Inhoudsopgave
1 INLEIDING .............................................................................................................................................. 1
1.1 HOE GAAT EEN HISTORICUS TE WERK? ............................................................................................................ 1
1.2 HET ONTSTAAN VAN DE ‘MODERNE’ SAMENLEVING ........................................................................................... 2
1.3 TIJDSINDELING ........................................................................................................................................... 3
1.4 DE RUIMTE: EEN WERELDGESCHIEDENIS VAN BELGIË .......................................................................................... 3
1.5 DE HISTOGRAFISCHE BENADERING .................................................................................................................. 3
1.6 DE ONTWIKKELING VAN GESCHIEDENIS ALS SOCIO-WETENSCHAPPELIJKE DISCIPLINE .................................................. 4
1.7 GESCHIEDENIS VANDAAG ............................................................................................................................. 6
2 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN HISTORISCH PERSPECTIEF ........................................................ 6
2.1 DE STUDIE VAN DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN IN HET VERLEDEN................................................................... 6
2.2 KRIJTLIJNEN VAN DE DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN VOOR 1750 ................................................................... 9
2.3 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN TIJDENS DE LANGE NEGENTIENDE EEUW ........................................................ 11
2.4 VAN ‘BABYBOOM’ TOT ‘TWEEDE DEMOGRAFISCHE REVOLUTIE’ TIJDENS DE 20STE EEUW ........................................... 12
2.5 BESLUIT .................................................................................................................................................. 14
3 HET STAATSVORMINGSPROCES EN DE OPKOMST VAN DE NATIESTAAT ............................................... 15
3.1 VAN OUDE NAAR NIEUWE POLITIEKE CONSTELLATIES ........................................................................................ 15
3.2 DE POLITIEKE ONTRAFELING VAN HET FEODALISME IN DE ZUIDELIJKE NEDERLANDEN .............................................. 16
3.3 VAN SOEVEREINE VORST NAAR SOEVEREINE NATIE ........................................................................................... 17
3.4 DE OPKOMST VAN DE BELGISCHE NATIESTAAT ................................................................................................ 21
3.5 DE OPKOMST VAN HET VLAAMS NATIONALISME EN DE AANPASSING VAN DE BELGISCHE STAATSSTRUCTUUR................ 24
4 DEMOCRATISERING EN BURGERSCHAP ................................................................................................ 28
4.1 DEMOCRATISERING, BURGERSCHAP EN DE ONTWIKKELING VAN EEN PUBLIEKE SFEER .............................................. 28
4.2 VAN UNIONISME NAAR GROEIENDE TEGENSTELLINGEN ..................................................................................... 31
4.3 DE PERIODE VAN DEMOCRATISERING ............................................................................................................ 33
4.4 POST-WOII ............................................................................................................................................ 35
5 SOCIALE ONGELIJKHEID EN SOCIAAL BELEID IN HISTORISCH PERSPECTIEF ............................................ 36
5.1 SOCIALE ONGELIJKHEID IN EEN LANGETERMIJNPERSPECTIEF ............................................................................... 36
5.2 ARMOEDE EN SOCIALE ZORG ....................................................................................................................... 40
5.3 INFORMELE ZORGARRANGEMENTEN IN HISTORISCH PERSPECTIEF ........................................................................ 43
5.4 FORMELE ZORGVERLENING IN HISTORISCH PERSPECTIEF .................................................................................... 45
6 WERELDHANDEL, KOLONIALISME, DEKOLONIALISME: DE CASUS CONGO ............................................. 52
6.1 IMPERIALISME EN DE VERDELING VAN DE WERELD ........................................................................................... 52
6.2 BELGIË EN CONGO .................................................................................................................................... 55
7 INDUSTRIALISERING EN ECONOMISCHE GROEI..................................................................................... 61
7.1 DE EERSTE INDUSTRIALISERING EN DE IMPACT OP ECONOMISCHE ONTWIKKELING, 1780-1860 ................................ 63
7.2 VAN TWEEDE INDUSTRIALISERINGSGOLF NAAR DE SOCIALE REVOLUTIE ................................................................. 65
7.3 HET INTERBELLUM EN DE NAOORLOGSE PERIODE............................................................................................. 69
7.4 DE PERIODE NA 1973 ............................................................................................................................... 71
7.5 BESLUIT .................................................................................................................................................. 73
7.6 VOORBEELDVRAGEN: ................................................................................................................................ 73
8 LEVENSSTANDAARD EN CONSUMPTIE .................................................................................................. 75
8.1 HET ONDERZOEK NAAR DE LEVENSSTANDAARD IN DE EERSTE HELFT VAN DE 19DE EEUW ........................................... 75
8.2 VAN SOCIALE REVOLUTIE NAAR WELVAARTSMAATSCHAPPIJ (1870-1944) ........................................................... 82
8.3 DE WELVAARTSMAATSCHAPPIJ EN DE NAOORLOGSE CONSUMPTIEREVOLUTIE ........................................................ 84
8.4 EXAMENVRAGEN ...................................................................................................................................... 86
9 VERSTEDELIJKING VAN HET LANDSCHAP: URBAN SPRAWL IN BELGIË ................................................... 88
9.1 VERSTEDELIJKING ALS MONDIAAL PROCES ...................................................................................................... 88
Bepaalde gedeelde of aanvaarde feiten over het verleden veranderen mee op het ritme van de tijd
en zijn sociale en culturele constructies.
è De historicus spreekt dus over het verleden volgens bepaalde wetenschappelijke spelregels,
die zelf ook veranderen doorheen de tijd.
Er zijn 3 fasen die steeds opnieuw terugkeren:
1. Heuristiek: We gaan actief op zoek naar bronnen of getuigenissen, die ons iets kunnen
vertellen over een feit uit het verleden.
o De sporen kunnen verschillende vormen aannemen. Traditioneel gaat het om
gearchiveerde geschreven bronnen. Voor meer recene periodes worden ook niet-
geschreven bronnen gebruikt, zoals materiële restanten of audiovisuele sporen.
2. De fase van de historisch-kritische onderzoeksmethodes: Het uitoefenen van de nodige
historische kritiek, met als doel belangrijke en betrouwbare informatie over het verleden te
achterhalen.
o Elke bron wordt op z’n waarde getoetst en onderworpen aan interne en externe
kritiek.
§ Interne kritiek: Peilt naar de omstandigheden waarin de bron tot stand
kwam, wie de bron opstelde, waarvoor ze bestemd was, etc.
§ Externe kritiek: Peilt naar de authenticiteit en datering van de bron (bv.
Facebook geldt als NIET betrouwbaar).
o De informatieve waarde, de intentie en de effecten kunnen verschillen van bron tot
bron, daarom is deze fase van kritisch belang.
3. De fase van constructie: Men doet verslag over de werkwijzen, gebruikte methodes,
selectie- en interpretatieprocedures etc. om tot een bepaalde uitspraak over het verleden te
kunnen komen.
o Het mag niet verward worden met subjectivisme, omdat de historicus zich richt tot
een breder, kritisch publiek van zowel professioneel geschoolde historici als
geïnteresseerden.
o De historicus maakt een abstractie van het verleden, waarbij het doel van die
abstractie verschillend is van product tot product.
Histografie of Theoretisch-historische reflectie over het verleden
è Het proces waarbij historici bestuderen hoe men in het verleden naar reeds gepasseerde
gebeurenissen keek en gaandeweg de geschiedenis letterlijk en continu heeft herschreven.
1
,Wereldgeschiedenis van België
1.2 Het ontstaan van de ‘moderne’ samenleving
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen transities en transformaties.
è Een transitie is een overdracht van taken van het Rijk naar gemeenten (decentralisatie).
è Een transformatie is een veranderingsproces van een sector, gekenmerkt door een innovatie
van cultuur en werkprocessen.
Transities hebben een fundamentele impact op langere termijn, ze zijn onomkeerbaar en
beïnvloeden verschillende domeinen van het maatschappelijke leven.
De demografische transitie:
• De overgang van een samenleving met een hoge nataliteit en een hoge mortaliteit naar een
samenleving met een lage nataliteit en mortaliteit.
• De 19de eeuw is een belangrijke fase, de nataliteit bleef op een hoog structureel niveau
terwijl de mortaliteit langzaam begon te dalen.
o Vertaalde zich in een explosieve demografische groei, gepaard met processen van
migratie en verstedelijking
De economische transitie:
• De economie verandert van een kleine wareneconomie naar een economie waarin de
industrie en de fabrieken het ecnomische zwaartepunt werden dankzij het
industrialiseringsproces.
• Het economische leven werd niet meer bepaald door de agrarische productie en de
voedselprijzen, maar door de ontwikkelingen in de industriële en financiële sector.
o Van een agrarische naar een industriële maatschappij, gepaard met een stijging van
de arbeidsproductiviteit en fundamentele veranderingen in tewerkstelling.
• Dit zorgt ook voor ongelijkheid tussen landen en binnen de landen zelf.
o De ongelijkheid en de inkomensverschillen tussen groepen in de samenleving namen
toe.
De politieke transitie:
• De samenleving evolueert van een immobiele standenmaatschappij naar democratieën, van
een oligarchie1 naar een democratie.
o Gaat gepaard met de vorming van natiestaten, waarin parlementen het politieke en
wetgevend centrum werden.
• De staten transformeren naar nationale staten, de rol van de staat in het maatschappelijk
leven groeit.
o Een herverdeling van de macht waarbij de centrale staat steeds dieper doordrong in
het persoonlijke leven van de burgers, meer macht naar zich toetrol en haar taken en
bevoegdheden uitbreidde. Dit ten koste van de bestuurlijke en politieke rol van
lokale overheden en steden.
De culturele transitie:
• Mens- en wereldbeeld veranderden door de Verlichting, religie wordt niet langer gezien als
datgene dat de mens domineert.
• De mens heeft zijn lot zelf in handen waardoor er een mogelijkheid was om persoonlijke en
sociale vooruitgang tot stand te brengen door zijn kennis aan te scherpen via wetenschap en
onderwijs.
• Religie wordt een meer individuele beleving.
1
De macht ligt in de handen van een aantal bevoorrechte standen
2
,Wereldgeschiedenis van België
De sociale transitie:
• Van een Gemeinschaft, een sterk lokaal gemeenschapsgevoel met een hoge mate van
harmonie en solidariteit, naar een Gesellschaft dat gekenmerkt wordt door individualisering
en fragmentatie.
De ruimtelijke traditie:
• De wereld wordt kleiner waardoor men gemakkelijker en goedkoper kan reizen en verhuizen.
1.3 Tijdsindeling
DATA DIE JE MOET KENNEN:
• Ancien régime, de preïndustriële tijd of de periode voor de Franse en de Industriële revolutie
o 1500-1789/1780
• Periode van transitie/breuk
o 1780-1850
• Lange 19de eeuw
o 1780-1914
• Periode van wereldoorlogen in Europa en Interbellum
o 1914-1945
• Naoorlogse periode
o Na 1945
• De val van de muur
o Na 1989
1.4 De ruimte: een wereldgeschiedenis van België
De ontwikkelingen in België moeten bekeken worden in een bredere Europese en globale context.
è De invloed van internationale gebeurtenissen op de geschiedenis van België was zeer groot.
o De geschiedenis van België is gekenmerkt door een aaneenschakeling van vreemde
overheersingen en invloeden van buitenaf.
De regio van België en de Zuiderlijke Nederlanden is centraal gelegen met goede verbindingen over
land en zee. Hierdoor is het sterk en vroeg geürbaniseerd en gecommercialiseerd.
1.5 De histografische benadering
Historische verbondenheid of constellatie = de complexe wijze waarop diverse actoren verwezen zijn
geraakt met elkaar.
è Gaat op de lange termijn de uitkomst van het historische proces structureren.
De maatschappijgeschiedenis heeft betrekking op de samenleving als een sociale structuur en een
patroon van verhoudingen.
è Verhoudingen in termen van functies
è Het ontstaan van instituties
Maatschappelijke ontwikkelingen zijn vrij complex:
• Er zijn functies binnen en buiten de instituties
• De instituties hebben niet alleen primaire functies
• De samenleving is geen gestroomlijnde machine
• Er is een complexe wisselwerking tussen verschillende aspecten
3
, Wereldgeschiedenis van België
Er zijn 3 verweven probleemvelden:
1. Welvaart:
o Vertrekpunt van de economische geschiedenis
o Studie naar de organisatie van een productiestructuur of systeem dat genoeg
goederen en diensten voorziet om de groei van de bevolking op te vangen
o Bv. Hoe proberen mensen met eindig beschikbare middelen in hun voortbestaan te
voorzien?
2. Macht:
o Vetrekpunt van de politieke geschiedenis
o Studie van de organisatie en vorming van een staatstructuur of systeem, die toegang
tot macht gaat regelen
o Bv. Hoe organiseren en verdelen mensen macht over de samenleving?
3. Risico’s:
o Vetrekpunt van de sociale geschiedenis
o Hoe proberen mensen zich individueel of in sociale groepen te organiseren of te
verenigen om de kwetsbaarheid van het individuele bestaan op te vangen?
De probleemvelden zijn vervlochten, de vergroting van politieke macht kan zo de risico’s op
staatsonsporing en dictatuur vergroten, maar evengoed een belangrijke rol gaan spelen in het
opvangen van risico’s.
1.6 De ontwikkeling van geschiedenis als socio-wetenschappelijke discipline
De algemene geschiedenis socialiseert, historici richten zich meer naar het leven van de gewone
mens.
è Hiervoor zijn de deductieve en inductieve aanpak van belang
De deductieve aanpak bestaat uit:
• Theoretische axioma’s
• Kwantificering en analyse
• Geloof in maakbaarheid van de maatschappij
• Positivistisch
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ygael. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.99. You're not tied to anything after your purchase.