P. 7: In Duitsland begint de loopbaan van een jongeman die van de wetenschap zijn beroep wil
maken, normaal gesproken als privaatdocent. Na overleg met een toestemming van het betreffende
afdelingshoofd en op grond van een boek en meestal heel formeel examen aan de faculteit krijgt hij
het recht om te doceren. Hij heeft nu zelf colleges zonder vast salaris. In de VS begint die loopbaan
gewoonlijk heel anders, namelijk via een aanstelling als assistant.
P.8: Dit verschil houdt in de praktijk in dat bij ons de loopbaan van een man van de wetenschap in het
algemeen berust op plutocratische voorwaarden. Want voor een jonge geleerde die niet beschikt
over eigen vermogen is het buitengewoon riskant zich hoe dan ook over te leveren aan de
omstandigheden van een academische loopbaan. In de VS daarentegen heerst een bureaucratisch
systeem. Daar krijgt de jonge wetenschapper vanaf het begin een salaris.
De vraag of men in het beginsel iedere wetenschapper die zich bekwaam heeft betoond een
aanstelling dient te geven of dat men rekening moet houden met de behoefte aan docenten op een
bepaald gebied, met andere woorden of men de eenmaal aangestelde docent een doceermonopolie
moet geven, die vraag dus leidt tot een pijnlijk dilemma, dat verband houdt met de twee kanten van
het academisch beroep.
Weber legt uit dat het inmiddels duidelijk is dat de meest recente ontwikkelingen op de Duitse
universiteiten in grote lijnen in de richting van het Amerikaanse model gaan. De grote medische en
natuurwetenschappelijke instituten zijn ‘staats kapitalistische’ ondernemingen. Ze kunnen niet
bestuurd worden zonder uiterst grootschalige bedrijfsmiddelen. Dus krijg je daar dezelfde situatie als
overal elders waar kapitalistische bedrijfsvoering ingang vindt: de ‘scheiding van de arbeider van zijn
productiemiddelen’. De arbeider, dat wil zeggen de assistent, is aangewezen op de
arbeidersmiddelen, die hem door de stat ter beschikking worden gesteld, waardoor hij net zo
afhankelijk is van zijn instituutsdirecteur als de arbeider in een fabriek.
P.9: ‘’Net als ons hele leven raakt ons Duitse universiteitsleven in heel belangrijke opzichten
veramerikaanst, en ik ben ervan overtuigd dat deze ontwikkeling ook zal overslaan op vakgebieden
waar, de ambachtsman het arbeidsmiddel in eigen bezit heeft.’’
P.13: Wetenschappelijk onderwijs, zoals we dat volgens de traditie van de Duitse universiteiten
dienen te geven, is immers een kwestie van geestesaristocratie, daarover mogen we onszelf niet
wijsmaken. Nu valt echter niet te ontkennen dat de uiteenzetting van wetenschappelijke problemen
op een manier dat een nog ongeschoolde maar ontvankelijke geest ze begrijpt en – wat het
belangrijkste is – er zelfstandig over gaat nadenken, misschien wel de moeilijkste pedagogische
opgave is.
Einde uiterlijke omstandigheden van het beroep wetenschapper. Nu over de innerlijke roeping tot de
wetenschap.
De innerlijke situatie voor het bedrijven van de wetenschap als beroep is allereerst bepaald door het
feit dat de wetenschap het stadium van de specialisering heeft betreden dat vroeger onbekend was,
en dat dit in de toekomst zo zal blijven. Niet alleen uiterlijk, nee, juist innerlijk ziet het er als volgt uit:
het individu kan er alleen zeker van zijn dat hij op wetenschappelijk gebied iets werkelijk volmaakts
presteert als hij zich tot het uiterste gespecialiseerd heeft.
P.14: ‘’ Want niets is voor de mens van waarde als hij het niet met gedrevenheid doen kan.’’
P.15: Als men iets van waarde wil kunne presteren dan moet iemand iets – en wel het juiste –
invallen. Alleen door heel hard werken wordt normaal gesproken de ruimte geschapen voor de inval,
, maar beslist niet altijd. De inval kan niet de plaats innemen van het werk. En het werk op zijn beurt
kan niet de plaats innemen van de inval of hem afdwingen, net zomin als de gedrevenheid dat kan.
Beide – vooral beide samen- lokken de inval uit. Maar hij komt als het hem, en niet ons, het beste
uitkomt.
P.16: Of iemand wetenschappelijke ingevingen heeft, hangt af van lotsbeschikkingen waarvan wij
geen weet hebben, maar bovendien van ‘aanleg’.
Persoonlijkheid en beleving hangen nauw met elkaar samen. Het algemene idee is dat de beleving de
persoonlijkheid uitmaakt en er onderdeel van is. Je slooft je uit om dingen te beleven, want dat hoort
immers bij de levenswijze die de persoonlijkheid aan haar stand verplicht is.
P.17: Op het gebied van de wetenschap echter is iemand allerminst een ‘persoonlijkheid’ als hij in de
hoedanigheid van impresario van de zaak waaraan hij zich dient te wijden, zelf op het toneel
verschijnt en zich door te ‘beleven’ wil rechtvaardigen en zich dan afvraagt: ‘Hoe kan ik bewijzen dat
ik nog iets meer ben dan een ‘’vakman’’, hoe kan ik wat de vorm of wat de inhoud betreft iets zegen
wat iemand nog nooit op dezelfde manier gezegd heeft als ik.
P.18-19: Het probleem van de zin van de wetenschap; het is immers niet vanzelfsprekend dat iets wat
aan zo’n wet onderhevig is op zichzelf zinvol en redelijk is. Waarom houdt een mens zich bezig met
wat in de werkelijkheid nooit tot een einde komt en komen kan?
1. technische redenen: om ons praktische handelen te kunnen afstemmen op verwachtingen die de
wetenschappelijke ervaring ons aan de hand doet. De innerlijke houding van de wetenschapper tot
zijn beroep is dat hij zegt aan wetenschap te doen ‘omwille van de wetenschap zelf’ en niet alleen
met het doel dat anderen er hun zakelijk of technisch voordeel mee doen, zich beter voeden, kleden,
verlichten en regeren kunnen.
P.19-20 ‘’De toenemende intellectualisering en rationalisering betekenen niet een toenemende
algemene kennis van de omstandigheden waaronder we leven. Het betekent iets anders, namelijk de
zekerheid of het geloof dat we er, als we het zouden willen, op elk moment achter kunnen komen,
met andere woorden, dat er per definitie geheimzinnige en onberekenbare machten zijn die een rol
spelen, maar wet we integendeel alles – in beginsel – door berekening zouden kunnen beheersen. ‘’
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sophiederksen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.04. You're not tied to anything after your purchase.