Uitgebreide samenvatting van de alle hoorcolleges van penitentiair recht (tweede semester van Straf(proces)recht verdiept). Verplichte literatuur grotendeels verwerkt in de samenvatting.
Penitentiair recht = het rechtsgebied dat ziet op het opleggen en ten uitvoer leggen van strafrechtelijke straffen en maatregelen
(ook wel sanctierecht). Zowel de rechter als de OvJ is bevoegd tot het opleggen hiervan.
Detentierecht = het recht van gedetineerden.
Geschiedenis
WvSr 1886 is tot stand gekomen onder invloed van de Klassieke Richting. Onder invloed van de Moderne Richting zijn onder
meer maatregelen (Psychopatenwetten uit 1928) en de voorwaardelijke modaliteit (1915) geïntroduceerd.
Klassieke Richting (retributieve straftheorieën) Moderne Richting (utilistische theorieën)
Relatieve mildheid Straf kan andere doelen dienen dan slechts vergelding
Overzichtelijkheid/ eenvoud Uitvloeisel van toegenomen begrippen psychologie en criminologie
Centrale rol voor de vrijheidsstraf Speciaal preventieve werking kwam op
Nadruk op straffen en niet op maatregelen Generaal preventieve werking kwam op
Belangrijke rol voor de strafrechter Conflictoplossing
Gaat vooral uit van vergelding Bevrediging van het rechtvaardigingsgevoel
Retributieve straftheorieën Bescherming van de maatschappij
Straffen door de Officier van Justitie
Via de strafbeschikking (artikel 257a e.v. Sv) kan de OvJ de volgende straffen en maatregelen opleggen:
- Taakstraf van ten hoogste 180 uren;
- Een geldboete;
- Onttrekking aan het verkeer (vermogensmaatregel);
- Schadevergoeding (vermogensmaatregel);
- Ontzegging van de rijbevoegdheid (bijkomende straf).
Ook kan de OvJ aanwijzingen opleggen:
- Aanwijzing tot het doen van afstand van voorwerpen die in beslag zijn genomen en vatbaar zijn voor
verbeurdverklaring;
- Uitlevering, of voldoening aan de staat van de geschatte waarde, van voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring;
- Storting van een vast te stellen som geld in het schadefonds geweldsmisdrijven;
- Andere aanwijzingen, het gedrag van de verdachte betreffend.
Tweesporenstelsel
Sancties = straffen en maatregelen (‘tweesporenstelsel’)
Straffen Maatregelen
Opgelegd op grond van het strafbare feit Opgelegd naar aanleiding van het strafbare feit
Grondslag = (proportionele) vergelding Grondslag = verbetering, herstel, voorkomen van gevaar
Leedtoevoeging Geen leedtoevoeging (kan wel zo worden gevoeld)
Kritiek op het tweesporenstelsel:
- Het maakt voor de veroordeelde gevoelsmatig weinig verschil of een sanctie wordt aangemerkt als straf of maatregel;
- In het kader van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf is ook behandeling mogelijk in een TBS-inrichting (6:2:9
Sv);
, - Kan gelet op recente wijzigingen in het sanctiestelsel het onderscheid worden volgehouden (bijv. gelet op de regeling
voorwaardelijke invrijheidstelling)?
- De rechtvaardiging van de straf is gelegen in het vergelden van schuld. Het te verwachten nut en andere doelen van de
straf zijn daaraan ondergeschikt.
- Met de rechtvaardiging van de straf is tevens het doel gegeven, namelijk vergelding. Anders gezegd: er wordt gestraft
om te vergelden (rechtsgrond = doel = vergelding).
- Deze straftheorieën zijn typerend voor de Klassieke Richting: straf kan middel zijn tot beïnvloeding gedrag van burger.
Het mensbeeld bij de Klassieke Richting is de homo economicus: de mens die een rationele afweging maakt tussen
voordelen strafbaar feit en nadelen die uit de bestraffing voortvloeien. Nadeel dient groter te zijn dat het voordeel wat
het delict oplevert. De Klassieke Richting trachtte een rationele grondslag voor straffen te bieden. Past ook in de
Verlichting (18e eeuw)
o Kant: categorisch imperatief morgen vergaat de wereld, vandaag moet nog iedere misdadiger worden
opgehangen. Dit is de meest extreme vorm van retributieve straftheorieën. Een mens is volledig autonoom.
We zijn in staat om los van onze omgeving zedelijk te handelen. We kunnen onszelf in de hand houden en als
we een strafbaar feit plegen, dan is dat onze eigen keuze. Niet gedwongen door verleden of sociale omgeving.
o Beccaria: spreekt zich uit tegen te strenge straffen
Utilistische theorieën (relatieve of doeltheorieën) = tegenhanger van retributieve straftheorie
- De rechtvaardiging van de straf is gelegen in het doel (of het veronderstelde nut) daarvan. Er wordt gestraft omdat
daarvan een bepaald doel wordt verwacht. Dus rechtvaardiging niet gelegen in vergelding, maar kan wel vergeldend
werken terwijl vergelding niet wordt beoogd.
- Twee doelen:
o Generale preventie: afschrikking en normstelling – en bevestiging
o Speciale preventie: individuele afschrikking, resocialisatie, onschadelijkmaking
- Typerend voor de Moderne Richting: op de dader i.p.v. op de daad gericht. Het mensbeeld van de rationele mens wordt
verworpen, een meer wetenschappelijke benadering wordt voorgestaan.
Verenigingstheorieën (heersende leer) – zie ook vraag 1 & 4
- De straf wordt ingegeven door vergelding (retributivisme)
- Voor wat betreft de keuze van de straf en de hoogte daarvan spelen hoofdzakelijk utilistische overwegingen een rol
- Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen enerzijds de rechtvaardiging (grondslag) en anderzijds het doel van de straf
- De grondslag van de straf is vergelding (dit is dus geen doel) de vergelding moet proportioneel zijn
- Doelen van de straf:
o Speciale preventie (afschrikking, verbetering, onschadelijkmaking)
o Generale preventie: normbevestiging en normstellend, conflictoplossing, beveiliging van de maatschappij
o Herstel: richting samenleving, slachtoffer en zichzelf
- HET doel van de straf bestaat niet strafdoelen worden voor persoonlijke rekening gekozen (per individu)
Retributieve straftheorie vs. utilistische theorie – zie ook vraag 2
De absolute vergeldingstheorieën en de doeltheorieën kennen in hun meest zuivere vorm zowel een beschermend aspect dat
(veelal) in het voordeel van de dader uitpakt, als een duidelijke schaduwzijde die uiterst nadelig kan zijn voor de veroordeelde:
- Absolute vergeldingstheorie
o Schaduwzijde: bestraffing moet plaatsvinden (ook al dient dit geen enkel doel)
o Beschermend aspect: men blijft uit het hoofd van de dader en is een gelijke (volwaardig en gelijkwaardig)
- Relatieve of doeltheorie
o Schaduwzijde: zwaarder straffen dan de schuld gerechtvaardigd en zelfs het straffen van onschuldigen
o Beschermend aspect: men blijft juist niet uit het hoofd van de dader (en kan dus geholpen worden)
,Conclusie straftheorieën – zie ook vraag 3
Schuld vormt niet alleen de legitimering maar ook de limitering van de straf. Bestraffing kan dus enkel plaatsvinden naar de
mate van schuld.
HR: ons strafrecht kent geen rechtsregel die verbiedt dat er een straf wordt opgelegd die zwaarder is dan de schuld van de
dader.
- HR Zwarte Ruiter (HR 10 september 1957): de rechter wantrouwde de beveiligde werking van de tbs-maatregel. In die
tijd kon je na 6-7 jaar vrijkomen. De rechter vond 6-7 jaar onvoldoende. Legde toch naast tbs een lange gevangenisstraf
op van 15 jaar met het doel van beveiliging maatschappij een staf opleggen.
- HR Antilliaanse amokmaker (HR 24 juli 1967): dat de staf niet hoger mag zijn dan de schuld van de dader vindt geen
steun in het recht.
Veel kritiek geweest op beide arresten: wordt er wel rekening gehouden met schuldkarakter van het strafrecht? Mede gegeven
verminderde toerekenbaarheid van verdachte, waardoor ook minder schuld zou bestaan.
Om tot strafoplegging over te gaan zijn bijkomende redenen nodig. Schuld is in zijn optiek een noodzakelijke maar nog geen
voldoende voorwaarde voor de straf. Als voorwaarden hanteert Jonkers:
1. Dat er sprake moet zijn van een legitiem doel
2. Dat de straf als instrument ook geschikt is om dat doel te realiseren
Opdrachten
1. Om de vraag te beantwoorden waarom wij straffen wordt in de literatuur onderscheid gemaakt tussen een drietal clusters
van straftheorieën, te weten de retributieve straftheorieën (ook wel: absolute vergeldingstheorieën), de relatieve (ook wel:
doeltheorieën) en de verenigingstheorieën. Licht toe wat de heersende verenigingstheorie inhoudt en wat daarbij als grondslag
en doel van de straf wordt gezien. Noem voorts enkele kenmerken van de strafrechtstheorie & vraag 4: Leg – tegen de
achtergrond van de huidige verenigingstheorie – uit wat Knigge bedoelt met zijn opmerking dat vergelding het ‘wezen van de
straf’ is.
De verenigingstheorieën kan worden gezien als een combinatie van de absolute vergeldingstheorieën en de doeltheorieën. De
straf wordt ingegeven door vergelding (retributivisme). Volgens Knigge en Jonkers is straf in de kern de vergelding van schuld.
Dit betekent dat door het straffen van het individu vanzelf het door hem toegebrachte leed/schade wordt vergolden. Straf en
vergelding kunnen dus niet los van elkaar worden gezien. Vergelding is het wezenskenmerk van de straf, dus vergelding kan
nooit een doel zijn. M.b.t. de keuze van de straf en de hoogte daarvan spelen hoofdzakelijk utilistische overwegingen een rol
(doeltheorieën). Denk hierbij aan speciale preventie, generale preventie en herstel.
Afhankelijk van het uitgangspunt zijn er verschillende verenigingstheorieën:
- Utiliteit als algemene rechtvaardiging voor de straf. De nadruk ligt hier dus op speciale en generale preventie. Het
retributivistische perspectief, dat vergolden moet worden, wordt hier gebruikt als een beperking om alleen schuldigen
te mogen straffen.
- Redenatie eerste theorie omgedraaid. Vergelding is het wezen en de rechtvaardiging van de straf. Utiliteit is hier
bepalend voor de hoogte van de straf, al bepaalt de vergelding de maximale straf.
Volgens Knigge is straffen reactief en daarom is vergelden geen doel, maar juist een kenmerk van straffen. De tweede vorm van
de verenigingstheorie komt overeen met de visie van Knigge in de zin van vergelding het wezen van de straf is, terwijl de eerste
vorm juist de nadruk legt op preventie.
(vragen 2 en 3 niet relevant want antwoord al gegeven in de sheets)
, Hoorcollege 2 | Straftoemeting en straftoemetingsvrijheid
Straftoemeting en straftoemetingsvrijheid
Straftoemetingsvrijheid van de rechter
De rechter heeft de keuze uit:
1. Het type sanctie (sanctiedifferentiatie) en de modaliteit (voorwaardelijk of onvoorwaardelijk)
2. De strafmaat (de duur of hoogte): algemeen minimum en algemeen maximum
a. Tijdelijke gevangenisstraf: ten minste een dag en ten hoogste dertig jaren, dan wel levenslange
gevangenisstraf (art. 10 Sr)
b. Geldboete: minimaal 3,- en maximaal 780.000,- (art. 3 Sr)
3. Ruime combinatiemogelijkheden en cumulatie van straffen. Uitzonderingen (voorbeelden):
a. Tbs met voorwaarden slechts in combinatie met GS van maximaal 5 jaar (art. 38 lid 3 Sr)
b. Levenslang niet in combinatie met ongemaximeerde tbs (HR Lucia de B.)
Straftoemetingsvrijheid officier van justitie
De officier van justitie kan in geval van overtredingen of misdrijven waarop een gevangenisstaf van maximaal zes jaar staat een
strafbeschikking uitvaardigen (art. 257a lid 1 Sv). Hij kan opleggen:
Een taakstraf van ten hoogste 180 uur;
Een geldboete;
Onttrekking aan het verkeer;
De verplichting tot betaling van een schadevergoeding;
Ontzegging van de rijbevoegdheid voor ten hoogste zes maanden (lid 2);
Aanwijzingen waaraan de verdachte moet voldoen (lid 3).
Factoren die een rol spelen bij de straftoemeting
Er bestaan geen wettelijke factoren op grond waarvan de rechter tot oplegging van een bepaalde straf komt, maar in de
literatuur en rechtspraak worden o.a. de volgende factoren genoemd:
Ernst van het feit;
De persoon van de dader;
De omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Wettelijke strafverminderende factoren:
Poging (art. 45 lid 2 Sr): vermindering met een derde
Voorbereiding (art. 46 Sr): vermindering met de helft
Medeplichtigheid (art. 49 lid 1 Sr): vermindering met een derde
Strafvermindering in ruil voor getuigenverklaring (art. 44a Sr): N.B. geen verplichting
Meerdaadse samenloop (art. 57 Sr): bij samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden
beschouwd en meer dan een misdrijf opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf
opgelegd (lid 1). Maximaal een derde boven het hoogste maximum. Doel: cumulatie van straffen tegengaan.
Wettelijke strafvermeerderende factoren:
Recidive (art. 43a Sr): verhoging met een derde in geval van recidive voor een soortgelijk misdrijf binnen vijf jaar
Schending bijzondere ambtsplicht (art. 44 Sr): verhoging met een derde
Overige strafverminderende en strafvermeerderende factoren:
LOVS-oriëntatiepunten – HR 3 dec 2002: dit is geen recht i.d.z.v. 79 Wet RO, want geen bevoegde instantie
Strafdoelen spelen een rol bij de straftoemeting, maar worden voor persoonlijke rekening gekozen
Eis van de officier van justitie (zij hebben tevens strafvorderingsrichtlijnen)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkeijsseldijk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.73. You're not tied to anything after your purchase.