Hierbij een uitgebreide samenvatting voor module Biologische Psychologie die gegeven wordt op het Saxion, opleiding Toegepast Psychologie. De module wordt in kwartiel 3 van het 1e leerjaar aangeboden. De samenvatting is gemaakt aan de hand van het boek Biological Psychology van Kalat. Het is een En...
Test Bank - Biological Psychology, 13th Edition (Kalat, 2019), Chapter 1-14 | All Chapters
TEST BANK FOR BIOLOGICAL PSYCHOLOGY, 13TH EDITION, JAMES W. KALAT/ LATEST VERSION
Test Bank For Biological Psychology 13th Edition All Chapters Complete Guide A+
All for this textbook (87)
Written for
Saxion Hogeschool (Saxion)
Toegepaste Psychologie
Biologische Psychologie (T.46624)
All documents for this subject (35)
1
review
By: mauddeklippelaar • 9 months ago
Translated by Google
Ideal for learning like this
Seller
Follow
brittmorsink
Reviews received
Content preview
Biologische Psychologie
Inleiding ⎯ Biologische basis van gedrag
Biologische psychologie: de wetenschappelijke studie van de biologische basis van psyché
en gedrag (fysiologisch, evolutionair, ontwikkelende mechanismen van gedrag en
ervaringen).
Ik denk dat ik er ben – ‘’Cogito, ergo sum’’. (I Think, therefore I am).
Mind-body problem: een debat over de relatie tussen gedachte en bewustzijn in de
menselijke geest en het brein als een deel van het fysieke lichaam. Het is de link tussen een
persoon zijn gedachtes, attitudes, gedrag en fysieke gezondheid.
Bewustzijn vindt plaats in bepaalde delen van het zenuwstelsel, af en toe want het gebeurt
niet in je slaap of in een coma.
Dualisme: lichaam wordt los gezien van de geest.
Verstand is de bron van kennis.
Het lichaam is een machine maar over onze geest en het denken kunnen we dat niet zeggen.
Het denken is vrij en bewust van zichzelf.
De tegenpool van dualisme is monisme: we kunnen het lichaam en de geest niet los van
elkaar zien.
Biologische psychologie De term houdt in dat het doel is om psychologische problemen te
verklaren aan de hand van biologische psychologie.
Neuropsychologie Gedrag bestuderen door te kijken naar de cognitie, het brein en het
zenuwstelsel van iemand met bijvoorbeeld een beperking.
Neurologie Kijken naar de biologische vlakken op medisch gebied (MRI-scan).
Neuro wetenschap De wetenschappelijke studie van het zenuwstelsel, fysiologie,
anatomie en biochemie.
Perceptie/waarneming gebeurt in het brein, je voelt iets in je brein en niet zozeer aan je
hand.
Emergence: het brein en ons lichaam bestaat uit onderdelen en als je die bij elkaar ziet
bestaat er zoiets als bewustzijn, maar als je alles los van elkaar ziet weet je niet waar
bewustzijn vandaan komt.
G x E model: gene and environment model
Genetische invloed vs omgevingsinvloed.
,4 biologische verklaringsmodellen voor gedrag:
1. Fysiologische verklaring: focus op gedrag gerelateerd aan lichamelijke processen, je
lichamelijke processen zetten gedrag in werking, bijvoorbeeld hoe je hormonen invloed
hebben op je gedrag.
2. Ontogenetische verklaring: focus op beschrijving hoe het gedrag zich kon ontwikkelen
over de invloed van genen, nutritie, ervaringen en interacties. Mannen en vrouwen
gedragen zich bijvoorbeeld van oorsprong heel anders.
3. Evolutionaire verklaring: focus op gedrag als gevolg van de evolutie van een soort.
Evolutie kan worden gedefinieerd als de geleidelijke verandering in populaties door
overerving van kenmerken en eigenschappen met hun variatie en natuurlijke selectie
voor de beste overlevingskans.
4. Functionele verklaring: focus op het doel van het gedrag, waarom is het ontwikkeld en
waarom is het nuttig? Bijvoorbeeld camouflage voor bescherming, sommige soorten
gebruiken hun gedrag als deel van hun camouflage.
Ontogenic: the origin (genesis) of being (de oorsprong van zijn).
Organismen evalueren door hun eigenschappen door te geven aan hun nageslachten (hoe
goed passen ze in de huidige omgeving, het aanpassingsvermogen). Fittest: best aangepast
aan de omgeving.
Natuurlijke selectie gebeurt in de genen. Genen muteren random.
Evolutie is niet het door ontwikkelen van bepaalde eigenschappen, maar mutaties van genen
die gunstig zijn voor overleving en dus een grotere kans heeft om doorgegeven te worden.
Dieronderzoek wordt gedaan omdat een dier een makkelijker model is om te onderzoeken
dan de mens. Een dier lijkt qua model en genen op een mens en de hersenen functioneren
op een vergelijkbare manier. We willen dieren en mensen ook met elkaar vergelijken en we
zijn geïnteresseerd omdat we nieuwsgierig zijn. We willen weten hoe het gedrag van dieren
in elkaar zit om ze beter te begrijpen. Door dieren te onderzoeken komen we eventueel ook
meer te weten over de menselijke evolutie. Maar we onderzoeken ook op dieren omdat het
verboden is om op mensen te testen als het gevaarlijk kan zijn.
Experimenten op dieren is nuttig gebleken door het medische onderzoek die gedaan is naar
ziektes en om de geneesmiddelen te testen. Dit proces zou langzaam verlopen zijn zonder
het testen op dieren, hierdoor zijn veel mensen levens gered.
Minimalist: mensen die het eens zijn met dierenproeven maar wel onder bepaalde
voorwaarden, geen lijden bijvoorbeeld.
Abolitionist: gaat niet akkoord met dierenproeven en zien het als moord of slavernij.
Bepaalde legale voorwaarden zijn de 3 R’s: reductie (weinig dieren gebruiken), replacement
(dieren vervangen door computer modellen) en refinement (de procedures zo verfijnen dat
het leed en pijn wordt gereduceerd).
,Hoofdstuk 1 ⎯ Zenuwcellen en zenuw impulsen ⎯ De werking van het zenuwstelsel
Onze ervaringen hangen af van een groot aantal samengestelde cellen. Om het zenuwstelsel
te begrijpen moeten we beginnen met het onderzoeken van de cellen waaruit het bestaat.
Het zenuwstelsel bestaat uit 2 verschillende soorten cellen.
Neuronen en gliacellen. Neuronen ontvangen informatie en geven
dit door aan andere cellen. Gliacellen hebben meerdere functies.
Glia betekent in het grieks ook wel glue/lijm, onderzoekers
concludeerden hierdoor dat de gliacellen een soort van lijm waren
die de neuronen bij elkaar hielden. Gliacellen voorzien zenuwcellen
van voedingstoffen, wijzen de weg en ruimen reststoffen op.
Een volwassen lichaam heeft ongeveer gemiddeld 86 miljard
neuronen in het lichaam.
Neuronen hebben veel gemeen met de andere cellen in ons lichaam. Het oppervlak van een
cel heet het (plasma) membraan, dit is een structuur die de binnenkant van een cel scheidt
van de buitenomgeving. Alle dierlijke cellen hebben een kern, dit is een structuur die alle
chromosomen bevat. Een mitochondrion is een celstructuur dat de energie levert die de cel
gebruikt voor al zijn activiteiten. Mitochondriën verschillen genetisch van elkaar en hebben
andere genen dan die wat in de kern van een cel zit. Ribosomen zijn plaatsen in een cel die
nieuwe eiwitmoleculen synthetiseren: samenvoegen. Deze eiwitten leveren bouwstoffen
voor de cel waardoor de chemische reacties gemakkelijker kunnen plaatsvinden. Sommige
ribosomen zweven vrij in een cel, maar sommige zitten vast aan een endoplasmatisch
reticulum, dit is een netwerk (reticulum) van kleine buisjes en zakjes in de cel die nieuwe
samengevoegde proteïnen naar andere plekken vervoert.
Het meest opvallende kenmerk van een neuronen is hun vorm, ze zien er namelijk allemaal
anders uit. Neuronen hebben lange vertakkende verlengingen, een soma (cellichaam),
dendrieten, een axon en axon uiteindes. De kleine neuronen missen een aantal dendrieten
en axonen. Er zijn 2 soorten zenuwcellen: een motorische zenuwcel en sensorische
zenuwcel. Een motorische zenuwcel is een
bewegingscel die impulsen van het centrale
zenuwstelsel naar de spieren geleiden. Het
cellichaam van deze zenuwcel ligt meestal in de
motorische schors van het centrale zenuwstelsel,
de hersenstam of het ruggenmerg. De motorische
zenuwcel ontvangt prikkeling via zijn dendrieten
en stuurt deze impulsen via het axon van de
zenuwcel via of buiten het ruggenmerg naar de
betreffende spier. Een sensorische zenuwcel is
ook wel een gevoelszenuwcel. Ze geleiden
impulsen van zintuigcellen naar het centrale
zenuwstelsel. Informatie van sensorische
zenuwcellen geven via schakelcellen informatie
door aan motorische zenuwcellen.
, Dendrieten zijn vertakkende vezels die smaller worden aan de uiteindes (dendriet betekent
boom in het grieks). Aan het uiteinde van een dendriet bevinden zich gespecialiseerde
synaptische receptoren (synaps) waarmee de dendriet informatie ontvangt van andere
neuronen van cellen. Hoe groter het oppervlak van de dendriet hoe meer informatie het
ontvangt van andere neuronen. Veel dendrieten bevatten dendritische spines, dit zijn zeer
kleine ronde uitsteekseltjes die het oppervlak voor synapsen groter maakt voor informatie.
Het cellichaam of de soma bevat de kern, de ribosomen en de mitochondriën. Het axon is
een dunne vezel die een impuls overbrengt naar andere neuronen, organen of spieren.
Axonen kunnen een meter lang zijn, in dit geval van je ruggenmerg tot je voeten. Axonen zijn
bedekt met een isolerend materiaal dat een myelineschede wordt genoemd (ook wel
knopen van ranvier). Een neuron kan meerdere dendrieten hebben maar het kan maar één
axon hebben, maar het axon kan wel vertakkingen hebben. Er zijn 2 soorten axonen:
afferente axon en efferente axon. De afferente axon brengt informatie ergens naartoe,
bijvoorbeeld naar het brein (sensorische neuronen, afferent = admit). De efferente axon
voert informatie ergens vanaf, bijvoorbeeld van het brein (motorische neuronen, efferent =
exit).
Als de dendrieten en het axon van een cel volledig in een enkele structuur zijn opgenomen,
is de cel een interneuron of een intrinsiek neuron van die structuur. Een
interneuron/intrinsiek neuron zijn neuronen die aan beide zijden verbonden zijn met
andere zenuwcellen en communiceren ook alleen met andere neuronen.
Eerder hadden we het over gliacellen. Ze zijn namelijk een soort lijm die de neuronen bij
elkaar houden. Het brein heeft verschillende soorten gliacellen. De ster gevormde
astrocyten zijn rondom de synapsen gewikkeld van functioneel gerelateerde axonen. Ze
helpen bij het synchroniseren van de activiteit van axonen, zodat deze hun berichten via
golven kunnen versturen. Astrocyten zijn daarom belangrijk voor het genereren van ritmes,
bijvoorbeeld het ritme van je ademhaling.
Kleine cellen die microglia heten maken deel uit van ons immuunsysteem. Ze verwijderen
lichaamsvreemd materiaal zoals virussen van het brein, ze zijn eigenlijk een soort
afweersysteem. Ze zijn ook actief na hersenschade om dode of beschadigde neuronen te
verwijderen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brittmorsink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.19. You're not tied to anything after your purchase.