In dit document worden de onderwerpen immuniteit en afweer van biologie samengevat. Het gaat hierin over micro-organismen, de afweerlinies, samenstelling van het bloed, bloedgroepen en alle T-cellen en B-cellen.
8.2 Micro-organismen
Het lichaam moet beschermd worden tegen allemaal verschillende ziekteverwekkers. Deze
ziekteverwekkers worden pathogenen genoemd. Meestal zijn dit micro-organismen. We maken
onderscheid tussen drie verschillende micro-organismen, bacteriën, schimmels en virussen. De tijd
tussen besmetting met de ziekteverwekker en de daadwerkelijke ziekteverschijnselen noemen we
incubatietijd.
Een bacterie is een eencellig organisme. De meeste bacteriën zijn kleiner dan de cellen van dieren,
planten of schimmels. Een bacteriecel bevat geen kern, maar één enkele chromosoom. Het DNA heeft
geen begin of eind zoals bij mensen, maar het is circulair. De bacterie beschermt zichzelf van de
buitenwereld met een celwand. Tenslotte kunnen bacteriën gifstoffen produceren die onze cellen ziek
kunnen maken. We kunnen dit bestrijden met antibiotica.
Een virus bestaat uit een stuk DNA of RNA met een eiwitmantel en heeft altijd een gastcel nodig om
zich te kunnen vermenigvuldigen. Daarvoor heeft het zelf niet de benodigde celorganellen. Virusse4n
moeten zich in levende cellen vermeerderen, waarbij de gastheercel sterft. Daarbij komen duizenden
nieuwe virussen vrij, die weer nieuwe cellen kunnen infecteren. Zo kunnen door een virusinfectie in
korte tijd miljarden cellen worden gedood. Een virus kan zonder gastheercel niet vermenigvuldigen,
het kan niet ademen en ook niet bewegen.
Schimmels kunnen meercellig of eencellig zijn. Ze hebben geen bladgroen, maar krijgen hhun energie
door verbranding. Schimmels leven voornamelijk van de restanten van dode planten en dieren. Ze
verteren deze dode stoffen en nemen hun voedingsstoffen op. Deze groep noemen we ook wel de
reducenten. De cellen van een schimmel hebben een celwand en een celkern. Hierdoor lijken ze op de
cellen van planten.
8.3 Samenstelling bloed
Door je lichaam stroomt ongeveer vijf liter bloed. Dat bestaat uit verschillende typen bloedcellen en
bloedplasma. Het bloedplasma is water met daarin plasma-eiwitten en een aantal opgeloste stoffen.
Bij opgeloste stoffen kan je denken aan voedingsstoffen en mineralen.
De drie typen bloedcellen zijn: bloedplaatjes, witte bloedcellen en rode bloedcellen. De bloedplaatjes
zijn belangrijk voor de stolling van het bloed, witte bloedcellen voor de afweer en rode bloedcellen
vervoeren de zuurstof en koolstofdioxide door het lichaam. Wat voor type rode bloedcel je hebt,
bepaalt je bloedgroep.
8.4 Afweer
Bij de afweer wordt er onderscheid gemaakt tussen drie verschillende afweerlinies. De eerste
afweerlinie is de barrière tussen de buitenwereld en het lichaam, zoals de huid en slijmvliezen. De
tweede afweerlinie is aspecifieke afweer, waarbij op alle ziekteverwekkers gereageerd kan worden. De
derde afweerlinie is de specifieke afweer, waarbij één specifieke soort ziekteverwekker die in
veelvoud in het lichaam aanwezig is, onschadelijk wordt gemaakt.
Eerste afweerlinie
, De huid is de eerste barrière die de ziekteverwekkers moet passeren om je lichaam te infecteren. De
opperhuid is een laag cellen aan de buitenkant. De opperhuid bestaat uit de hoornlaag en een
kiemlaag. In de hoornlaag bevinden zich dode cellen met veel hoorn. De hoornlaag is
ondoordringbaar voor bacteriën. De kiemlaag bestaat aan de onderkant uit een laag delende cellen. Er
worden voortdurend nieuwe cellen gevormd, die later dood gaan en dan de hoornlaag vormen. Tussen
de cellen van de kiemlaag liggen pigmentvormende cellen. Onder invloed van zonlicht produceren ze
de donkere kleurstof melanine. Melanine geeft de huid bescherming tegen de invloed van zonlicht.
Onder de opperhuid bevindt zich de lederhuid met daarin bloedvaten, zweetkliertjes, zintuigen,
haarwortels met haarspieren. Pijnzintuigen waarschuwen voor beschadigingen door bijvoorbeeld
scherpe voorwerpen. Warmte- en koudezintuigen waarschuwen voor een te hoge of te lage
temperatuur. Druk- en tastzintuigen waarschuwen voor een te zware belasting van de huid. Onder de
lederhuid bevindt zich de onderhuidse vetlaag. Vet heeft een beschermende en isolerende functie en
vormt ook een energievoorraad.
Aan de binnenkant van ons lichaam bedekken slijmvliezen de plaatsen die in aanraking komen met het
externe milieu. Slijmvliezen zijn in feite een voortzetting van de huid naar binnen toe.
Bij je lippen gaat de huid bijvoorbeeld over in de slijmvliezen van de mondholte. Andere slijmvlies
plekken zijn: ogen, neus, keelholte, luchtpijp, longen, maag, darmen, blaas, urineleider, vagina en
baarmoeder. Slijmvlies produceert slijm waar antistoffen in zitten die bacteriën doden. Voor veel
ziekteverwekkers is de dikke slijmlaag moeilijk doordringbaar. Ten slotte bevatten de slijmvliezen
vaak trilhaarcellen die het slijm met de ziekteverwekkers kunnen afvoeren.
Tweede afweerlinie
De tweede afweerlinie is de aspecifieke afweer. De celmembraan van elk organisme heeft een eigen,
unieke samenstelling van eiwitten, antigenen genoemd. Dit zorgt ervoor dat de cellen van het lichaam
elkaar kunnen herkennen. Als een fagocyt (witte bloedcel) een lichaamseigen cel tegenkomt met
bekende eiwitten, dan gebeurt er niets. Als de witte bloedcel lichaamsvreemde eiwitten of andere
onbekende moleculen tegenkomt, dan komt hij in actie.
De fagocyt bindt aan de antigenen van de pathogeen (ziekteverwekker). Vervolgens slokt de fagocyt
de ziekteverwekker op (fagocytose) en begint de pathogeen af te breken met zijn lysosomen. Om
andere witte bloedcellen te waarschuwen, wordt de fagocyt een antigen presenterende cel (APC). De
fagocyt presenteert het antigen van de pathogeen, zodat andere specifieke T-cellen geactiveerd kunnen
worden.
Derde afweerlinie
De derde afweerlinie is de specifieke afweer, waarbij antistoffen worden geproduceerd om één bepaald
type ziekteverwekker op te ruimen. Bij de specifieke afweer wordt onderscheid gemaakt tussen de
cellulaire en humorale respons. De cellulaire afweer wordt verzorgd door T-cellen. Deze kunnen
ziekteverwekkers onschadelijk maken met specifieke cellen. Daarbij kunnen cytotoxische T-cellen de
cellen die zijn geïnfecteerd door virussen ook afbreken en onschadelijk maken. De humorale afweer
wordt verzorgd door B-cellen. De B-cellen kunnen na activering veranderen in plasmacellen die
antistoffen maken om de ziekteverwekker onschadelijk te maken.
Eerst bindt de APC aan een T-helpercel. Er zijn miljoenen verschillende T-helpercellen, en de
specifieke T-helpercel die precies op het APC past wordt actief. Vervolgens gaat de T-helpercel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JodieD. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.