Spelling errors, sometimes some substantive errors, but covering the fabric and also detailed.
By: emmabonaire • 5 year ago
Seller
Follow
michellevanderstelt
Reviews received
Content preview
Thema 2
Wat is de relatie tussen verschillende hersenstructuren en het gebruik van drugs?
Moss, A. C., & Dyer, K. R. (2010). Psychology of Addictive Behaviour. New York: Palgrave
MacMillan. Chapter 2 The biology of addictive behaviours.
Inleiding
Zowel verslaving die te maken heeft met drugs als zonder drugs hebben invloed op het reward
pathway in de hersenen. Altijd al heeft de mens drugs gebruikt, pas sinds kort dat we de effecten
onderzoeken. Elke drug heeft een andere uitwerking op de hersenen, maar er zijn ook veel
overlappingen. Er zijn positieve after effects, of een negatief effect wordt weggehaald door de drug.
Een positieve respons heeft bij alle drugs te maken met dopamine. Na een tijdje hersenen hier zo aan
gewend, dat je je alleen normaal voelt als je de drug gebruikt. Ligt ook aan de routes van
administratie, ofwel hoe wordt de drug gebruikt. Er zijn 4 fases: absorbtie, distributie, metabolisme en
excretie. Ook van invloed hoe het op de hersenen werkt, vaak via neurotransmitters en receptoren.
Routes of administration
Verschillende manieren om drugs in te nemen, de een sneller dan de ander:
- Oraal: vloeistof of pillen.
- Injectie: in ader (intravenous), in spier (intramuscular) of onder de huid (subcutaneous).
- Inhalatie: rook van een drug of in sigaret vorm.
- Op de huid: meer voor therapeutische medicatie.
- Door membranen: door de neus of door vloeistof in de mond te houden.
Een drug kan meerdere routes hebben, ligt aan je eigen voorkeur wat je doet. Injectie is het meest
effectief, maar ook het meest gevaarlijk. Eigenlijk zo hoe langer een drug duurt om in te werken, hoe
langer het effect duurt. Dus bij injectie heel snel, maar ook snel weg. Bij een pil duurt het langer, maar
ook minder snel weg.
Absorptie
Het proces waardoor de drug in de bloedstroom komt na de administratie wordt absorptie genoemd.
Direct in het bloed (intravenous) is dus het snelste, andere manier moeten eerst door membranen
reizen bijv. door wanden aders. Hoe meer membranen, hoe langer het duurt voor de drug werkt. Een
aantal factoren die de snelheid beïnvloeden:
1. Oplosbaarheid in vet: hoe beter oplosbaar hoe beter het door de membranen (zijn namelijk op
vetbasis) kan. Voorbeeld hiervan is alcohol.
2. Ionisatie: als er een positief of negatief molecuul is bijgevoegd of weggehaald. Een geïoniseerde
drug heeft minder kans door het membraan te gaan.
3. Grootte drugmolecuul: kleine moleculen passen beter door een membraan heen.
4. Verschil in concentratie: gaat om het verschil in concentratie aan de ene en andere kant van het
membraan. Hoe groter het verschil, hoe sneller de drug er door heen gaat: diffusie.
Injectie dus snelst, daarna inhalatie (membraan longen is ‘dun’). Intramuscular of subcutaneous vaak
alleen voor medische doeleinden. Soms gebruikt als aders kapot zijn door te veel drugs. Orale route is
het sloomst. Eerst oplossen in maag dan pas naar dunne darm en daar pas opgenomen. Klein deel al in
mond en buik opgenomen.
Distributie
Weg van het bloed naar de hersenen. Delen van de drug gaan al uit de aderen voordat de hersenen zijn
bereikt, waar ze geen effect hebben. Dit wordt ook wel dilution genoemd. De laatste barrière is die in
de hersenen, ook wel bloed-brein barrière genoemd. Dit bestaat uit hele kleine adertjes waar drugs
met grote moleculen, geïoniseerde drugs en niet in vet oplosbare drugs niet door heen kunnen. Heroïne
is bijv. beter in vet oplosbaar dan morfine, wat het effect sneller maakt.
Drug eliminatie: metabolisme en excretie
Hoe de drug uiteindelijk het lichaam weer verlaat.
- Metabolisme: de manier van afbreken van de drug. De drug wordt door metabolisme omgezet in
een andere stof die metaboliet genoemd wordt. Kan actief (zelf ook een effect) of inactief (zelf
geen effect) zijn.
- Excretie: hoe de drug en metabolieten het lichaam verlaten. Kan zijn uitademen, zweten, urine etc.
Bij inhalatie is dit proces andersom, dus weer door membranen en dan naar buiten. Meeste gaat via
de urine.
, Time-effect en dose-effect relaties
- Metabolisme en exretie: als de drug makkelijk geabsorbeerd wordt (gaat makkelijk door
membranen) dan wordt het ook makkelijker afgevoerd door excretie. De effecten zijn dus wel
sterker, maar sneller voorbij. Ook meer metabolisme als er meer drugsmoleculen zijn.
Uitzondering is alcohol. Een specifiek enzym nodig voor de metabolisme van alcohol, wat maar
in beperkte mate beschikbaar is. Je kan maar 1 drankje per uur afbreken, dus als je meer dan 1 per
uur drinkt is dat slecht.
- Individuele verschillen: niet alleen mate van metabolisme en excretie, maar ook individuele
kenmerken spelen een rol. Een factor is het aantal vloeistof in het lichaam, vrouwen dus
gevoeliger dan mannen omdat ze kleiner zijn. Leeftijd ook, de hele jonge en hele ouder minder
instaat tot metabolisme en excretie. Als laatste spelen genen een rol. Bijv. alcohol eerst omgezet
in acetaldehyde (door alcohol dehydrogenase) en daarna in acetic acid (ook door alcohol
dehydrogenase). Van de Aziaten mist 50% dit laatste molecuul waardoor de enorm misselijk etc.
worden na het gebruik van alcohol.
Drugs en het centrale zenuwstelsel
- Neurotransmission: zenuwcellen of neuronen zijn de belangrijkste cellen in ons lichaam.
Neuronen die door de limbische regionen gaan worden samen het reward pathway genoemd.
Drugs kunnen presynaptisch werken verhogen/lijken op de neurotransmitters. Maar ook post-
synaptisch door post-synaptische receptoren te veranderen zodat neurotransmitters beter
gebonden worden. Drugs die als neurotransmitters werken en binden aan een receptor om het
actiepotentiaal door te geven worden ook wel agonisten genoemd. Drugs die aan een receptor
binden zodat neurotransmitter het werk niet kan doen worden ook wel antagonisten genoemd.
- Mono-amines: dopamine, serotonine en noradrenaline zijn de 3 meest belangrijke mono-amine
neurotransmitters in het lichaam. Een key-component van alle verslavende drugs is dat zij alle
dopamine vrijlaten in het reward pathway van het limbische systeem.
Reward pathway
Bestaat uit de prefrontale cortex (PFC), nucleus accumbens en het ventral tegmental area (VTA).
Dingen zoals eten, gokken of drugs nemen zorgen voor vrijlating van neurotransmitters in de VTA,
wat vervolgens het reward pathway activeert en zorgt voor bepaalde emoties, bewegingen, cognities,
motivaties en plezier.
Herhaald gebruik van drugs
Tolerantie: het brein wil zich altijd ‘normaal’ voelen en past zich daarom aan, aan de omgeving. Dit
wordt ook wel homeostase genoemd. Homeostase in de hersenen het neuroadaptatie. Bij het vaak
gebruiken van drug zullen de hersenen dit als normaal zien en hieraan aanpassen. Deze tolerantie gaat
niet voor elk kenmerk even snel. Vaak sneller voor negatieve effecten. Er zijn 2 mechanismen voor
tolerantie:
1. Cellulaire (farmacodynamische) tolerantie: veranderingen in receptor functie, activatie van
homeostatische mechanismen en veranderingen in neurale responsies.
2. Metabolische (farmacokinetische) tolerantie: metabolisme wordt versneld bij vaker gebruik.
Cross-tolerantie betekend dat als je tolerant wordt voor 1 drug in een categorie, je ook tolerant wordt
voor andere drugs in die categorie. Tolerantie duurt niet voor altijd, na een tijd van niet gebruiken weer
terug naar het oude niveau.
Drug withdrawal syndroom: als de hersenen zijn aangepast, zal je bij niet gebruiken vervelende
effecten krijgen. Dit wordt ook wel fysieke afhankelijkheid genoemd. Kan bijv. na morfine in het
ziekenhuis. Pas echt verslaafd als je psychologische afhankelijkheid en craving hebt. Ontwennings-
verschijnselen vaak tegengesteld aan de effecten van de drug. Hoe vaker, hoe meer en hoe lang je
drugs neemt beïnvloeden de snelheid van afhankelijkheid.
- Half-life: de hoeveelheid tijd het kost om de helft van de drug af te breken. Hoe korter de half-
life, hoe intenser het withdrawal syndroom, maar ook hoe korter het duurt.
Biologische acties van sommige verslavende drugs
- Nicotine: werkt op receptoren als agonist. Half-life is 2-3 uur. Tolerantie ontwikkelt zich snel.
- Alcohol: kleine hoeveelheid stimulerend, groter is remmend. Ontwenning is misselijkheid,
overgeven, zweten en koorts. Delerium tremens: ook in de war zijn, geagiteerd en agressief zijn.
Als je heel erg afhankelijk bent kunnen ontwenningsverschijnselen levensbedreigend zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michellevanderstelt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.33. You're not tied to anything after your purchase.