100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Algemene Vastgoedeconomie $7.01   Add to cart

Summary

Samenvatting Algemene Vastgoedeconomie

1 review
 54 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Een complete en duidelijke samenvatting van het vak Algemene Vastgoedeconomie in leerjaar 1 van de opleiding Vastgoed & Makelaardij. Deze samenvatting is gebaseerd op het boek Economie Vastgoed H1 t/m H8 en het boek Macro-economische ontwikkelingen en bedrijfsomgeving H1 t/m H3. Daarnaast bevat dez...

[Show more]

Preview 3 out of 27  pages

  • Yes
  • October 19, 2017
  • 27
  • 2016/2017
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: Danadebruijnn • 1 year ago

avatar-seller
Samenvatting Vastgoedeconomie

Economie Vastgoed
H1 Inleidende begrippen in de economie
Algemene begrippen:
Economie
= Met het geld proberen zoveel mogelijk behoeftes te doen (huishoudkunde).

Bedrijfshuishouding
= Een bedrijf heeft beschikbare middelen en daarmee willen ze een doel bereiken.

Schaarste
= De spanning tussen de behoeften enerzijds en de beschikbare middelen
anderzijds. In een goed of dienst zijn productiefactoren (natuur, arbeid, kapitaal,
ondernemerschap) verwerkt. Hoe meer productiefactoren zijn verwerkt, hoe hoger de
prijs. Er is altijd spanning tussen behoeften en schaarse middelen.

Behoeften
= De behoeften zijn oneindig, maar worden op een gegeven moment geremd door de
beschikbare middelen. Als de ene behoefte vervuld is, heb je vaak behoefte aan iets
anders.
Drie categorieën:
- Primaire vs. Secundaire
 Primair: De basisbehoeften (eten, drinken, veiligheid).
 Secundair: Luxegoederen (auto’s en vakanties).
- Stoffelijke vs. onstoffelijke
 Stoffelijk: Tastbare goederen (auto’s).
 Onstoffelijk: Het is niet tastbaar (onderwijs, vriendschap).
- Individuele vs. collectieve
 Individueel: Behoeften die je hebt als individu en die je uiteindelijk zelf kan
vervullen (het kopen van een auto).
 Collectief: Behoeften die iedereen heeft, maar je kunt er niet in je eentje
voor zorgen (onderwijs).

Economische orde
= Ieder land heeft een economische orde. De wijze waarop vraag en aanbod in een
land zijn georganiseerd, of te wel wat is de rol van de overheid.
1. Centraal geleide planeconomie
 Een land waarbij de overheid volledige bemoeienis heeft, de overheid
bepaalt alles. De overheid bepaalt hoeveel er wordt geproduceerd, dus zo
bepalen ze indirect ook de vraag.
2. Vrijemarkteconomie
 Er is sprake van een vrije markt, de consumenten en de producenten
bepalen de vraag, het aanbod en de vraagprijs in het land. De overheid vervult
nog wel zijn kerntaken, zoals het verzorgen van onderwijs, defensie,
rechtssysteem.
3. Georiënteerde markteconomie
 Deze vorm vindt voornamelijk plaats in de westerse landen. De producenten
en de consumenten bepalen voornamelijk de economie. De overheid kan

, deze markt wel sturen door bijvoorbeeld belastingheffing, regelgeving (btw,
accijns, quotum).

Quotum
= Maximaal aan producten dat er mag worden geïmporteerd naar Nederland. De
Nederlandse overheid doet dit om de producenten te beschermen tegen de
concurrentie.

Niveaus binnen de economie
1. Macro economie  landelijk
= De producenten en consumenten in heel het land, grootschalig.
2. Meso economie  bedrijfstak
= Je kijkt naar bedrijven die werkzaam zijn binnen een bedrijfstak, bijvoorbeeld
de concurrentieverhoudingen. Hoe kan jij als makelaarskantoor jezelf
onderscheiden van de rest? Want je wil een zo groot mogelijk marktaandeel.
3. Micro economie  individu
= Je kijkt specifiek naar alle zaken die spelen op individueel niveau. Je kijkt
bijvoorbeeld specifiek naar een consument of een bedrijf. Vraagstuk: Hoe zit
het met de productie, hoeveel kan een individu precies kwijt op basis van de
huur?

Economische indicatoren
= Geven aan wat de stand is van de economie in een land, de situatie van de
economie.
Binnenlandse indicatoren:
- Groei van het bruto binnenlands product
- Conjuncturele situatie
- Index van het consumentenvertrouwen
 Dit kan door middel van enquêtes of kijken hoeveel de consument koopt.
- Ontwikkeling van de werkloosheid, lonen en arbeidsproductiviteit
- Prijsontwikkeling
- Orderportefeuille bedrijven
 Hoeveel orders/opdrachten/projecten heeft een bedrijf op de planning staan
in de nabije toekomst? Als het goed is, betekent het dat er vertrouwen is in de
economie.
Buitenlandse indicatoren:
- Renteontwikkelingen
- Ontwikkeling export en import
- Ontwikkeling wisselkoersen
- Verloop van de dollarkoers
- Ontwikkeling energieprijzen

CPB (Centraal Plan Bureau)
= Zij houden de indicatoren bij en hierbij kan je terecht voor vragen.
Zij kijken naar:
- De huidige situatie van de economie
- Op basis daarvan doen zij voorspellingen

, H2 Macro-economie: nationaal inkomen en nationaal product
Arbeidsmarkt en de werkloosheid

Open economie: Dat er ook wordt gehandeld met het buitenland.

Economische kringloop
Y = C + S + B (waaraan geef je inkomen uit)
Nationaal inkomen = Consumptie + Sparen + Belastingen
BBP = C + I + O + (E-M) (met welke inspanningen kun je inkomen verwerven)
BBP = Consumptie + Investeringen + Overheidsuitgaven + (Export – Import)
BBP = Bruto Binnenlands Product, geeft aan hoeveel er in de economie wordt
geproduceerd.




In dit figuur is de geldkringloop weergegeven.

Conclusie: het nationaal inkomen (alles wat er wordt verdiend in een land) wordt
uiteindelijk ook weer uitgegeven, dus Y = BBP.

Wanneer er een lijn loopt van de banken naar de overheid wordt er een tekort
aangegeven, daarom leent de overheid geld van de bank.
Wanneer er een lijn loopt van de banken naar het buitenland, betekent het dat het
buitenland een tekort heeft. Dus lenen ze van de ‘Nederlandse’ bank.

Het nationaal inkomen
Het nationaal inkomen kan op twee manieren gemeten worden:
- Subjectieve methode
= Je kijkt naar alle productiefactoren, deze productiefactoren generen
uiteindelijk een opbrengst.
Arbeid  loon
Kapitaal  rente
Natuur  pacht
Ondernemerschap  winst

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller charlottewierckx. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.01  1x  sold
  • (1)
  Add to cart