes; hier komen kinderen terecht
die gaan achterlopen op niveau 1.
C. Individuele begeleiding; dit is niveau is voor kinderen die gaan achterlopen
op niveau 1 en extra ondersteuning nodig hebben.
3. Het benoemen van specifieke onderwijsbehoeften van kinderen en kinderen met
dezelfde onderwijsbehoeften bij elkaar zetten is onderdeel van:
A. Multi-tiered systems of support (MTSS)
B. Zone van naaste ontwikkeling
C. CHC-model
D. Handelingsgericht werken
4. Ondanks vele pogingen is er geen eenduidige definitie van intelligentie. Er zijn
wel veel overeenkomsten in vele definities, zoals:
A. Het aanpassen van je eigen cognitieve functioneren aan de buitenwereld.
B. Individuele verschillen in problemen oplossen
C. Het aanpassen aan de (veranderde) omgeving als centraal aspect
D. De nadruk op onderscheid maken tussen kinderen
5. In het Catell-Horn Caroll (CHC) model is de algemene intelligentiefactor (g)
verbonden met brede cognitieve vaardigheden. Met welke brede cognitieve
vaardigheid heeft de g de meest sterke relatie?
A. Reactiesnelheid
B. Kortetermijngeheugen
C. Vloeiende intelligentie
D. Gekristalliseerde intelligentie
6. Volgens Sternbergs Triarchische Intelligentietheorie zijn er drie
kernvaardigheden. Welke kernvaardigheid bestaat uit de vaardigheid om kennis
te vergaren, kritisch te denken en informatie te evalueren?
A. Praktische vaardigheden
B. Creatieve vaardigheden
C. Analytische vaardigheden
7. ‘’Om te kunnen leren moet er wederkerigheid zijn, bepaalde betekenis en
transcendentie.’’ Dit wordt genoemd bij:
, A. Feuersteins gemedieerde leerervaring
B. Zone van naaste ontwikkeling
C. Overlapping waves model
D. Gardner’s multipele intelligentiemodel
8. Degene die binnen een neuron chemische signalen in de buurt interpreteert
noemen we:
A. Myeline
B. Neurotransmitter
C. Soma
D. Dendriet
9. Zijn de onderstaande stellingen juist of niet juist?
I. Het actiepotentiaal bestaat uit de axonale heuvel die besluit te
vuren/stoppen met vuren nadat er -55 millivolt is behaald aan positief
geladen deeltjes.
II. Het actiepotentiaal bestaat uit de axonale heuvel die besluit te
vuren/stoppen met vuren nadat er -65 millivolt is behaald aan positief
geladen deeltjes.
A. Stelling I is waar
B. Stelling II is waar
C. Beide stellingen zijn onjuist
10.Wat maakt het mogelijk dat er een reeks van actiepotentialen ontstaat waardoor
het signaal geboost wordt en aan het eind van de axon nog sterk genoeg is om te
kunnen door geven?
A. Long-term potentiation
B. Knopen van Ranvier
C. Synaptogenese
11.Wat houdt long-term potentiation in?
A. Als er weinig communicatie is tussen neuronen dan gaat er minder
onderhoudsstoffen naar toe en worden ze minder efficiënt.
B. Als er veel communicatie is tussen neuronen dan gaat er minder
onderhoudsstoffen naar toe en hierdoor vergeten we dingen.
C. Als er veel communicatie is tussen neuronen dan wordt hun relatie
versterkt. Hierbij kan de soma soms extra dendrieten/receptoren
aanmaken.
D. Als er weinig communicatie is tussen neuronen is er meer bloedtoevoer en
kan de soma onderhoud versterken.
12.Vul het volgende verhaal over neuronale ontwikkeling in met de volgende
termen:
Na de (1…..) komen we op het punt aan dat de sterkste neuronen mogen blijven
en andere neuronen krijgen de boodschap zichzelf te vernietigen bij (2……). Dit
, gebeurt in het proces van (3……). De sterkste neuronen gaan naar de juiste
locatie, hier komen ze door het gebruik van een soort plakhandjes waarbij ze
lopen over (4….). Dit vind plaats in de (5…..). Als ze op de juiste plek zijn
aangekomen moeten ze contact gaan maken. Dit doen ze door het vormen van
(6……) (7…..) (8……).
13.De witte stof in onze hersenen bestaat voornamelijk uit axonen omgeven door
myeline. Het gaat hierbij om snelle interne communicatie.
A. Juist
B. Onjuist
14.De oorzaak van leerproblemen is:
A. Altijd een wisselwerking tussen genetische factoren en sociaal-emotionele
factoren.
B. Altijd een wisselwerking tussen genetische factoren en disruptieve en
protectieve factoren in de omgeving.
C. Altijd een wisselwerking tussen disruptieve en protectieve factoren in de
omgeving en sociaal-emotionele factoren.
D. Altijd een wisselwerking tussen genetische factoren en stressoren in de
omgeving.
15.Leerproblemen komen vaak in families voor. Uit eeneiige tweelingstudies konden
we halen dat:
A. Als er weinig stimulans was dat er minder synaptogenese plaats vond.
B. Dat als één van de twee rekenproblemen had dat de kans dat de ander dat
ook had 35%.
C. Als de ouders veel aanleg hadden voor het ontwikkelen van leerproblemen
je dit ook terug zag bij de kinderen.
D. Dat als één van de twee leesproblemen had de kans dat de ander deze ook
had 84% was.
16.Zijn onderstaande stellingen juist of onjuist?
I. Cocaïne zorgt voor verstoringen aan de receptoren van sensorische
neuronen.
II. Alcohol beïnvloedt het proces van selectie: er vind onnodige apoptose
plaats.
A. Stelling I is juist
B. Stelling II is juist
C. Beide stellingen zijn juist
D. Beide stellingen zijn onjuist
17.Volgens welk model heeft iedereen een bepaalde aanleg tot het ontwikkelen van
leerproblemen en als mensen veel aanleg hebben tot het ontwikkelen van
leerproblemen zijn er maar weinig stressoren nodig om dit tot uiting te brengen?
A. Differentiële ontvankelijkheid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daniellegugg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.62. You're not tied to anything after your purchase.