8.1 Lange- en kortetermijnbeslissingen
Bij langetermijnbeslissingen spelen niet alleen de variabele kosten, maar ook de vaste kosten een rol.
Langetermijnbeslissingen beïnvloeden de capaciteit van de onderneming en daarmee ook de hoogte van de
vaste kosten. Men gaat hierbij uit van de integrale kosten (absorption costing).
Kortetermijnbeslissingen hebben geen invloed op de capaciteit van de organisatie. Kortetermijnbeslissingen
zullen de vaste kosten die verbonden zijn aan productiefactoren zoals bedrijfsgebouwen en het
personeelsbestand niet beïnvloeden.
8.2 Investeringsselectie
Investeren is het kopen van een vaste of vlottende activa. De investeringsbeslissing is een voorbeeld van een
langetermijnbeslissingen. Een investering die geen invloed heeft op de productiecapaciteit is een
vervangingsinvestering. Door een uitbreidingsinvestering wordt de productiecapaciteit hoger.
Er zullen ook investeringen in andere vaste en/of vlottende activa nodig zijn. Dit noemt men een
investeringsproject. Een investeringsproject is het totaal van investeringen in vaste en vlottende activa dat
nodig is om een bepaalde investeringsbeslissing uit te voeren.
8.3 Beoordeling investeringsproject
Bij het beoordelen van investeringsprojecten gaat men in het algemeen uit van ingaande en uitgaande
geldstromen. Om de nettogeldontvangst te berekenen, worden alle ontstane geldontvangsten van de
investering verminderd met de gelduitgaven die nodig zijn om deze geldontvangsten voort te brengen. Het
investeringsbedrag zelf wordt daar niet bij gerekend. De nettogeldontvangst noemt men ook wel kasoverschot
of cashflow. (voorbeeld blz. 303)
8.4 Methoden van investeringsvoorstellen te beoordelen
Er bestaan verschillende methoden die kunnen helpen bij het kiezen uit investeringsalternatieven. Deze
methoden kan men opsplitsen in:
De boekhoudkundige methoden;
Boekhoudkundig betekent in dit verband dat men geen rekening houdt met tijdvoorkeur.
De economische methoden.
Bij economische methoden houdt men wel rekening met tijdvoorkeur.
Met tijdvoorkeur bedoelt men dat aan een bedrag dat bijvoorbeeld over twee jaar wordt ontvangen, een
hogere waarde wordt toegekend dan aan eenzelfde bedrag dat over bijvoorbeeld drie jaar wordt ontvangen.
(Voorbeeld blz. 307)
Men kan onderscheid maken in de volgende boekhoudkundige methoden
De gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (GBR)
𝐺𝑒𝑚𝑖𝑑𝑑𝑒𝑙𝑑𝑒 𝐸𝐵𝐼𝑇 𝑛𝑎 𝑏𝑒𝑙𝑎𝑠𝑡𝑖𝑛𝑔
∗ 100% = 𝐺𝐵𝑅
𝐺𝑒𝑚𝑖𝑑𝑑𝑒𝑙𝑑 𝑔𝑒ï𝑛𝑣𝑒𝑠𝑡𝑒𝑒𝑟𝑑 𝑣𝑒𝑟𝑚𝑜𝑔𝑒𝑛
Bij de berekening van het gemiddeld geïnvesteerde vermogen kan verondersteld worden dat de
vermogensbehoefte in verband met de aanschaf van een duurzaam productiemiddel geleidelijk daalt
naar het niveau van zijn restwaarde.
Voorbeeld(vanuit blz. 303): Gemiddeld geïnvesteerd vermogen = (170000+50000)/2= 110.000
Gemiddelde EBIT na belasting = (-170000+71250+71250+71250+121250)/4 = 41250
GBR = (41250/110000)*100 = 37.5%
De boekhoudkundige terugverdienperiode (BTP)
De nadruk ligt op het snel terugontvangen van het geïnvesteerde bedrag. De leiding van de
onderneming moet bepalen hoelang de terugverdienperiode maximaal mag zijn. Hoog risico is een
korte terugverdienperiode en laag risico een lange terugverdienperiode.
, Voorbeeld (vanuit blz. 303) : De nettogeldontvangsten wordt ontvangen aan het einde van ieder jaar.
De boekhoudkundige terugverdienperiode is drie jaar. De nettogeldontvangsten gedurende de eerste
drie jaar (3 x 71250 = 213750) zijn voldoende om het investeringsbedrag (170000) terug te ontvangen.
Men kan onderscheid maken in de volgende economische methoden:
De nettocontantewaardemethode (NCW-methode), ook wel de kapitaalwaardemethode genoemd. Bij
deze methoden worden alle toekomstige nettogeldontvangsten contant gemaakt. Nadat alle
nettogeldontvangsten contant gemaakt zijn, mogen ze bij elkaar worden opgeteld. Het verschil tussen
de contante waarde van de nettogeldontvangsten en het investeringsbedrag wordt netto contante
waarde genoemd.
Voorbeeld (vanuit blz. 303) =
Berekeningen:
.14 = 62500
.14^2 = 54824.56
.14^3 = 48091.72
.14 ^4 = 71789.73
237206.02-170.000 = 67206.02
Een positieve netto contante waarde betekent dat de contante waarde van de nettogeldontvangsten
meer bedraagt dan het investeringsbedrag. De investering wordt aanvaard.
De economische terugverdienperiode (ETP)
Voorbeeld (vanuit blz. 303) = vermogenskostenvoet is 14% en berekenen op basis daarvan eerst de
contante waarde van de afzonderlijke nettogeldontvangsten van dit project.
.14 = 62500
.14^2 = 54824.56
.14^3 = 48091.72
.14 ^4 = 71789.73
We moeten nu de vraag beantwoorden hoelang het duurt om het investeringsbedrag (170000) terug
te verdienen:
Jaar 1: 62500
Jaar 2: 117324.56
Jaar 3: 165416.28
Jaar 4: 237206.02 (ETP is 4 jaar)
8.5 Keuze uit verschillende investeringsmogelijkheden
Het bedrag dat een onderneming beschikbaar heeft voor een nieuwe investeringen zal in de praktijk beperkt
zijn. Als er verschillende investeringsmogelijkheden zijn, rijst de vraag welke investeringsprojecten de voorkeur
verdienen. De mogelijkheden kunnen worden nagegaan, zoals op bladzijde 310 t/m 313.
8.6 Vergelijking van de selectiemethoden
Er worden voor- en nadelen van alle vier de selectiemethoden gegeven:
De voordelen van de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit:
o De GBR geeft informatie over de rentabiliteit van de projecten (%).
o De GBR is redelijk eenvoudig te berekenen.
De nadelen van de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit:
o Het rentabiliteitspercentage geeft niet het absolute winstbedrag van een project weer.
o De GBR houdt geen rekening met de tijdruimtelijke verdeling van de geldstromen.
De voordelen van de boekhoudkundige terugverdienperiode (BTP);
o De keuze van projecten met een korte terugverdienperiode leidt tot een minder risico voor
de onderneming.
o De BTP is eenvoudig te berekenen.
o De keuze voor projecten met een korte terugverdienperiode is gunstig voor de liquiditeit.
De nadelen van de boekhoudkundige terugverdienperiode (BTP);
o Er wordt geen rekening gehouden met tijdvoorkeur.
o De terugverdienperiode zegt niets over de winstgevendheid van de projecten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller silkestoffelen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.