Er zijn drie typen tweetalige gemeenschappen te onderscheiden, namelijk:
Type 1 → de ene groep taal A en de andere groep taal B. Het contact tussen deze
twee partijen verloopt door een tolk of andere diensten. Enkel grote scheiding op
basis van geografie of sociaal-cultureel.
Type 2 → Er wordt in deze gemeenschap beide talen gesproken. Een voorbeeld is
het Afrikaanse continent.
Type 3 → Hier spreekt een deel van de bevolking één taal en de rest spreekt
beide talen. Bijvoorbeeld Nederland. Over het algemeen spreekt iedereen in
Nederland Nederlands. Dit kan nog afwijken door een andere etnische
achtergrond.
Let op! Meestal is er één taal en worden de overige talen als minderheidstaal aangeduid.
Diglossie → H. is de officiële taal die ook in formele situaties wordt gebruikt, maar
niet wordt aangeleerd als moedertaal. L. is de taal voor alledaags die wel wordt
aangeleerd door ouder(s)
Lingua franca → In sommige tweetalige situaties lukt het niet om met elkaar te
praten in moedertaal. Het is dan vanzelfsprekend dat beide partijen overgaan op
een taal als Engels/Frans.
Taalverlies treedt op als de meerderheidstaal wordt ingenomen en daardoor de
vaardigheden in moedertaal verloren gaan.
Taalerosie → taalverlies van generatie op generatie→ taaldood
Taalpolitiek → het geheel van ideeën, plannen en maatregelen van de overheid
met betrekking tot talen en taalvariëteiten op zowel eentalige als tweetalige
situaties.
Onderdompelingsprogramma → de gehele les bestaat uit het communiceren in de
meerderheidstaal
Transitioneel model → geleidelijke overgang van minderheidstaal naar
meerderheidstaal door bijvoorbeeld het lesprogramma 50/50 in te zetten. Over
het algemeen zijn hier goede resultaten van. Twee redenen zijn: kinderen voelen zich
hierdoor meer op hun gemak en de relatie tussen de twee talen die de tweetalige heeft.
Taalkeuze wordt beïnvloed door de taalgebruikssituatie Een belangrijke rol speelt ook dat
de taalgebruiker zelf kan kiezen met welke taal hij het kan ´kleuren´. Het snel schakelen
tussen deze twee talen heet codewisseling.
Leenwoorden zijn woorden uit een andere taal die een vaste plek krijgen in het mentale
lexicon. Die ontlening leidt tot leensamenstellingen. Een voorbeeld is bijvoorbeeld
verkeersupdate.Leenvertalingen zijn uitdrukkingen, bijvoorbeeld ´tot ziens´ → ´have
a good time´.
Interferentie is aan de orde als twee talen gemixt worden, maar dat gaat onbewust.
Creooltalen zijn niet ontwikkeld door vroegere talen.
, Pidgin is wanneer twee mensen een taal spreken, maar hierdoor niet kunnen
communiceren. Het overgaan op een meerderheidstaal kan niet, dus communiceren zij door
hier en daar wat woorden uit beide talen te mixen. Houd hierbij een scenario op de markt
voor ogen.
Relexificatie → oorspronkelijke grammatica wordt behouden, maar de
woordenschat wordt vervangen.
Koines → nieuwe taalvariëteit die is ontstaan uit het contact tussen verschillende
dialecten van een taal,buiten de taalgemeenschap waar die taal oorspronkelijk
werd gesproken.
Hoofdstuk 18
Taalvariatie → taal verschilt ook binnen één taal.
Sociolinguïstiek → studie over taalvariatie → bestudering van de relatie tussen
taal en de maatschappelijke factoren.
‘Een taal is een dialect met een leger’ → het gedrag en oordeel van de sprekers is
van veel groter belang bij het vaststellen van talen.
Dialect → vormen van taalgebruik in bepaalde gebieden of gemeenschappen,
zoals Limburgs/Groningen.
Dialect moet voldoen aan volgende criteria →
-Een eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt
-Voldoende verschillen van de standaardtaal
-Maatschappelijk en cultureel door een voldoende brede groep gedragen worden
Accent → klank in taalgebruik zorgt voor herkenning van afkomst
(Taal)variatie → Bijvoorbeeld in Duitsland zijn er een aantal Duitsers die spreken
‘strand’ uit als de s van ‘sugar’. Er is ook een deel dat ‘strand’ uitspreekt als
suiker.
Fonologie, syntactisch en morfologie = niveau van uitspraak, zinsopbouw en
woordvorming
Lexicale variatie = als je met twee of meer verschillende woorden naar dezelfde zaak kan
worden verwezen.
Bijvoorbeeld in het Arabisch → Walu (Marokko), Si (Libanees), Say (Algerije), kan
lbarka (Tunesië)
Semantische variatie = hetzelfde woord verwijst naar verschillende zaken
Pragmatische variatie = een kaartje kopen bij een loket verschilt op basis van
leeftijd/sekse/tijd etc. Dat wil zeggen dat iedere taalgebruiker situatie anders is.
Regionale dialecten = geografisch distributie van taalvariatie
Isoglossen = denkbeeldige lijnen op een kaart laten zien waar een bepaalde uitspraak,
vorm en constructie voorkomt.
Sociolecten = er kunnen verschillende taalvariëteiten worden onderscheiden. Een politicus
praat anders dan een stratenmaker.
Etnolect → taalvariëteiten op grond van etniciteit
Register → dergelijke taalgebruik, dat bij een specifieke situatie en vaak bij een
groep sprekers hoort, noemen we register.
Hypercorrect → bijvoorbeeld iemand die ‘plat’ praat wil niet ‘plat’ overkomen en
daardoor onjuiste, standaard achtige vorm toepassen.
Taalattitude → houding tegenover taal
Verborgen prestige → waardering voor niet-standaardtaal sprekers
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bjsemler. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.10. You're not tied to anything after your purchase.