De onderwerpen van burgerlijk recht I per week.
Week 1: Object en subject.
1. HR Dépex curatoren/Bergel-> 3:4 lid 1 BW, naar verkeersopvatting één zaak
(bestanddeel) als:
a. Gebouw en apparatuur specifiek in constructief opzicht op elkaar afgestemd.
b. Het gebouw onvoltooid is zonder de apparatuur (niet kijken naar functie in
productieproces).
2. HR Groutankers-> als iets maar een tijdelijke hulpfunctie heeft dat is een aanwijzing
dat het geen bestanddeel is.
3. Roerend of onroerend.
a. Art. 3:3 jo. 5:20 lid 1 sub e BW kennen twee vereisten:
i. Is het verenigd met de grond?
ii. Is deze vereniging duurzaam?
b. Het bestemmingscriterium uit het arrest Portacabin geeft een invulling van dit
tweede vereiste. Voor invulling van dit criterium geeft de HR drie
submaatstaven.
i. Naar aard en inrichting bedoeld om duurzaam ter plaatse te blijven
(niet van belang of de mogelijkheid bestaat het bouwsel te
verplaatsen):
1. Bedoeling van de bouwer, voor zover naar buiten kenbaar
(mede in wiens opdracht).
2. Bestemming ter plaatse te blijven is naar buiten kenbaar.
ii. Is het voor een derde zichtbaar dat de bouwer deze bedoeling
heeft/dat het duurzaam ter plaatse blijft?
1. Bijv. moet wel rendabel zijn.
2. Of, iets moet lang ter plaatse blijven wil je subsidie krijgen van
de overheid.
iii. Verkeersopvatting-> geen zelfstandige maatstaf voor de vraag of een
zaak roerend of onroerend is, zijn echter wel een zelfstandig criterium
voor bepaling van de vraag of een zaak bestanddeel is van een
andere zaak (zie art. 3:4 BW). Is een aanvulling en moet dus
terughoudend worden getoetst.
c. De portacabin is onroerend, want deze is duurzaam met de grond verbonden.
d. Is een zaak onroerend of roerend?
i. Duurzame vereniging, 5:20 lid sub e BW.
ii. Duurzame vereniging 3:3 lid 1 BW.
4. HR Woonark-> Woonark is roerend, want het is een schip. De aard en inrichting van
deze installatie laat zien dat het hier gaat om een zaak die blijkens zijn constructie
bestemd is om te drijven en drijft, hierom is er sprake van een schip (art. 8:1 BW).
a. De mogelijkheid tot vastleggen van het schip, maakt het nog niet onroerend.
b. Wanneer iets kan meebewegen met het water is er geen sprake van
duurzame vereniging.
c. De rechtsregel bij dit arrest is: bij de beoordeling van de vraag of een zaak
roerend dan wel onroerend is, moet er gekeken worden naar de aard en
inrichting van de installatie, omgevingsfactoren mogen niet meewegen .
5. HR Havenkranen-> voortdurende verbinding met de grond= duurzame vereniging=
onroerende zaak. Vanwege het feit, dat de kranen blijkens hun constructie bestemd
zijn om zich op het land te bevinden en dat zij (indirect via rails) ook feitelijk in
, voortdurende verbinding staan met de onder de kranen gelegen grond, oordeelt de
Hoge Raad dat deze kranen onroerende zaken zijn. Ze verschillen daarin volgens de
Hoge Raad van woonarken, die niet met de bodem zijn verenigd, omdat die bestemd
zijn om op het water te drijven en ook feitelijk drijven.
Week 2: Creëren, produceren, repareren, toevoegen en afscheiden.
1. HR Quint/Te Poel-> doet zich een situatie voor waar de wet geen passend artikel
voor heeft, dan moet de rechter zich aanpassen tot wat wel in de wet staat. Dus een
oplossing zoeken door iets toe te passen wat wel in de wet staat. Bijv. toe te passen
bij art. 3:80 BW. Kunt dus een artikel gebruiken ook als deze de situatie niet geheel
covered.
2. Van wie is de eigendom? Eigendom van roerende zaken.
a. Eigenaar vruchten (5:1 lid 3 jo. 5:17 BW).
b. Niemand toebehorende zaak-> inbezitneming (5:4 BW).
c. Eerlijke vinder (5:5 BW).
d. Schatvinding (5:13 BW).
e. Zaakseenheid (3:4 BW).
f. Natrekking (5:14 BW).
g. Vermenging (5:15 BW), twee soorten (HR Teixeira de Mattos):
i. Eigenlijk-> door vermenging ontstaat 1 zaak.
1. HR Zalco.
a. Art. 5:14 lid 3 BW hoofdzaak is de zaak waarvan;
i. De waarde die van de andere zaak aanmerkelijk
overtreft.
1. Er mag niet te snel aangenomen worden
dat er sprake is van een hoofdzaak
wegens een ‘aanmerkelijk
waardeverschil’, indien dit leidt tot verlies
van een recht.
ii. Of die volgens verkeersopvatting als zodanig
wordt beschouwt.
1. Verkeersopvatting is geen bruikbaar
criterium bij vermenging/natrekking van
soortgelijke zaken.
b. Wie eigendom van de hoofdzaak heeft verkrijgt dan
eigendom van het geheel (de nieuwe zaak)-> 5:14 lid 1
BW.
i. Art. 5:14 lid 2 BW-> bij verschillende eigenaren
en geen hoofdzaak, worden ze samen eigenaar
naar evenredig deel.
c. Wanneer er conform art. 5:14 lid 2 een nieuwe zaak
ontstaat en mede daarom een nieuw eigendomsrecht,
komt er van rechtswege een pandrecht te rusten op
een aandeel in de zaak ten behoeve van degene die
het pandrecht op de door vermenging tenietgegane
zaak had gevestigd.
, d. Wanneer er een pandrecht rust op een bestanddeel dat
onderdeel wordt van een hoofdzaak, dan vervalt het
pandrecht.
e. Wanneer er een pandrecht rust op de hoofdzaak dan
komt het pandrecht te rusten op de hoofdzaak met
inbegrip van alle bestanddelen.
ii. Oneigenlijke vermenging-> zaken zijn niet individualiseerbaar, maar is
niet 1 zaak ontstaan. HR Teixeira de Mattos:
1. Als je je op je eigendomsrecht wil beroepen dan geldt het
bepaaldheidsvereiste, en dan moet je kunnen aantonen dat die
certificaten van jou zijn. Als je dat niet kan bewijzen dan
gelden bewijsvermoedens, art 3:109 BW: degene die de
certificaten onder zich heeft is bezitter, en art 3:119 BW:
bezitter wordt vermoed eigenaar te zijn.
2. HR zegt dat omdat er voortdurende wisseling van soortgelijke
stukken zoals de certificaten is geweest, én er niet kan worden
vastgesteld dat de certificaten die er nu zijn van Peijnenburg
en Mulder zijn, moet er worden verondersteld dat TdM
eigenaar is.
3. Dat betekent niet dat de beleggers geen recht meer hebben op
de certificaten, maar ze moeten gewoon een vordering
indienen en bij het faillissement voegen.
4. Dit heeft te maken met het leerstuk van oneigenlijke
vermenging= het blijven afzonderlijke zaken, maar de zaken
raken door elkaar. Degene die dan op een van de zaken een
eigendomsrecht heeft kan niet meer aanwijzen welke zaak dat
precies was.
a. Een uitzondering op oneigenlijk vermenging is als je
kan bewijzen dat je eigenaar bent van alle zaken. Dan
is er geen bewijsprobleem. Het leerstuk van
oneigenlijke vermenging speelt dus alleen als iemand
eigenaar zegt te zijn van een deel van de zaken.
h. Zaaksvorming (5:16 BW)->
i. Lid 1-> eigenaar oorspronkelijke zaak is eigenaar nieuwe zaak.
Gezamenlijk eigendom bij meerdere eigenaren oorspronkelijke zaak.
1. HR Hollander’s Kuikenbroederij-> “vormen” is als er menselijk
handelen aan te pas komt en dit moet je ruim uitleggen.
2. HR Hinck/Van der Werff & Visser
a. Eerste vereiste van zaaksvorming is dat sprake moet
zijn van een nieuwe zaak. Wanneer is sprake van een
nieuwe zaak?-> zijnde een zaak met een nieuwe
identiteit ten opzichte van de oorspronkelijke zaak of
zaken (HR Hollander’s Kuikenbroederij) -> moet
beoordeeld worden aan de hand van
verkeersopvattingen en in dit geval mede aan de hand
van art. 8:1 (Schepen) BW.
i. Nieuwe zaak?-> zaaksvorming-> CY eigenaar
en dus Hinck.
, ii. Geen nieuwe zaak?-> Werff eigenaar en dus
Hinck niet.
b. Koper onder eigendomsvoorbehoud kan bevoegd zijn
om te beschikken over een zaak, ondanks dat hij de
koopprijs nog niet heeft betaald. Of hij
beschikkingsbevoegd is, is afhankelijk van wat partijen
expliciet of impliciet met elkaar zijn overeengekomen
(uitleggen overeenkomst, Haviltex). Dat de zaken
bestemd zijn voor doorverkoop betekent niet direct dat
de koper ook bevoegd was, maar het is wel een
belangrijke aanwijzing.
ii. Lid 2-> indien iemand voor zichzelf een zaak vormt of doet vormen uit
of mede uit een of meer hem niet toebehorende roerende zaken,
wordt hij eigenaar van de nieuwe zaak, tenzij de kosten van de
vorming dit wegens hun geringe omvang niet rechtvaardigen.
1. HR Breda/Antonius:
a. De omstandigheden die bij industriële fabricage een rol
spelen bij de beoordeling van de rechtsverhouding
(voor zichzelf doen vormen of voor zichzelf gevormd?):
i. Wie heeft beslissende invloed op de wijze van
productie?
ii. Wie heeft beslissende invloed op de definitieve
vorm van het product?
iii. Wie draagt het risico van verliezen wegens
tegenvallende bruikbaarheid,
verhandelbaarheid of winstgevendheid van het
product?
iv. Wie gaf de opdracht (alleen niet voldoende)?
Week 3: Wat zit er ‘in’ een goederenrechtelijk recht/samen is moeilijker dan alleen.
1. Wat mag een eigenaar en wat omvat het eigendomsrecht?
a. Misbruik eigendomsrecht-> art. 3:13 BW.
i. Lid 2-> een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door haar
uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met
een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in
aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de
uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar
redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen (opsomming
niet limitatief).
1. HR Berg en Dalse watertoren-> ‘met geen ander doel dan een
ander te schaden’.
a. HR zegt dat als de windmolen op verschillende plekken
kan staan, je niet perse hoeft te kiezen voor de plek die
het minste nadeel toebrengt aan derden.
b. Windmolen moest worden verwijderd omdat het
misbruik van recht opleverde: de windmolen werd
geplaatst met het enige doel om de ander dwars te
zitten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller s-kers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.