100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Europees Materieelrecht BEHAALD MET EEN 8.5 $6.89   Add to cart

Summary

Samenvatting Europees Materieelrecht BEHAALD MET EEN 8.5

 23 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van het vak Europees Materieelrecht, behaald met een 8.5 aan de hand van het gebruik van deze volledige samenvatting.

Preview 4 out of 56  pages

  • September 26, 2023
  • 56
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Europees Materieel Recht

Hoofdstuk 1=

Burgerschap=

Vrij verkeer van personen=

Verschillende categorieën personen=
Het is belangrijk om te weten dat het Vrij verkeer van personen een paraplubegrip is. Dat wil
zeggen dat de term personen' in het Europees recht niet steeds betrekking heeft op
eenzelfde groep personen, met steeds dezelfde rechten. Het begrip 'personen' heeft in het
Europees recht daarentegen steeds een andere betekenis. Het kan afwisselend duiden op de
categorieën of subcategorieën personen die schematisch in figuur 6.2 staan weergegeven.

De rechten die aan het vrij verkeer van personen kunnen worden ontleend, hangen
af van de vraag tot welke categorie personen iemand behoort. Deze categorieën
lopen als een rode draad door dit hoofdstuk.

EU-burgers=
In 1992 werd met het Verdrag van Maastricht het burgerschap van de Unie ingevoerd. Op
basis van art. 20 VWEU is burger van de Unie eenieder die de nationaliteit van één van de
lidstaten bezit. Hieruit blijkt dat het niet mogelijk is om het EU-burgerschap los van de
nationaliteit van één van de lidstaten te verkrijgen. Doordat het Europees burgerschap
gebaseerd is op het nationaal burgerschap en de lidstaten vrij zijn om het nationaal
burgerschap toe te kennen aan wie zij zelf willen, zijn het de lidstaten die uiteindelijk
bepalen wie er EU-burger is.

In alle gevallen geldt echter: beschikt een persoon op basis van nationaal recht
van een willekeurige EU-lidstaat over een bepaalde nationaliteit, dan moeten
de overige lidstaten die nationaliteit erkennen, ook al kennen zij de nationaliteit
op andere gronden toe.

Het Europees Hof van Justitie concludeerde naar aanleiding van de casus uit voorbeeld 6.1,
dat het bepalen van de voorwaarden voor de verkrijging en het verlies van de nationaliteit
behoort tot de bevoegdheid van iedere lidstaat afzonderlijk. Het Hof bepaalde echter
tegelijkertijd dat deze bevoegdheid uitgeoefend moet worden met inachtneming van
Europees recht. De wettelijke regeling van een lidstaat mag volgens het Hof niet de gevolgen
van de toekenning van de nationaliteit van een andere lidstaat beperken door een extra
voorwaarde te stellen voor de erkenning van deze nationaliteit. Spanje mocht de Italiaanse
nationaliteit van meneer Micheletti volgens het Hof daarom niet ontkennen en mocht zijn
aanspraak op het vrij verkeer van personen ook niet weigeren.

,Het Europees Hof van Justitie heeft geoordeeld dat: de hoedanigheid van burger van de Unie
de primaire status van de onderdanen van de lidstaten dient te zijn, die degenen onder hen
die zich in dezelfde situatie bevinden, ongeacht hun nationaliteit en onverminderd de
uitdrukkelijk vastgestelde uitzonderingen ter zake, het recht op dezelfde rechtsbehandeling
verleent.' Aan de status van EUburger, zo blijkt uit dit citaat, kan het recht op gelijke
behandeling worden ontleend.

Het recht op gelijke behandeling is echter niet het enige recht dat burgers op basis
van hun EU-burgerschap hebben. Burgers van de Unie kunnen namelijk aanspraak
maken op nog een aantal rechten. Deze rechten staan in art. 20 tot en met 24
VWEU. Zij hebben onder andere:
- het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er Vrij te
verblijven;
- het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement
en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijf houden, onder
dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat;
- het recht op bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iedere
lidstaat op het grondgebied van derde landen waar de lidstaat waarvan zij onderdaan
zijn niet vertegenwoordigd is, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van
die lidstaat;
- het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te richten, zich tot de
Europese ombudsman te wenden, alsook zich in een van de talen van de Verdragen
tot de instellingen en de adviesorganen van de Unie te richten en in die taal
antwoord te krijgen.

Met name het recht om zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij
te verblijven is voor dit hoofdstuk van belang. Voor een goed begrip van dit hoofdstuk is het
belangrijk om te weten dat de groep EU-burgers kan worden opgedeeld in economisch
actieve en economisch inactieve burgers.

Economisch inactieve EU-burgers=
Tegenover de groep economisch actieve burgers, die in de vorige subparagraaf aan bod
kwam, staat de groep economisch inactieve burgers. Hieronder vallen onder meer
studenten, gepensioneerden en werklozen (zie figuur 6.2). Zij worden ook wel niet-
marktburgers genoemd. Hun rechten op vrij verkeer vloeien voort uit het Europees
Burgerschap (art. 20 VWEU), dat in paragraaf 6.2 werd besproken, en uit het non-
discriminatiebeginsel (art. 18 VWEU).

Binnen de categorie werklozen nemen werkzoekenden overigens een bijzondere positie in.
Zij kunnen in ieder geval de eerste zes maanden van hun verblijf in een lidstaat profiteren
van art. 45 VWEU betreffende het Vrij verkeer van werknemers, ook al hebben zij feitelijk
nog geen werk aanvaard en oefenen zij geen economische activiteit uit.

Het Europees Hof van Justitie bepaalde in de casus uit voorbeeld 6.5 dat het vrij verkeer van
werknemers inhoudt dat de onderdanen van de lidstaten het recht hebben om zich binnen
het grondgebied van de andere lidstaten gedurende een bepaalde periode vrij te
verplaatsen en daar te verblijven met het doel daar werk te zoeken. Omdat er in het

,Europees recht geen regels bestaan die de duur van deze termijn regelen, heeft het Hof
bepaald dat werkzoekenden in ieder geval de eerste zes maanden vanaf hun binnenkomst
in een lidstaat het recht hebben daar werk te zoeken. Na afloop van die zes maanden
behoudt een werkzoekende het recht op verblijf, als hij kan aantonen dat hij nog steeds
werk zoekt en een reële kans heeft het te vinden.

Derdelanders=
Tegenover de groep EU-burgers staat de groep derdelanders (zie figuur 6.2). Met de term
derdelanders worden personen aangeduid die niet de nationaliteit van één van de lidstaten
van de EU bezitten. Binnen deze groep is het onderscheid tussen familieleden van EU-
burgers en overige derdelanders relevant (zie figuur 6.2). Dit onderscheid is met name van
belang voor de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en
verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun
familieleden. Derdelanders die familielid zijn van een EU-burger hebben op basis van
deze richtlijn namelijk recht op vrij verkeer. Overige derdelanders zijn van dit recht
uitgesloten.

Op basis van Richtlijn 2004/38/EG zijn familieleden van EU-burgers, ongeacht hun
nationaliteit:
1. de echtgenoot van een Unie-burger;12
2. de partner van een Unie-burger met wie de Unie-burger een geregistreerd
partnerschap heeft gesloten (voor zover de wetgeving van het gastland geregistreerd
partnerschap gelijk stelt met een huwelijk en aan de voorwaarden van de wetgeving
van het gastland is voldaan);
3. de kinderen van een Unie-burger beneden de leeftijd van 21 jaar, of die ten laste
komen van de Unie-burger;
4. de kinderen van de echtgenoot of geregistreerd partner van een Unie-burger
beneden de leeftijd van 21 jaar, of die ten laste komen van de Unie-burger en zijn
echtgenoot of geregistreerd partner;
5. de ouders van een Unie-burger, die ten laste komen van de Unie-burger;
6. de ouders van de echtgenoot of geregistreerd partner van de Unie-burger, die ten
late komen van de Unie-burger en zijn echtgenoot.

Wat opvalt in de beschrijvingen van deze categorieën familieleden is dat hierin steeds de
zinsnede ten laste komen van' terugkomt. Omdat dit element in veel gevallen een
voorwaarde is om als familielid van een EU-burger te worden aangemerkt, is het
noodzakelijk dit begrip toe te lichten.

Mede naar aanleiding van de casus uit voorbeeld 6.6 heeft het Europees Hof
van Justitie bepaald dat de hoedanigheid van een ten laste komend familielid 13
voortvloeit uit een feitelijke situatie, die wordt gekenmerkt door de omstandigheid dat het
familielid materieel wordt gesteund door een EU-burger of diens echtgenoot'. De noodzaak
van materiële steun moet in de lidstaat van oorsprong bestaan op het moment dat
familieleden verzoeken om hereniging met een EUonderdaan. Het is hierbij niet van belang
waarom op die steun een beroep wordt gedaan en of de betrokkenen door het aanvaarden
van betaalde arbeid eventueel zelf in staat zouden kunnen zijn in hun onderhoud te
voorzien.

, Het beginsel 'ten laste komen van' wordt door het Europees Hof van Justitie dus ruim
uitgelegd. Het aantonen van een afhankelijkheidssituatie kan volgens het Europees Hof van
Justitie worden gedaan met ieder passend middel. Een document van de bevoegde
autoriteiten van de lidstaat van oorsprong waaruit een afhankelijkheidssituatie blijkt, kan
hiervoor een geschikt middel zijn, maar mag niet als absolute voorwaarde worden gesteld.

Richtlijn 2004/38/EG: het Vrij Verkeer van EU-burgers en hun familieleden=
In deze paragraaf worden de vrij verkeersrechten van EU-burgers en van familieleden van
EU-burgers besproken. Dit gebeurt aan de hand van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het
recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de
Unie en hun familieleden. Richtlijn 2004/38/EG vormt een uitwerking van art. 18 (non-
discriminatiebeginsel), art. 21 (Europees burgerschap), art. 45 (vrij verkeer van werknemers)
en art. 49 (recht van vestiging) VWEU. Deze verdragsartikelen kwamen eerder in dit
hoofdstuk aan de orde.

Categorieën personen (zie figuur 6.2) die rechten aan Richtlijn 2004/38/EG
kunnen ontlenen zijn=
- alle EU-burgers (dus zowel economisch actieve, als economisch inactieve EUburgers);
- familieleden van EU-burgers die niet de nationaliteit van één van de lidstaten
bezitten.

Personen die geen rechten aan Richtlijn 2004/38/EG kunnen ontlenen zijn overige
derdelanders.

Richtlijn 2004/38/EG bevat grofweg drie typen rechten: reisrechten, verblijfsrechten en het
recht op non-discriminatie. Niet alle categorieën personen uit figuur 6.2 kunnen overigens
op gelijke wijze aanspraak maken op de rechten die uit Richtlijn 2004/38/EG voortvloeien. In
welke mate iemand kan profiteren van Richtlijn 2004/38/EG hangt af van de vraag of
diegene tot de groep EU-burgers of de groep derdelanders behoort en van de vraag of
diegene al dan niet economisch actief is. De Richtlijn geldt alleen als er sprake is van een
grensoverschrijdend aspect.

Reisrechten=
Reisrechten gaan belemmeringen tegen, die personen ondervinden wanneer zij de grens
tussen twee lidstaten willen passeren. Het reisrecht omvat het inreisrecht het uitreisrecht.
Dit betekent dat het reisrecht zowel betrekking heeft op het recht een lidstaat te verlaten,
als op het recht erbinnen te gaan. Op basis van art. 4 en 5 van Richtlijn 2004/38/EG heeft
iedere burger van de EU het recht om vrij te reizen tussen de lidstaten van de Europese
Unie. De enige voorwaarde die hieraan wordt verbonden, is dat men in het bezit moet
zijn van een geldig paspoort of geldige identiteitskaart (zie figuur 6.3).

Dit geldt ook voor familieleden van EU-burgers. Bovendien moeten zij, afhankelijk van hun
land van herkomst, een visum aanvragen. De visumplicht staat uitgewerkt in Verordening
539/2001 (zie figuur 6.3). In deze verordening staat een lijst van derde landen opgenomen
waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van
een visum (zie bijlage I bij Verordening 539/2001) en een lijst van derde landen waarvan de
onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld (zie bijlage II bij Verordening

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller esmeewhartman. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76669 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.89
  • (0)
  Add to cart