Hoofdstuk 1:
Onzekere situatie: Er zijn meerdere mogelijke uitkomsten en de uitkomst staat niet vast. Ga ik een
goede baan vinden of niet? Onzekerheid beïnvloedt de economie. Je besluit bijvoorbeeld om je tijd
te gebruiken om fruit te kopen op de markt. Er bestaat altijd de mogelijkheid dat de fruitkraam er die
dag niet staat. Had je dat geweten, dan zou je je schaarse tijd anders hebben gebruikt. Maar omdat
je gekozen had om fruit te gaan kopen, lopen jij en de boekhandel surplus mis. Bij onzekerheid kijken
economen daarom naar het risico: de verwachte financiële schade van de gebeurtenis.
Als bijvoorbeeld je scooter wordt gestolen is scooterdiefstal de gebeurtenis. Als 1 op de 10 scooters
gestolen wordt is de kans op scooterdiefstal gelijk aan 1/10. En de schade is gelijk aan de waarde van
een nieuwe scooter. Voor een scooter van € 1.000 is het risico van een scooterdiefstal gelijk aan:
1/10 keer € 1.000 is € 100. Risico= kans op schade x schade. Hoe groot het risico is wordt bepaald
door de twee onderdelen waaruit risico bestaat: de kans op een gebeurtenis en de schade als gevolg
van die gebeurtenis. De kans op diefstal is doorgaans groter in de stad dan in een dorp. Het risico dat
hoort bij de scooterdiefstal is voor een goedkope scooter kleiner dan voor een duurdere scooter.
De relatief anonieme en meer chaotische sfeer verhoogt de kans op criminaliteit.
In de praktijk worden risico’s geschat en dat gaat gepaard met onzekerheid. Als een risico verkeerd
wordt ingeschat, worden er verkeerde keuzes gemaakt. De koop kan dan ten onrechte niet
doorgaan. De consument loopt consumentensurplus mis en de verkoper maakt geen winst. Beiden
hebben nadeel van het verkeerd inschatten van het risico. Om risico goed in te schatten heb je
informatie nodig. Tijd is waarde een tijd is een prijs: rente. Maar In de tijd kan er ook van alles
gebeuren. Een pretpark kan bijvoorbeeld failliet gaan waardoor het familie uitje niet doorgaat en het
consumentensurplus niet wordt genoten. Of de prijs van grondstoffen stijgt onverwachts waardoor
aanbieders met hogere kosten komen en de prijs gedwongen omhoog moet. De afzet daalt. Deze
risico's kunnen zich In de tijd voor doen en zijn daarom een onderdeel van de prijs van de tijd. Een
deel van de rente is de waarde van onzekerheid In de vorm van risico’s. We noemen dit de risico-
opslag. Bij een langere tijdsperiode is de kans groter dat een risico zich openbaart: de risico opslag
neemt toe. Hoe langer de periode dat consumenten hun geld afstaan aan de bank, hoe hoger de
rente die ze over hun spaargeld krijgen. Dit verband tussen looptijd en rente is de
rentetermijnstructuur. De grafiek heeft een speciale naam: de yieldcurve. Dit vertoont een degressief
stijgend verloop. De rente stijgt minder dan evenredig met de looptijd. De kans dat een risico zich
openbaart met een looptijd van twee jaar is dubbel zo groot als bij een lening met een looptijd van
één jaar. De curve stijgt In het begin snel, maar daarna stijgt hij minder snel.
Vrijwillige risico's neemt iemand bewust bijvoorbeeld een bergbeklimmer die de top van de Himalaya
wil beklimmen en weet dat zijn vingers kunnen vriezen. Onvrijwillige risico’s neemt iemand niet
bewust. Zo kan Iedereen ziek worden of je een jong of oud bent, jongen of meisje, blank of gekleurd.
Het is een onvermijdbaar risico waar Iedereen mee moet leven.
Risicoavers= de meeste mensen houden niet van risico’s. Ze zijn risicoavers.
Loterij Prijs per lot Uitbetaling Uitbetaling Verwachte Mogelijke Kans op Risico
kop munt opbrengst schade schade (verwachte
schade)
A 20 24 16 0 4 0,5 2
B 20 40 0 0 20 0,5 10
C 20 60 0 10 20 0,5 10
Verwachte opbrengst= gemiddelde opbrengst – gemiddelde kosten. (A= 24+16/2= 20 – 20 =0)
(Kans op kop x (uitbetaling bij kop – prijs per lot) + kans op munt x (uitbetaling bij munt – prijs per lot)
Mogelijke schade= kosten - Wat je in het slechtste geval uit krijgt betaald (A= 20-16=4)
Kans op schade= 0,5 munt en 0,5 kop
, Risico= kans op schade x mogelijke schade.
iemand die risicoavers is kiest het zekere voor het onzekere= situatie met laagste risico. Bij situatie C is het risico gelijk aan
B, maar verwachte opbrengst is hoger dus je kiest voor C. Loterij A heeft een lager risico, maar C heeft hogere verwachte
opbrengst dus dat kan een risicoavers persoon over de streep trekken.
Hoofdstuk 2:
Risico averse mensen vermijden risico’s. Bij vrijwillige risico’s is dat gemakkelijk, want je neemt het
risico niet. Maar bij onvrijwillige risico’s kan dat niet, want ze zijn onvermijdelijk. Maar je kan wel op
andere manier van deze risico afkomen: verzekeren; je verzamelt een groep mensen met zelfde
risico.
BV: groep van 100 mensen met mogelijke schade van 10.000 en 5% kans. Risico= 0,05x10.000=500. Risico gehele groep is
100x500=50.000= totale risico= gelijk aan verwachte schade van de groep als geheel.
Totale risico=verwachte schade van een gehele groep=kans op schade x schade x aantal mensen.
Bij verzekeren wordt totale risico van tevoren door de gehele groep betaald. Als iemand dan schade
oploopt wordt dat betaald uit het opgehaalde bedrag. Bedrag wat iedereen betaald is premie= totale
risico/aantal mensen=waarde van het risico. Het bedrag: aantal mensen x premie wordt opgehaald=
verwachte waarde totaal. Iedereen is na betaling verzekerd: als iemand schade oploopt, wordt de
schade betaald uit eerder betaalde premies. De verzekerde loopt geen risico meer.
Iemand die zich niet verzekert heeft een kans van 5% dat hij 10.000 schade oploopt.
Risico=500=verwachte kosten. Iemand die zich wel verzekert betaalt 500 met zekerheid dan hij niet
meer hoeft te betalen. Een risicoavers persoon zal altijd verzekeren. De verwachte kosten van
wel/niet verzekeren zijn gelijk, maar het risico bij niet verzekeren is veel groter. Daar staat tegenover
dat iemand die zich niet verzekert geen premie hoeft te betalen en 95% kans heeft om geen schade
te lijden. Hij houdt dan 500 meer over. Omdat de verwachte kosten van wel/niet gelijk zijn, kiest een
risicoavers persoon voor de optie met het laagste risico: wel verzekeren.
Verzekeringen worden aangeboden door verzekeringsmaatschappijen, verzekeraars. De schades die
verzekering dekt staan in verzekeringspolis, verzekering (= contract tussen de aanbieder, de
verzekeraar, de vrager, de verzekeringsnemer). Je spreekt van verzekering afsluiten. Het is een
contract met een bepaalde geldigheidsduur. Consumenten en bedrijven zijn vragers.
Er zijn verschillende verzekeraars die allemaal verschillende verzekering aanbieden. Bv
reisverzekering voor alleen EU of VS er ook bij= heterogeen oligopolie. Kan ook sprake zijn van
monopolistische concurrentie. Marktvorm hangt af van type verzekering. Bv bij zorgverzekering is
aantal aanbieders beperkt. Marktevenwicht van verzekeringsmarkt= (premie, aantal verzekeringen).
Een verzekeraar biedt alleen een premie aan als hij er geen verlies op lijdt. TO= premie x aantal
verzekeringsnemers. TK zijn gelijk aan de optelsom van alle uitgekeerde schades. Maar staat niet vast
dus TK= verwachte schade per verzekeringsnemer x aantal verzekeringsnemers. = verwachte schade
en dat is weer gelijk aan risico. Dus TK= risico verzekeringsnemer x aantal verzekeringsnemers. TK
moet niet hoger zijn dan TO: TO > TK= premies x aantal verzekeringsnemers > risico x aantal
verzekeringsnemers. Oftewel: premie>risico verzekeringsnemer. Premie moet hoger zijn dan kosten
want verzekering moet ook nog mensen in dienst en kantoorruimte betalen. Eerst sprake van
heterogeen monopolie, maar door winst nieuwe toetreder-> premie daalt want meer aanbieders->
toetreding tot alle winsten weg zijn geconcurreerd->monopolistische concurrentie zonder winst.
Een verzekeraar werkt met de kans op schade, de gemiddelde kans= gebaseerd op het gedrag van
veel consumenten. Gemiddelde zegt niet veel over individu. Door werken met gemiddelde kans heeft
verzekeraar informatieachterstand op verzekeringsnemer. Verzekeringsnemer weet meer over
zichzelf en zijn risico dan verzekeraar= informatieasymmetrie. Voor de verzekeraar ontstaan 2
problemen: averechtse selectie; alleen mensen die van zichzelf weten dat ze een groot risico lopen,
sluiten een verzekering af. Een verzekering selecteert als het ware de verkeerde risico’s. Moral
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Ilse321. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.95. You're not tied to anything after your purchase.