100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitwerkingen leerdoelen Goederen en insolventierecht (cijfer: 7,9) $7.56   Add to cart

Class notes

Uitwerkingen leerdoelen Goederen en insolventierecht (cijfer: 7,9)

1 review
 47 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Dit document bevat alle uitwerkingen van de leerdoelen van het vak Goederen- en Insolventierecht (blok 2 jaar 2 EUR/ESL).

Preview 4 out of 41  pages

  • October 18, 2023
  • 41
  • 2022/2023
  • Class notes
  • .
  • All classes

1  review

review-writer-avatar

By: janteeuwen0924 • 1 month ago

avatar-seller
Blok 2 – Goederen- en insolventie recht
1. Welke beperkte genotsrechten zijn er?
2. Waarvoor kan ieder beperkt genotsrecht worden gebruikt?
3. Waarop kunnen deze rechten worden gevestigd?
4. Wat is de duur van ieder beperkt genotsrecht?
5. Hoe zit het met een eventuele vergoedingsplicht in hoofde van de beperkt gerechtigde?
LD1:
Een beperkt recht is op grond van art. 3:8 een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht (het moederrecht),
dat met het beperkt recht is bezwaard. Dat beperkte recht is niet een afgesplitst deel van het moederrecht, maar het
is er wel van afgeleid. Het moederrecht kan zowel een volledig recht zijn als een beperkt recht.
Beperkte rechten zijn te onderscheiden in goederenrechtelijke gebruiks- of genotsrechten (vruchtgebruik, gebruik en
bewoning, erfdienstbaarheid, erfpacht en opstal) en goederenrechtelijke zekerheidsrecht (pand en hypotheek).
Partijen zijn niet zonder meer vrij om te bepalen welke rechten en verplichtingen tot de inhoud van een beperkt
recht behoren en als zodanig goederenrechtelijke werking hebben. Wil een beding die werking hebben, dan moet
vaststaan dat aan de volgende criteria is voldaan:
a) Het maakt deel uit van een door de wet erkend beperkt recht
b) Welk beperkt recht past binnen de grenzen van het moederrecht
c) Terwijl het beding hetzij door de wet wordt toegestaan
d) Hetzij voldoende verband houdt met het beperkte recht om op dezelfde wijze te worden behandeld
a)Gesloten systeem:
Het aantal goederenrechtelijke rechten is gelimiteerd. Partijen kunnen slechts de in de wet als zodanig erkende
goederenrechtelijke rechten in het leven roepen (art. 3:81 lid 1).
b)Grenzen moederrecht bepalend:
Als 1e restrictie geldt dat beperkte rechten slechts kunnen worden gevestigd binnen de grenzen van het moederrecht (art.
3:81 lid 1). Bijv. vruchtgebruik ten behoeve van een natuurlijk persoon. Dit is beperkt tot het leven van de vruchtgebruiker
(art. 3:203 lid 2). Bezwaring van het vruchtgebruik met een beperkt recht geschiedt derhalve
onder dezelfde beperking (art. 3:223).
c)Dwingend recht, tenzij …
De vrijheid van partijen bij de inrichting van een beperkt recht is beperkt tot punten waarop de wet geen regeling geeft of
waar deze een afwijkende regeling uitdrukkelijk toelaat.

De beperkt gerechtigde staat tot het object van zijn recht in een exclusieve, anderen uitsluitende machtsverhouding
(exclusiviteit). Daarnaast blijft het beperkte recht op het bezwaarde goed rusten wanneer dit overgaat van het ene
vermogen in het andere (bijv. de eigenaar die zijn in erfpacht uitgegeven grond aan een derde overdraagt, hierdoor
verkrijgt de derde het eigendomsrecht bezwaard met het erfpachtrecht) (zaaksgevolg/droit de suite).

Op een goed kunnen verschillende gebruiksrechten rusten, zonder dat zij in de praktijk tot botsing komen. Mocht
dat wel het geval zijn, dan brengt de prioriteitsbeginsel mee dat jongere gebruiksgerechtigde bij de uitoefening van
zijn recht rekening moet houden met de rechten van de oudere gebruiksgerechtigde door de uitoefening daarvan te
dulden. In abstracto houdt dit in dat het oudere recht voor het jongere recht gaat. Het prioriteitsbeginsel komt o.a.
tot uiting in art. 3:21, waarin wordt bepaald dat de rangorde van rechten op registergoederen wordt bepaald door
de tijdstippen van inschrijving. Vruchtgebruik en erfpacht zullen een veel zwaardere belasting van de eigendom
vormen dan een enkele erfdienstbaarheid. Of zich een daadwerkelijke botsing tussen dergelijke rechten voordoet zal
derhalve afhankelijk zijn van de vraag of de rechten in kwestie elkaar naar inhoud dermate overlappen dat zij niet
tegelijkertijd kunnen worden uitgeoefend.

Beperkte genotsrechten:
- Erfpacht
- Vruchtgebruik
- Erfdienstbaarheid
- Opstal
Erfpacht:
Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders onroerende zaak te houden en te
gebruiken (art. 5:85 lid 1). Het is een genotsrecht op het goed van een ander op grond waarvan de eigenaar

1

,hetzelfde genot als een eigenaar heeft (oftewel, hij mag alles doen wat de eigenaar mag doen) (art. 5:89 lid 1).
Daartoe behoort de bevoegdheid tot gebruik en het plukken van vruchten (art. 5:1), daarnaast is de erfpachter
rechthebbende van de voordelen van roerende aard die de grond oplevert (bijv. opgegraven delfstoffen of gevonden
schat (art. 5:90 lid 1)). Maar hij mag de bestemming van het goed niet wijzigen zonder toestemming (5:89 lid 2).
Art. 5:89 lid 3 geeft de erfpachter nog een bevoegdheid (om gebouwen, werken en beplantingen weg te nemen).
Al naar gelang de doeleinden waarvoor de grond wordt uitgegeven onderscheidt men de stedelijke, industriële,
agrarische, recreatie-erfpacht.
Tenzij in de akte van vestiging anders is bepaald, is de erfpachter bevoegd de in erfpacht gegeven zaak te verhuren
of te verpachten (art. 5:94 lid 1). Na het einde van de erfpacht is hij echter verplicht een bevoegdelijk aangegane
verhuur of verpachting gestand te doen (lid 2). Dit betekent dat de huur- of pachtovereenkomst aan
verhuurders/verpachterszijde op de eigenaar overgaat.

Voordelen van uitgifte in erfpacht boven uitgifte in eigendom zijn zowel van praktische, juridische als financiële aard.
Bij de uitgifte in eigendom wordt het volle recht aan de koper overgedragen. Bij de uitgifte in erfpacht daarentegen
behoudt de ‘eigenaar’ een zakenrechtelijke rechtsbetrekking tot de grond en alles dat zich daarop bevindt en zal
bevinden. Bij overdracht van het erfpachtrecht gaan alle verplichtingen van de erfpachter van rechtswege op de
verkrijger over. Op deze wijze houdt (bijv) de gemeente op eenvoudige wijze bemoeienis met de grond en kan zij
ontwikkelingen op het punt van bestemming, inrichting, gebruik en beheer in eigen hand houden. Daarnaast komt
ook de waardestijging van de grond aan de (bijv) gemeente ten goede. Door de tegen geïndexeerde canons ontstaat
een constante bron van waardevaste inkomsten. Andere voordelen zijn dat speculatie met de grond door andere
wordt beperkt en dat de grond gemakkelijk kan worden teruggekregen.

Vruchtgebruik:
De essentie van vruchtgebruik is te vinden in art. 3:201: het geeft het recht om a) andermans goederen te gebruiken
en b) daarvan de vruchten te genieten. Letterlijk vruchten, maar ook burgerlijke vruchten (bijv. huurgelden als hij het
goed verhuurt). Ook voordelen zoals waardestijging zijn voor de vruchtgebruiker.
Ruime bevoegdheden voor de vruchtgebruiker, maar de vruchtgebruiker mag de bestemming van het goed niet
wijzigen zonder toestemming van de hoofdgerechtigde of machtiging van de kantonrechter (art. 3:208 lid 1).
De hoofdgerechtigde wordt beschermd door de verplichting van de vruchtgebruiker om ten aanzien van de
vruchtgebruik goederen de nodige zorg in acht te nemen, door verplichte zekerheidsstelling, door de
toepasselijkheid van de beginselen van r&b en door de mogelijkheid om bewind in te stellen.
Verschil erfpacht vs. vruchtgebruik:
- Erfpacht = onroerende zaak
- Vruchtgebruik = alle goederen (zowel onroerend als roerend)

Erfdienstbaarheid:
Tijdens de duur van het erfpacht/vruchtgebruik kan de eigenaar het goed zelf niet meer gebruiken, de rechten liggen
exclusief bij de erfpachter/vruchtgebruiker. Dit is anders bij erfdienstbaarheid, hij blijft zijn goed zelf gebruiken maar
hij moet dulden accepteren dat ook iemand anders zijn goed op een bepaalde manier gebruikt (bijv. recht op
overpad).
Art. 5:71 lid 1: dulden of niet doen. Bij erfdienstbaarheid kan geen verplichting worden opgelegd om iets te doen of
iets toe te voegen. Hierop zijn echter 2 uitzonderingen.
Erfdienstbaarheid is een bijzonder genotsrecht omdat het is gevestigd ten behoeve van een onroerende zaak
(heersend erf). Dit heeft tot gevolg dat als het stuk grond bijv. wordt verkocht en wordt overgedragen aan een
derde, mogen die derde gebruik maken van de erfdienstbaarheid. De erfdienstbaarheid kan dus over gaan op
anderen. Hierdoor is dit een afhankelijk recht (art. 3:7).
In art. 5:84 is bepaald dat erfdienstbaarheden ten laste/ten behoeve van een onroerende zaak ook kunnen worden
gevestigd respectievelijk bedongen door degene die op die onroerende zaak een recht van erfpacht, opstal of
vruchtgebruik heeft.
Uit art. 5:70 blijkt dat een onroerende zaak wordt belast met erfdienstbaarheid. Hiermee wordt aangegeven dat het
ook kan gaan om een opstal, los van het grondstuk waarop deze zich bevindt.
Art. 5:70 lid 1 vereist dat het dienend erf ten behoeve van het heersend erf is bezwaard. Dit houdt in dat de eigenaar
van het heersend erf als zodanig enig voordeel van de erfdienstbaarheid moet hebben bij het gebruik van zijn erf.



2

,Bij het vaststellen van de inhoud van de erfdienstbaarheid hebben partijen een grote mate van vrijheid. In de meeste
gevallen gaat het om bevoegdheden zoals overpad, het laten oversteken van balkons, afvoer van water etc.
De last die de erfdienstbaarheid op het dienend erf legt, bestaat reeds in een verplichting om hetzij op een der beide
erven iets niet te doen dat anders geoorloofd zou zijn, hetzij te dulden dat op een der beide erven iets wordt gedaan
dat anders niet geoorloofd zou zijn. Op deze wijze kunnen er 4 gevallen worden onderscheiden:
1. De eigenaar van het dienend erf moet dulden dat de eigenaar van het heersend erf op het dienend erf iets doet dat hij
anders niet zou mogen doen (bijv. een overstekend balkon boven het dienend erf)
2. De eigenaar van het dienend erf moet op zijn eigen erf iets nalaten wat hij anders wel zou mogen (bijv. het bouwen
boven een bepaalde hoogte).
3. De eigenaar van het dienend erf moet dulden dat de eigenaar van het heersend erf op dat heersend erf iets doet wat
hij anders niet zou mogen (bijv. het hebben van bomen in strijd met bepalingen van burenrecht).
4. De eigenaar van het dienend erf mag op het heersend erf iets niet doen dat hij anders wel zou mogen (bijv. een
erfdienstbaarheid inhoudende afstand van het recht om als eigenaar van de ene oever van een water bevoegdheden
uit te oefenen over de gehele breedte van dat water (art. 5:59)).
In de akte van vestiging kan worden bepaald dat de last bovendien als nevenverplichting inhoudt het aanbrengen
van gebouwen/werken/beplantingen die voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid nodig zijn (art. 5:71 lid 1).

De kwalitatieve verplichting (art. 6:252) onderscheidt zich van de erfdienstbaarheid met name doordat de
gerechtigde aan actieve zijde niet kwalitatief bepaald is. Er wordt dan gesproken van een erfdienstbaarheid zonder
heersend erf. Het wezenlijke verschil met het kettingbeding is daarin gelegen dat dit niet van rechtswege doorwerkt
jegens derden, en dat het naar inhoud ook betrekking kan hebben op positieve verplichtingen tot een doen.
De goederenrechtelijke aspecten van 6:252 zijn het opmaken van een notariële akte en inschrijving daarvan (droit de
suite en publiciteit).
Inhoudelijk beperkt de kwalitatieve verplichting zich tot nagenoeg hetzelfde terrein als erfdienstbaarheid: het moet
gaan om een verplichting tot een dulden of niet-doen ten aanzien van een registergoed. 2 categorieën derden
kunnen gebonden raken. Ten 1e rechtverkrijgenden onder bijzondere titel: op hen gaat de verplichting over. In de 2 e
plaats degenen die van de rechthebbende een persoonlijk of beperkt recht tot gebruik zullen verkrijgen (bijv.
huurders/erfpachters/vruchtgebruikers). Zij zijn hoofdelijk met de rechthebbende verbonden.

Opstal:
Het recht van opstal is een beperkt zakelijk recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen,
werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen (art. 5:101 lid 1). Deze onroerende zaak is meestal
de grond maar kan ook een gebouw zijn. Degene aan wie het opstalrecht toekomt wordt opstaller genoemd. Het
recht van opstal leidt tot een horizontale scheiding van de eigendom van grond en opstal.
De opstaller is slechts eigenaar in zijn hoedanigheid van opstaller: bij het einde van het opstalrecht gaat de
eigendom van de tot dan toe aan hem behorende opstallen van rechtswege over op de eigenaar van de onroerende
zaak (art. 5:105 lid 1).
De bevoegdheden van de opstaller zijn niet uitsluitend beperkt tot het juridisch eigenaar zijn van opstallen. Vaststaat
dat hij ook gebruiks- en genotsbevoegdheden heeft ten aanzien van zowel zijn opstal als de onroerende zaak waarop
het opstalrecht staat. Bevoegdheden ten aanzien van de opstallen staat in art. 5:102. Als eigenaar van de opstallen is
de opstaller tevens bevoegd om zelf het onderhoudsbeleid te bepalen. Bevoegdheden ten aanzien van de
onroerende zaak staan in art. 5:103. Hij is bevoegd om datgene te doen wat rechtstreeks verband houdt met het
aanbrengen, onderhouden, gebruiken en wegnemen van opstallen (bijv. de bevoegdheid om over de bezwaarde
grond van en naar het opstal te gaan). Voorts kan de opstaller ten behoeve van de onroerende zaak als heersend erg
een erfdienstbaarheid bedingen of deze als dienend erf met een erfdienstbaarheid belasten (art. 5:84 lid 1).
De opstaller is ook bevoegd de zaak waarop zijn recht rust te verhuren en te verpachten (art. 5:104 lid 2 jo 5:94).

Het recht van opstal ken het zelfstandige opstalrecht en het afhankelijke opstalrecht (5:101 lid 2). Bij zelfstandig
opstalrecht wordt de duur van het recht door partijen bepaald (art. 5:104 lid 2 jo 5:86), en gelden voor wat betreft
de beëindiging de gewonde regels voor het tenietgaan van beperkte rechten in het algemeen. Ook zijn op het
zelfstandig opstalrecht een aantal erfpachtbepalen van toepassing (5:104 lid 2).
Vaak wordt het opstalrecht afhankelijk van een ander gebruiksrecht op onroerende zaak verleend. Dat andere recht
kan een zakelijk recht (bijv erfpacht) maar ook een persoonlijk recht (huur/pacht). Dit opstalrecht wordt als
afhankelijk recht voor wat betreft duur en tenietgaan in belangrijke mate bepaald door het recht waaraan het is
verbonden.

3

, De voornaamste reden dat het opstalrecht naast het erfpachtrecht is gehandhaafd, vormt de mogelijkheid tot
doorbreking van de verticale natrekkingsregel van art. 5:20 lid 1.
In combi met een gebruiksrecht ten aanzien van de grond kan het opstalrecht vooral van belang zijn met het oog op
de vergoedingsregeling bij het einde van dat recht (art. 5:105 lid 3 jo 5:99 en 100).

Eindigt het opstalrecht, dan eindigt het eigendomsrecht van de opstaller op de gebouwen, werken en beplantingen.
De natrekkingsregel is ten volle van kracht. Art. 5:105 lid 2 is van toepassing op weggenomen werken, gebouwen of
beplantingen. De opstaller kan ter zake van de door hem of een rechtsvoorganger aangebrachte of weggenomen
opstallen ook kiezen voor een vergoeding van de waarde, hij heeft daarvoor het retentierecht (art. 5:105 lid 3).
LD2:
Vruchtgebruik:
Als 1e kernbevoegdheid heeft de vruchtgebruiker het recht om van het vruchtgebruikgoed de vruchten te genieten
(3:201). Hem komen alle vruchten toe, die tijdens het vruchtgebruik afgescheiden of opeisbaar worden (3:216).
Hieronder vallen natuurlijke en burgerlijke vruchten (3:9).
De 2e kernbevoegdheid van de vruchtgebruiker, die tot gebruik van het vruchtgebruikgoed wordt uitgewerkt in art.
3:207 lid 1. De vruchtgebruiker heeft volgens deze bepaling de bevoegdheid het goed te gebruiken of te verbruiken
overeenkomstig de bij de vestiging van het recht gestelde regels. Verbruiken = het door eenmalig of langdurig
gebruik overeenkomstig de bestemming doen tenietgaan van het goed voor de gebruiker, zodanig dat herhaald
gebruik is uitgesloten (bijv. brandstoffen, kleding, drink- en eetwaren).
 De vruchtgebruiker is niet gehouden het gebruikte goed te vervangen of te vergoeden.
De vruchtgebruiker is in de 3e plaats bevoegd tot alle handelingen die tot een goed beheer van het
vruchtgebruikgoed dienstig kunnen zijn (art. 3:207 lid 2).
Tot de beheersbevoegdheid van de vruchtgebruiker ten aanzien van het vruchtgebruikgoed behoort in de 1 e plaats
de bevoegdheid om van aan het vruchtgebruik onderworpen vorderingen in en buiten rechte nakoming te eisen en
betalingen in ontvangt te nemen (3:210 lid 1), en om indien dat tot een goed beheer dienstig kan zijn,
overeenkomsten te ontbinden en op te zeggen (3:210 lid 2). Bij de vestiging kunnen deze bevoegdheden zijn
uitgesloten. Kwijtschelding zal door de vruchtgebruiker en hoofdgerechtigde tezamen moeten geschieden (3:207 lid
2). Hetgeen door inning van de aan het vruchtgebruik onderworpen vordering wordt ontvangen, behoort van
rechtswege toe aan de hoofdgerechtigde en is van rechtswege aan het vruchtgebruik onderworpen.
Onder de beheersbevoegdheid kan ook de bevoegdheid worden gerekend tot verhuur of verpachting van het
vruchtgebruikgoed (3:217). Mocht de huur- of pachtovereenkomst nog lopen op het moment waarop het
vruchtgebruik ten einde komt, dan betekent dat dat de hoofdgerechtigde de positie van verhuurder of verpachter
van de vruchtgebruiker overneemt.
LD3:
Art. 3:98 verklaart al hetgeen volgens afdeling 3.4.2 vereist is voor de overdracht van een goed, van
overeenkomstige toepassing op de vestiging van een beperkt recht op een zodanig goed. Uitzonderingen vindt men
o.a. voor de vestiging van pandrecht (art. 3:236-239) en voor de vestiging door voorbehoud (art. 3:81 lid 1).
Voor vestiging van een beperkt recht is vereist dat het te bezwaren hoofdrecht voor bezwaring vatbaar is (art. 3:98 jo
3:83). Verder moet op grond van art. 3:98 jo 3:84 sprake zijn van een geldige titel, beschikkingsbevoegdheid en vestiging
in enge zin (OTVB). Bijv. de vestiging van beperkte rechten op registergoederen geschiedt door de inschrijving van een
notariële akte en die op rechten op naam door het opmaken van een akte (en mededeling daarvan). Beperkte rechten op
roerende zaken worden in beginsel gevestigd door verschaffing van de feitelijke macht over de zaak.
OTLB=OTVB (de L is veranderd in een V omdat het nu gaat om vestiging ipv levering).
Erfpacht:
Erfpacht kan worden gevestigd op onroerende zaken. Voor de vestiging zijn OTVB vereist. De geldige titel zal hier zijn
de erfpachtgunning. De vestigingsformaliteit bestaat in het opmaken van een notariële akte, gevolgd door
inschrijving in de openbare registers (3:89).
Daarnaast kan het recht van erfpacht ontstaan door verkrijgende verjaring. Daartoe dient sprake te zijn van een
onafgebroken bezit van het recht gedurende 10 jaar door een bezitter te goeder trouw (art. 3:99).
4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Iris02. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.56. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.56  3x  sold
  • (1)
  Add to cart