Samenvatting Algemene economie en bedrijfsomgeving H22 Vrijhandel en protectionisme
9 views 0 purchase
Course
Economische bedrijfsomgeving
Institution
Hogeschool Windesheim (HW)
Book
Algemene economie en bedrijfsomgeving
Dit is een samenvatting van het boek Algemene economie en bedrijfsomgeving druk 6. Het is hoofdstuk 22 Vrijhandel en protectionisme. Te gebruiken voor verschillende studies. Ook beschikbaar in voordeelbundel!
Algemene economie en bedrijfsomgeving
Hoofdstuk 22 Vrijhandel en protectionisme
Internationale handel leidt tot een stijging van de mondiale welvaart omdat landen zich
specialiseren in de producten die ze tegen relatief lage kosten kunnen maken. Dit is de kern
van de comparatieve kostentheorie en het meest krachtige argument voor vrijhandel. Toch
nemen overheden vaak maatregelen om bedrijfstakken te beschermen tegen buitenlandse
concurrenten.
De internationale transacties van een land vind je terug op de betalingsbalans. Uit de
deelbalansen van de betalingsbalans kun je nuttige informatie afleiden over de gang van
zaken in een economie.
§1 Comparatieve kostentheorie en vrijhandel
Volgens de comparatieve kostentheorie leidt vrijhandel tot een stijging van de mondiale
welvaart.
22.1.1 Absolute en comparatieve kosten
Handel ontstaat door internationale kostenverschillen. Om dit te illustreren gaan we uit van
een situatie waarin 2 landen (Nederland en Thailand) 2 productgroepen (zuivel en textiel)
produceren. De productiekosten zijn hieronder weergegeven.
Uit de tabel blijkt dat Nederland een absoluut kostenvoordeel heeft in de productie van
zuivel en Thailand van textiel. Als Nederland zich specialiseert in zuivel en Thailand in
textiel, dan dalen de totale kosten van de productie in beide landen. Zonder handel kost de
productie van een eenheid zuivel en een eenheid textiel in zowel Nederland als Thailand
240. De totale kosten van 2 eenheden zuivel en 2 eenheden textiel bedragen dus 480. Als
Nederland zich specialiseert in zuivel en Thailand in textiel, dan dalen de kosten van 2
eenheden zuivel en 2 eenheden textiel tot 400. Door specialisatie en handel neemt de
welvaart dus toe.
Als het ene land het ene product goedkoper maakt en het andere land het andere product,
dan is het voordeel van internationale handel duidelijk. Het is moeilijker te begrijpen dat
internationale handel ook tot wederzijds voordeel kan leiden als een land beide producten
efficiënter produceert. Deze situatie is hieronder weergegeven.
Uit de tabel blijkt dat Polen een absoluut kostenvoordeel heeft in de productie van kaas en
graan. Het land kan beide producten goedkoper produceren dan Frankrijk. Nu lijkt een win-
winsituatie door internationale handel onmogelijk. Toch is dit onjuist.
Beide landen profiteren van handel als ze zich specialiseren in het product dat ze relatief
goedkoop produceren. De relatieve kosten van een product zijn de kosten van dat product
uitgedrukt in een ander product. In het rechterdeel van de tabel zijn de relatieve kosten van
beide producten in beide landen weergegeven.
, Polen kan voor een bedrag van 40 een eenheid kaas of 0,8 (40/50) eenheid graan maken.
De relatieve kosten van een eenheid kaas zijn dus gelijk aan 0,8 eenheid graan. In Frankrijk
bedragen de relatieve kosten van een eenheid kaas 0,5 (50/100) eenheid graan. Kaas is in
Frankrijk dus relatief goedkoop. In Polen is graan relatief goedkoop. Op basis van relatieve
kostenverschillen specialiseert Frankrijk zich in kaas en Polen in graan. Frankrijk
exporteert kaas en ruilt die met graan uit Polen. In ruil voor een eenheid kaas wil Frankrijk
ten minste 0,5 eenheid graan (de prijs in eigen land) ontvangen. Polen wil voor een eenheid
kaas maximaal 0,8 eenheid graan (de prijs in eigen land) betalen. Als de internationale
ruilverhouding voor een eenheid kaas ligt tussen 0,5 en 0,8 eenheid graan, dan profiteren
beide landen van handel.
Stel dat de internationale ruilverhouding uiteindelijk 1 kaas = 0,6 graan wordt. Het voordeel
van handel kun je laten zien door te berekenen wat beide landen kunnen consumenten met
een bepaald budget (bijvoorbeeld 3000) voor en na handel.
Uit de tabel blijkt dat met een budget van 3000 Frankrijk maximaal 60 (3000/50) eenheden
kaas of 30 (3000/100) eenheden graan kan produceren. Zonder handel is de maximale
productie ook de maximale consumptie. Als de grenzen opengaan, specialiseert Frankrijk
zich in de productie van kaas. De productie van graan wordt gestopt en overgelaten aan
Polen. De 60 eenheden kaas die Frankrijk voor een budget van 3000 produceert, kan het
tegen de internationale prijsverhouding ruilen tegen 36 (60 x 0,6) eenheden graan. Door
handel met Polen kan Frankrijk voor hetzelfde budget meer graan consumeren. De welvaart
stijgt.
Maar ook Polen heeft belang bij handel met Frankrijk. Met een budget van 3000 kan Polen
zonder handel 75 (3000/40) eenheden kaas of 60 (3000/50) eenheden graan produceren en
consumeren. Als de grenzen opengaan, specialiseert Polen zich in de productie van graan.
De 60 eenheden graan die Polen met een budget van 3000 produceert, kan het tegen de
internationale ruilverhouding ruilen tegen 100 (60/0,6) eenheden kaas. Ook de welvaart in
Polen stijgt door handel.
Samengevat hangt internationale handel af van relatieve kostenverschillen. Zelfs als een
land in beide producten een absoluut kostennadeel heeft, kan internationale handel tot
wederzijds voordeel leiden.
22.1.2 Oorzaken van comparatieve kostenverschillen
Comparatieve kostenverschillen ontstaan door internationale verschillen in de prijs en
kwaliteit van productiefactoren.
De prijs van een productiefactor hangt af van het aanbod ervan. In ontwikkelingslanden is
bijvoorbeeld veel arbeid beschikbaar. De lonen zijn er daarom laag. Uit de figuur hieronder
blijkt dat het loon per uur in Nederland vele malen hoger is dan dat in India. Afgezien van
productiviteitsverschillen zou India zich moeten specialiseren in arbeidsintensieve producten
en Nederland in kapitaal- en kennisintensieve producten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller xninaxx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.35. You're not tied to anything after your purchase.