Book - Public Policy in Action by Bekkers, Fenger & Scholten
Samenvatting Public Policy Making
Public Policy Summary (FSWSB-1051)
All for this textbook (3)
Written for
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Bestuurskunde
Public Policy (ESSBSBC1081)
All documents for this subject (19)
Seller
Follow
lieskezijlstra2002
Reviews received
Content preview
Probleem 1: perspectieven op openbaar beleid
Welke verschillende factoren vormen het beleidsproces?
Welke hoofdkarakteristieken hebben de vier perspectieven op het vormen van publiek
beleid?
Welke karakteristieken van de vier perspectieven passen op de vorming van het
beleidsproces?
Bekkers (hoofdstuk 2)
Welke verschillende factoren vormen het beleidsproces?
Media-aandacht: media kan een bepaalde kleur geven aan een beleidsprobleem en iets
bespreekbaar maken.
Belangen: tegengestelde belangen van verschillende actoren -> beleid moet een combinatie
worden van de diverse belangen.
Rechterlijke machten: beleid moet voldoen aan de bestaande wetgeving
Europees gerechtshof: overkoepelend orgaan dat invloed heeft op de beleidsvorming van landen
Afhankelijkheid: onderlinge afhankelijkheid zorgt voor interactie tussen actoren en die
beïnvloeden het beleidsproces.
Incidenten: gebeurtenissen die het besluitvormingsproces beïnvloeden
Taal: manier waarop visies, kennis en meningen worden gecommuniceerd
Instituties: instituties stimuleren gewenst gedrag en beperken ongewenst gedrag. Daarnaast
stellen ze informele en formele regels op die het beleidsproces beïnvloeden.
Statistieken: laten zien waar het noodzakelijk is om bepaalde middelen in te zetten (op een
kwantitatieve manier). Risicoanalyse -> rationeel: meten is weten
Beleidsproblemen zijn vaak veelzijdig, omdat het sociaal geconstrueerde problemen zijn.
Verschillende actoren hebben verschillende meningen over de problemen en aanpakken. Dit kan
worden samengevat onder 4 perspectieven op openbaar beleid:
Welke hoofdkarakteristieken hebben de vier perspectieven op het vormen van publiek beleid?
1. Het rationele perspectief: dit is de basis voor de andere benaderingen. Het beschouwt openbaar
beleid als een middel om maatschappelijke problemen op te lossen. Het gaat om het
identificeren van factoren die bijdragen aan effectieve en efficiënte probleemoplossing.
Vervolgens kunnen beleidsmakers op zoek gaan naar instrumenten en acties om dit probleem
aan te pakken. Informatie en kennis spelen een belangrijke rol bij het begrijpen van het
probleem en wat voor soort actie waarschijnlijk zou werken. De toepassing van
wetenschappelijke informatie en rationele besluitvormingsmethoden worden gezien als
middelen voor een effectief en efficiënt beleid. Het heet ook wel het
objectivistische/positivistische perspectief.
2. Het politieke perspectief: richt zich op de machtsstrijd tussen (inter-) afhankelijke
belanghebbenden in een beleidsdomein. De strijd is gericht op het beschermen van belangen of
het ontwikkelen van gemeenschappelijke belangen. Stakeholders maken daarbij gebruik maken
van verschillende middelen en ontwikkelen allerlei strategieën. Steun van belanghebbenden is
noodzakelijk voor een effectief beleid. Wetenschappelijk probeert dit perspectief de
voorwaarden te verklaren die bijdragen aan de steun van belanghebbenden. Praktisch gezien
verwoordt deze benadering het belang van politieke en strategische vaardigheden.
3. Het culturele perspectief: erkent dat ons perspectief op de wereld wordt beïnvloed door onze
ervaringen, overtuigingen, waarden en posities uit het verleden. Interactieprocessen gaan over
zingeving: gedeeld begrip creëren door te kijken naar de kaders die actoren ontwikkelen.
Overheidsbeleid is in cultureel perspectief een poging om de uiteenlopende ideeën over
beleidskwesties te overbruggen en ze te integreren in een gedeeld begrip. Het benadrukt het
belang van taal, symbolen, beelden en interacties in beleidsprocessen bij het kaderen van
kwesties. Het biedt inzicht in de achtergronden van uiteenlopende ideeën en kan nuttig zijn bij
1
, het ontwikkelen van kaderstrategieën om met deze uiteenlopende ideeën om te gaan. Het heet
ook wel het sociaal-constructivistische perspectief.
4. Het institutionele perspectief: instituties zijn de formele en informele regels die het gedrag van
actoren beïnvloeden of sturen (routines/procedures/gewoonten). De regels dienen ter
bescherming van de waarden die belangrijk worden gevonden. Beleidsprocessen zijn sociaal en
historisch ingebedde processen. Ze zijn ingebed in verschillende en onderling verbonden
instituties, zoals de verzorgingsstaat of rechtstaat. Overheidsbeleid kan worden beschouwd als
elementen in de ontwikkeling en bevestiging van deze regels. Beleid definieert passend en
ongepast gedrag en beïnvloedt daarom de effectiviteit en efficiëntie van beleid. Er is interesse
voor de relatie tussen verschillende sets regels en beleidsprestaties. Het institutionele
perspectief helpt om de grenzen van de informele en formele regels te identificeren en zelfs te
overwinnen bij het implementeren van een nieuw beleid/aanpassing van bestaand beleid.
1. Dominant verklaringsmechanisme: uitleg hoe beleidsprocessen zich ontwikkelen
2. Perspectief op menselijk gedrag: het beeld van hoe mensen zich gedragen en waarom
3. Beleidsinstrumenten: verschillende perspectieven leiden tot verschillende instrumenten.
4. Evaluatie: verschillende perspectieven leiden tot verschillende criteria voor het succes van een
beleid
5. Rol van kennis en informatie: betekenis van relevante informatie verschilt per perspectief
6. Verloop van het beleidsproces: is het lineair/opeenvolgend proces of bestaat het uit
verschillende fases -> verschilt per perspectief
7. Rol van politiek: perceptie van de rol van politiek verschilt per perspectief
Het rationele perspectief
Dominant verklarende mechanisme: doelrationaliteit: doelen vormen het startpunt van
beleidsprocessen, hierna kan worden gekeken hoe deze doelen kunnen worden bereikt.
Perspectief op menselijk gedrag: mensen worden beschouwd als rationele actoren: hun acties
zijn gebaseerd op rationele berekeningen van de kosten en baten van alternatieven die bijdragen
aan de realisatie van hun doelen. Weber noemde dit instrumentele rationaliteit. Mensen zijn
homo economicus (kenmerken):
- Agent heeft een payoff-functie die alle mogelijke consequenties rangschikt in termen van
waarden en doelstellingen
- Agent moet kiezen uit een reeks alternatieven die in een bepaalde situatie wordt getoond
- Aan elk alternatief is een reeks consequenties/uitkomsten verbonden die zullen volgen als dat
specifieke alternatief wordt gekozen
- Rationele keuze bestaat uit het selecteren van dat alternatief wat de beslisser het meeste
oplevert.
(Simon introduceerde echter het begrip begrensde rationaliteit). Vanuit het rationele perspectief
zijn overheden actoren die maatschappelijke processen sturen op basis van geformuleerde
doelen. Het benadrukt de ‘maakbare’ samenleving en het vermogen om processen en
ontwikkelingen te sturen. Het wordt gestuurd door een soevereine centrale actor die beleid
formuleert en communiceert.
Beleidsinstrumenten: kan op 3 manieren worden waargenomen. (1) Bij doelrationaliteit moeten
benodigde acties gepland en geprogrammeerd worden -> brede doelen worden opgesplitst in
concrete en operationele subdoelen en acties. (2) Acties impliceren dat beleidsmakers aandacht
moeten besteden aan het ontwerp en selectie van beleidsinstrumenten. (3) Drie hoofdtypen
beleidsinstrumenten: regulatieve (maatregelen die door overheidseenheden worden genomen
om mensen te beïnvloeden d.m.v. geformuleerde regels en richtlijnen die ontvangers het
mandaat geven om te handelen in overeenstemming met de regels en richtlijnen), economische
(uitdelen of wegnemen van middelen, terwijl subjecten niet verplicht zijn de handelingen uit te
voeren waarop het instrument gericht is) en communicatieve (poging om mensen te
2
, beïnvloeden door kennisoverdracht, communicatie van beredeneerde argumenten en
overtuigingskracht) instrumenten.
Beleidsevaluatie: beoordeling van mate waarin beleidsdoelen zijn bereikt. Effectiviteit (mate
waarin het beleid de voordelen bereikt, plus onverwachte nevenvoordelen) en efficiëntie zijn de
twee belangrijkste evaluatiecriteria. 2 soorten efficiëntie: transformationeel (relatie tussen
kosten en baten), distributioneel (impact van beleidsprogramma op de samenleving).
Rol van kennis en informatie: grote rol van kennis, informatie en informatie- en
communicatietechnologieën. Kennis en informatie zijn de fundamenten voor effectieve
beleidsvorming. Vooral van belang bij beleidsformulering en -uitvoering. Kennis en informatie
zijn neutrale en objectieve instrumenten die de prestaties van het overheidsbeleid verbeteren.
Verloop van het beleidsproces: lineair en cyclisch proces dat uit verschillende opeenvolgende
fasen bestaat. Het beleidsproces doorloopt de fasen van agendasetting, beleidsontwerp,
besluitvorming, beleidsuitvoering, handhaving en beleidsevaluatie.
Rol van de politiek: primaat van de politiek. Er is een scherpe scheiding tussen politiek en
bestuur. Politici sturen de bureaucratische processen die volgen uit de politieke doelen. Het
onderscheid is constitutioneel (scheiding der machten) en democratisch (legitiem) vereist.
Voorbeeld coronabeleid -> er wordt vertrouwd op de kennis van het OMT
Het politieke perspectief op openbaar beleid
Dominante verklarende mechanisme: voortdurende strijd tussen verschillende, concurrerende
belangen. De machtsconflicten bepalen de ontwikkeling, besluitvorming en uitvoering van
beleidsprocessen. Macht is het vermogen om gewenst gedrag te realiseren. De dominante
mechanismen zijn macht, afhankelijkheid en belangen.
Perspectief op menselijk gedrag: wordt gestuurd door eigenbelang. Het gaat om het beschermen
en behartigen van eigen belangen. Actoren zijn afhankelijk van andere actoren om hun doelen te
bereiken -> afhankelijkheid tussen actoren (bijv. voor schaarse middelen). Dit leidt tot
strategische interactieprocessen, gepaard met conflict, overtuiging, dwang etc. Het openbare
beleidsproces gaat over het in evenwicht brengen van het eigenbelang van actoren en het
algemeen belang. Daarom zijn democratisch gelegitimeerde overlegprocessen nodig. Macht en
invloed bepalen de uitkomst van dit proces.
Beleidsinstrumenten: zijn bronnen van macht en kunnen daarom input en resultaten zijn van
processen van strategische interacties. Ontwerp van een beleidsinstrument kan de machtspositie
van sommige actoren versterken en die van andere verzwakken. Zowel de toepassing als de
daaropvolgende verschuivingen in machtsverhoudingen kunnen een expliciet/impliciet doel van
het beleidsinstrument zijn. Implementatie van instrumenten heeft invloed op de
interactieprocessen en prestaties van beleidsnetwerken. Strategieën en netwerkbeheer zijn
belangrijke beleidsinstrumenten.
Beleidsevaluatie: zal worden beoordeeld op de mate waarin het de belangen van een actor
bevordert. De actor zal ook zijn eigen rol beoordelen. Vanuit het perspectief van het algemene
netwerk zullen criteria niet gericht zijn op de inhoud, maar op het proces (ontwerp en
implementatie) van het beleid. Ondersteuning, acceptatie en legitimiteit zijn belangrijke
succescriteria. Drie soorten evaluatiecriteria voor beleidsproces met meerdere belanghebbenden
en belangen. (1) Inhoudelijke criteria: mate van gedeeld beeld en individuele doelen
verstrengeld. (2) Procescriteria: voortang van het proces, stagnatie, transparantie en legitimatie
voor derden. (3) Netwerkcriteria: mate van duurzame netwerkrelaties ingebed in
organisatorische regelingen.
Rol van kennis en informatie: resource politics: kennis, informatie en informatie- en
communicatietechnologieën vertegenwoordigen macht. Kennis en informatie zorgen voor
posities en behartigen van belangen.
Perspectief op het beleidsproces: dynamisch perspectief, omdat -> (1) het incrementele
processen zijn met kleine stapsgewijze veranderingen. (2) Fasen van beleidsvorming zijn niet
opeenvolgend. (3) Beleidsvorming heeft een niet-lineair en chaotisch karakter.
3
, Rol van politiek: politiek en bestuur zijn nauw met elkaar verweven. Er is niet 1 democratisch
gelegitimeerde autoriteit. Ook is er geen scherp onderscheid tussen de politieke rol van de
politiek en de neutrale rol van de bureaucratie.
Voorbeeld schipholbeleid -> veel belanghebbenden
Culturele perspectief op openbaar beleid
Dominante verklarende mechanisme: interactieprocessen tussen deelnemers aan
beleidsprocessen: rol van taal, symbolen en metaforen is belangrijk. Door middel van
communicatie proberen actoren gedeelde perspecties van de werkelijkheid te vormen. Input zijn
eigen percepties van de werkelijkheid en via taal kunnen ze deze delen. Framing kan belangrijk
zijn: creëren van een interpretatieve context, waarin informatie, kennis, overtuigingen en
ervaringen een specifieke betekenis krijgen. Naast de rol van taal zijn andere
communicatiemiddelen zoals afbeeldingen/symbolen/metaforen ook van belang ->
overtuigingskracht.
Perspectief op menselijk gedrag: het vermogen tot interactie en communicatie zijn centrale
kenmerken van de mens. Door interactie creëren individuen een gedeeld perspectief. Interactie
en communicatie staat centraal in politiek en beleid en worden gevormd door taal. Zinvolle
interactie is wat actoren drijft in beleidsprocessen.
Beleidsinstrumenten: twee opvattingen voortkomend uit het idee dat interactie/communicatie,
beleid en politiek bepalen. (1) Om maatschappelijke problemen op te lossen, moeten
beleidsmakers open communicatieprocessen tussen belanghebbenden mogelijk maken -> wijst
macht af. (2) Macht wordt gezien als een onvermijdelijke noodzaak.
Evaluatie: twee criteria belangrijk voor succes van overheidsbeleid. (1) Mate waarin een
gemeenschappelijk referentiekader is gecreëerd, nadruk op uitkomst. (2) In hoeverre was de
interactie open, machtsvrij en toegankelijk voor alle actoren etc., nadruk op kwaliteit van het
interactieproces.
Rol van kennis en informatie: in de meest radicale interpretatie verschilt wetenschappelijk kennis
niet van persoonlijke ervaringen en observaties van actoren in het beleidsproces. Kennis en
informatie die in een beleidsproces worden geïntroduceerd, dienen in de eerste plaats als stukjes
informatie die een sociale realiteit creëren die begrepen moet worden.
Beleidsproces: wordt bepaald door processen van continue interactie waarin betekenis wordt
gegeven aan specifieke beleidsuitdagingen. Discourscoalities (groepen met dezelfde opvattingen)
zijn belangrijk bij die interactie. Het bestaan/ontbreken van een dominante coalitie hebben
invloed op de inhoud, verloop en uitkomsten van beleidsprocessen. Beleidsprocessen zijn
continue processen van beleidsaanpassing en omgaan met de kaders.
Rol van politiek: politiek is een gezamenlijk streven naar betekenisgeving. Het kan plaatsvinden in
zowel minder als meer geïnstitutionaliseerde gebieden. Politiek gaat over argumenten en het
verwoorden van opvattingen over de sociale werkelijkheid die mensen kunnen binden.
Inspirerende politici kunnen verschillen tussen mensen overbruggen, energie, betrokkenheid en
steun creëren.
Voorbeeld donorwet/euthanasiewet -> mediaframing is erg belangrijk
Het institutionele perspectief op openbaar beleid
Verklarende mechanisme: regelsystemen: deze beperken de opties voor actoren. Institutionele
regels zijn de routines, procedures, conventies, rollen, strategieën, organisatievormen en
technologieën waarrond politieke activiteit is opgebouwd. Vanuit functioneel-sociologisch
perspectief zorgen instituties voor cohesie en stabiliteit. Padafhankelijkheid is erg belangrijk in
dit perspectief.
Perspectief op menselijk gedrag: wordt geleid door institutionele regels die het belang
benadrukken van specifieke waarden/waardensets die samenlevingen belangrijk vinden.
Interactie wordt gestuurd door sets (in)formele regels die ook het perspectief op de
werkelijkheid bepalen. Autonomie en vrije wil van individuen/organisaties wordt beperkt.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lieskezijlstra2002. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.06. You're not tied to anything after your purchase.