Dit document bevat een samenvatting van de verplichte literatuur voor de problemen in dit vak en van de hoorcolleges, welke zijn gegeven door René van Swaaningen.
Criminologie = Een sociale wetenschap die zich bezighoudt met de vragen: Waarom worden er
wetten overtreden? Waarom worden wetten overtreden? En wat gebeurt er dan?
Theorie
Wat is een theorie?
Algemeen: bepaalde manier van kijken naar de werkelijkheid waar je hypothesen uit kunt afleiden en
die je helpt conclusies te trekken uit onderzoeksgegevens.
Specifieker: systematische en consistente redenering die volgt uit een generalisering en abstrahering
van onderzoeksgegevens, die een mogelijke verklaring aandraagt en die in zo veel mogelijk toetsbare
termen is gevat.
Feiten spreken nooit voor zichzelf, ze worden in het licht van theorieën gelezen.
Criminologische verbeelding We hebben veel meer verbeelding nodig in plaats van alleen maar
data. Accent is veel te veel komen te liggen op de methode.
Onderzoeksvraag, theorie en methode driehoek waar je altijd op terugkomt wanneer je onderzoek
doet. Onderzoeksvraag bepaalt welke methode en theorie het geschiktst is.
Relatie theorie en methode: beide afhankelijk van type onderzoeksvraag.
- Kwantitatief: correlaties, omvangsvragen, ‘evidence based’, ‘top down’.
- Kwalitatief: Verstehen en emic, motieven, ‘bottom up’.
Waarom zoveel theorieën?
Vele moederdisciplines, vele verschijningsvormen ‘criminaliteit’, ‘wetenschappelijke revoluties’ en
paradigmawisselingen, verschillende mens- en maatschappijbeelden, en meerdere
verklaringsniveaus.
Manieren waarop theoretische vernieuwing kan plaatsvinden:
1. In tegenspraak met eerdere theorie dialectische ontwikkeling; ander paradigma; falsificatie.
a. Franse milieutheorie t.o. criminele antropologie.
b. Kritische criminologie t.o. positivisme.
2. Specificering of accentverschuiving van eerdere theorie ander verklaringsniveau;
aanpassing na toetsing; ander toepassingsterrein.
a. Strain: zowel micro, als meso, als macro.
3. Aanpassing nodig om nieuwe verschijnselen te verklaren sociale media en cybercrime;
eco-crime; misdaden tegen de menselijkheid.
a. Groene criminologie (milieucriminaliteit), culturele criminologie (sociale media).
b. Rosenfeld en Mesner die strain naar age of globalisation vertalen.
4. Integratie van meerdere eerdere theorieën aanvullen ontbrekende elementen uit eerdere
theorieën; meerdere niveaus probleem verklaren; bepaalde dimensie van verschillende
kanten benaderen.
a. Tittle’s controle balans theorie;
b. Braithwaite’s reintegrative shaming (binding en labelling);
c. Volledig sociale deviantietheorie uit de kritische criminologie, culturele criminologie.
Vaak ten gevolge van belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen of maatschappelijke
gebeurtenissen:
- Evolutietheorie Darwin criminele antropologie;
- Ontdekking bacterie door Pasteur milieutheorie;
- Beurscrash strain Merton;
- Opkomst progressieve maatschappelijke bewegingen labelling, kritische criminologie,
feministische criminologie.
- Ontdekking humane genoom neurocriminologie (biocriminologie);
,2
- Klimaatcrisis groene criminologie (dieren en ecosysteem ook slachtoffer?
Rechtspersoon?);
- Superdiversiteit samenleving culturele criminologie;
- Belang cyberspace cyber-criminologie.
Integratie van theorieën
Ligt voor de hand: overal zit wel wat in. Maar: bij eclectisch samenvoegen gaat scherpte en richting
verloren, terwijl juist dat functie theorie is: geen ‘allegaartje’ waar je alle kanten mee op kunt.
Bij echte integratie ontstaat er een nieuwe theorie, die als geheel aan eisen theorie moet voldoen.
Waar op te letten bij theoretische integratie:
1. Zijn mens- en wereldbeeld compatibel (te maken)?
2. Is het analyseniveau voldoende te onderscheiden?
3. Wordt duidelijk hoe het causale verband wordt gelegd? Wat veroorzaakt wat?
4. Wordt met ‘dezelfde’ concepten uit verschillende theorieën hetzelfde bedoeld?
5. Blijft de nieuwe, geïntegreerde theorie wel (enigszins) toetsbaar? Verschilt bij inductieve en
deductieve werkwijze.
Relatie theorie en onderzoek
Theorie geeft sturing aan onderzoek. Theorieloos onderzoek heeft geen focus en geen richting.
Theorie heeft onderzoek nodig om verder te kunnen ontwikkelen.
- Deductief: van algemeen naar specifiek (theorie toetsen: kwantitatief); van bovenaf.
- Inductief: van specifiek naar algemeen (theorie bouwen: kwalitatief); van onderaf.
- Adaptief: combineren beide vormen richting geven aan het onderzoek, maar ook
openstaan voor nieuwe inzichten.
Theorie geeft richting aan:
- Stellen van een ‘goede’ wetenschappelijke vraag: geen vraag waarop we het antwoord al
weten; enigszins origineel, gefocust en onderzoekbaar.
- Welke data ga je verzamelen?; Waar ga je zoeken?
- Wat zeggen de data? analyse en verklaring. Interpreteren en reflecteren.
- Theorie toetsend (deductief) onderzoek vs theorievormend onderzoek (inductief, ‘sensitising’
(gevoelig maken; welke kanten je op kan) & ‘grounded’ (zo blanco mogelijk het veld in)).
Relatie theorie en beleid
We zijn het niet zo veel meer met elkaar eens en dit is te zien in beleid. liquid policy = overschot
aan veiligheidsmaatregelen.
Vijf belangrijke processen binnen het cultuurbegrip:
1. Cultuur van angst: men is bang, terwijl men in een veilige samenleving woont.
a. Ongerichte angst versterkt door media; angst gerationaliseerd als beheersbare
risico’s.
2. Risicosamenleving en voorzorgcultuur: risicobeperkingen en -reguleren.
a. Het idee dat voorkomen beter is dan genezen.
3. Liquid modernity = oude waarden en zekerheden hebben hun betekenis verloren, waardoor
een soort laatmoderne anomie is ontstaan.
a. Vastheid en structuur neemt af, waardoor angst ontstaat.
4. Consumptiecultuur = dominant economisch denken; eigen belang.
a. Buitensluiting van niet-consumerende mensen zorgt voor criminaliteit.
5. Neiging van beleidsmakers om de samenleving steeds uniformer te maken.
Biocriminologie
Biocriminologie houdt zich bezig met de biologische en genetische factoren die een rol spelen bij
criminaliteit.
Klassieke criminologie - Het kijkt naar de daad, in plaats van de dader. Hierbij speelt vrije wil een grote
rol. De dader moet proportioneel gestraft worden. Straffen is een reactie op criminaliteit. Criminaliteit
wordt door externe factoren veroorzaakt.
Bentham: utilisme = sociale actie moet geleid worden om het geluk van de grootste groep te
behalen. Plezier-pijn principe = maximaal geluk en vermijden van pijn.
,3
Positivistische criminologie - Focust zich op de dader. Het gaat meer uit van het determinisme, dus de
biologische en psychologische inzichten. Behandeling staat hier centraal in plaats van straffen.
Lombroso: atavisme = crimineel is achtergebleven in de primitieve staat. Een crimineel had
speciale uiterlijke kenmerken.
Biologische perspectieven = oerthema in de criminologie
- Common sense: je kunt misdadigers herkennen.
- Historisch: de geest van Lombroso.
- Populair: CSI.
Ontwikkeling biocriminologie
- Eerste empirisch onderzoek in de 19de-eeuwse criminologie.
- Morele bankroet biocriminologie voor en tijdens WO2.
- Tijd lang taboe: affaire Buikhuisen 1978.
- Terug in centrum belangstelling a.g.v. ontwikkelingen neurologie en genetica in de 21 ste eeuw.
Buikhuisen affaire
Hij was één van de eerste die weer biologische en psychologische factoren ging bekijken om crimineel
gedrag te verklaren. Dit kwam in Nederland als het ware te vroeg met het oog op WO2.
Hedendaags onderzoek: Adrian Raine
Heropleving idee geboren geweldscriminelen neurocriminologie.
How to spot a murderer’s brain? ‘Do your genes, rather than your upbringing, determine whether you
will become a criminal?’ Ja, het is zo dat bij bepaalde genetische afwijkingen of tumoren in de
hersenen, een bepaald actiegebied in de hersenen zich anders gaat gedragen. Hierdoor zal je eerder
agressief of crimineel worden.
Vrije wil en determinisme
‘Doe het ertoe of iemand gedetermineerd is of een vrije wil heeft? Neemt dat de schuld weg?’
- Hard-determinisme: de gebeurtenissen in een mens zijn al voorafgaand aan hun bestaan
vastgelegd. Het accepteert de incompatibiliteit van de vrije wil en het determinisme, verdedigt
het determinisme en verwerpt de vrije wil.
- Interdeterminisme: accepteert het incompatibilisme, maar ontkent dat het determinisme waar
is.
- Compatibilisme geeft toe dat sommige concepten van vrije wil onverdedigbare, paniekerige
metafysica kunnen vereisen, maar houdt vol dat de vrije wil die ‘het mensen waard is’, volledig
compatibel is met het determinisme.
Compatibilisme: soort middenweg; nuance. Mensen zijn slechts verantwoordelijk voor wat ze doen,
indien ze op het moment van handelen voldoende geestelijke vermogens van de juiste soort bezaten.
De kern hierbij is het begrip vermogen. Dit sluit aan bij het begrip geestelijk vermogen dat bekend is in
juridische context.
- Door veel onverklaarbaarheid in empirische wetenschappen is de werking van een
metafysische vrije wil niet uitgesloten.
- Er wordt met gemak gesproken over determinisme, indeterminisme en vrije wil. Zowel de
betekenis en de wijze waarop determinisme een gevaar zou zijn voor verantwoordelijkheid zijn
te bediscussiëren.
- Uitgangspunten zijn onzorgvuldig geformuleerd en de verscheidenheid van literatuur wordt
niet erkend. Men gaat niet genoeg in op alle verschillende literatuur en theoretische kanten.
Begin- en tegenwoordige tijd
- Lombroso’s idee ‘geboren misdadiger’ is verlaten - al sinds 1916.
- De focus gaat van de ‘buitenkant’ (schedel, fysionomie) naar ‘binnenkant’ (hersenen en
neurosystemen).
- Van monocausaal (bepaald stigma) tot multi-causaal (niet één ding, bijvoorbeeld invloed
omgevingsfactoren).
- Van (impliciet) eliminatie tot diagnostiek.
Bekende misvattingen
- ‘Biologie is erfelijk’; effecten alcohol, drugs, voeding en gif zijn ook biologisch.
- MAO-A als ‘agressiegen’: altijd alleen in combinatie met sociale omstandigheden.
- Alles ligt vast: alles is veranderbaar.
, 4
- ‘Hij kan er niets aan doen’: stoornis neemt ‘schuld’ niet (helemaal) weg; consequenties voor
de rechtspraak.
Oorsprong biocriminologie
1535: Jean Baptiste della Porte eerste studie gelaatstrekken.
1741: Johann Kasper Lavater fysionomie relatie tussen gelaatstrekken en gedrag.
1810: Franz Joseph Gall frenologie relatie schedel en hersenstructuur en gedrag.
Evolutieleer als ‘missing link’
Fysionomie en frenologie als basis voor Lombroso’s denken.
1859 Charles Darwin - On the origin of species.
1864 Herbert Spencer - Principles of Biology social darwinisme, bedenker term survival of the
fittest.
1876 Cesare Lombroso - L’uomo delinquent.
Positivisme: natuurwetenschappelijke methode gebruikt om maatschappelijke verschijnselen te
onderzoeken.
In Nederland: Arnold Aletrino
1899: arts, eerste ‘privaatdocent’ criminele antropologie in Amsterdam.
1902: Handleiding bij de studie der crimineele antropologie - Lombrosiaan.
1906: Is celstraf nog langer geoorloofd en gewenscht? Absolitionist avant la lettre.
niet straffen, maar behandelen als ze er niets aan kunnen doen.
Homoactivist: tegen achterstelling homoseksuelen.
Literator: tachtiger, Frans naturalisme.
Lombroso’s idee ‘geboren misdadiger’
Wie meer dan 5 van de 18 atavistische kenmerken bezit, is gedoemd tot criminaliteit te vervallen.
1/3 is ‘geboren misdadiger’; overigen zijn passionele, gestoorde en gelegenheidsmisdadigers.
3 soorten geboren criminelen:
- Krankzinnige: psychische stoornis.
- Gelegenheid: zien gelegenheid om criminaliteit te plegen en hebben hier de kansen toe.
- Rationele: worden meegesleurd door een verlangen.
Goring zag geen verschil in lichamelijke kenmerken. Lombroso had niet goed gekeken naar zijn data.
Ferri: student van Lombroso. Hij keek naar sociale omgevingsfactoren, maar keek ook nog naar
biologische factoren. Hij bestuurde statistieken van criminaliteit en keek naar ook andere factoren dan
alleen biologische.
Sheldon’s somatypen:
- Endomorf = dik, rond en niet crimineel Fraude gemotiveerd door het gevoel.
- Ectomorf = dun, fragiel en niet crimineel Dief (gespannen, attent en geremd).
- Mesomorf = zwaar, gespierd en crimineel Geweld, moord en diefstal.
Europa na 1945 (Grondslagen)
- Nooit meer uitsluiting op raciale en fysieke gronden.
- Geleidelijk einde biocriminologie - vooral vanaf jaren zestig - gevolgd door dominantie
sociologische criminologie.
- Duurde tot jaren 80: affaire Buikhuisen 1978
Maar in de VS…
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LatishaHC. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.