[B1] Een betrekkelijk voornaamwoord (relative pronoun) verwijst terug naar een persoon of zaak die
eerder in de zin wordt genoemd.
Je gebruikt:
• who bij personen
• which bij dieren en dingen
• that bij personen, dieren en dingen
My sister, who is two years younger than I am, lives in Amsterdam. (who = my sister)
The blonde girl who/that works there is one of my classmates. (who / that = the girl)
This is the apartment which/that I am going to rent. (which / that = the apartment)
Een bijzin die begint met een betrekkelijk voornaamwoord heet een betrekkelijke bijzin (relative
clause). Er zijn twee typen betrekkelijke bijzinnen:
1. Bijzinnen waarin (niet noodzakelijke) extra informatie staat. Zo’n bijzin staat altijd tussen komma’s.
In dit soort bijzinnen mag je nooit that gebruiken.
My brother’s company, which made huge profits last year, is currently hiring lots of new staff.
(Je kunt de bijzin weglaten zonder dat daardoor de betekenis van de zin verandert: ‘My brother’s
company is currently hiring lots of new staff’.)
2. Bijzinnen waarin noodzakelijke informatie staat, om te kunnen begrijpen waar het in de zin over
gaat. Als je deze informatie weglaat, verandert de betekenis van de zin. Zo’n bijzin staat niet tussen
komma’s. In dit soort bijzinnen mag je in plaats van who of which ook that gebruiken.
Let op: in geschreven Amerikaans-Engels wordt het gebruik van which in dit type bijzin vaak
afgekeurd, vooral in minder formele teksten. Kijk naar de C1 Language note in de Engelse versie voor
meer details.
Pilots who often drink alcohol should not be allowed to fly.
(Je kunt de bijzin niet weglaten; dan zou er staan ‘Pilots should not be allowed to fly’, en dat is niet
wat met de zin wordt bedoeld.)
This is the game that/which* changed my life.
(*In het Amerikaans-Engels kun je hier beter geen 'which' gebruiken; in andere varianten van het
Engels zijn zowel 'which' als 'that' acceptabel.)
In bijzinnen van type 2 kun je who, which of that weglaten als het niet het onderwerp van de bijzin is.
, The man (who/that) you met yesterday is my manager. (you = ow, the man = lijdend voorwerp)
We had lunch in the restaurant (that/which*) Jay recommended to us. (Jay = ow, the restaurant =
bijwoordelijke bepaling)
When, where en why kun je in een betrekkelijke bijzin gebruiken na een zelfstandig naamwoord dat
verwijst naar tijd, plaats of reden. Deze woorden worden op dezelfde manier gebruikt als een
voorzetsel + which.
I’ll never forget the day when I first met you. (the day on which)
Do you know a shop where I can buy sandals? (a shop at which)
Do you know the reason why she doesn’t like me? (the reason for which)
[B2] Whose geeft ‘bezit’ aan. Je vertaalt het met van wie (of ouderwets: wiens of wier).
That guy whose ear phones I borrowed is my cousin.
Whose phone is this?
Whom wordt gebruikt na een voorzetsel in een betrekkelijk bijzin.
Whom wordt gebruikt als een lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp in een zin: whom is nooit
het onderwerp van een werkwoord. Je gebruikt who als het onderwerp van een werkwoord. Als dat
verwarrend is, kun je jezelf vaak afvragen:
Kan ik hier me, him, her, us of them gebruiken? → gebruik whom
Kan ik hier I, he, she, we of they gebruiken? → gebruik who
In modern Engels gebruiken mensen steeds vaker who in plaats van whom, maar
waar whom grammaticaal correct is is het gebruik daarvan wel wenselijk.
I have a number of American relatives, most of whom live in Arizona. (na voorzetsel)
The person whom you are trying to reach is not available at the moment. (lijdend voorwerp)
John saw whom at the office today? (lijdend voorwerp)
Whom did they give the award to? (meewerkend voorwerp)
[C1] Relative clauses are a type of subordinate clause; they are not main clauses.
We can use a relative clause starting with which to refer to a whole clause or a whole sentence that
precedes it. We only use which in these clauses. We use these clauses to express an opinion or to
give an evaluation about whatever precedes the which-clause.
He was able to close the deal with a 20% margin, which is amazing for his first sale.
I gave a workshop on intercultural communication and improving relationships with international
clients, which was apparently successful since it led to five new contracts.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Noaveldmaat. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.35. You're not tied to anything after your purchase.