Anatomie en fysiologie, met MyLab NL toegangscode 6e editie
Hier de samenvatting van het boek Martini van het vak Farmacologie 1 die behandeld wordt in leerjaar 1 van de studie Farmakunde. Dit omvat alle punten voor anatomie die studenten moeten weten voor de toets FC1. Ik heb voor de toets een 8,8 gehaald. De volgende onderwerpen worden behandeld.
- Par 1...
Par 16.1
Onderdelen van het spijsverteringskanaal:
- Mondholte, gebitselementen, tong: Mechanische bewerking, bevochtiging, mengen
met speeksel.
- Pharynx: Spieren stuwen het voedsel de oesophagus in.
- Oesophagus: Vervoer van voedsel naar de maag.
- Maag: Chemische afbraak van stoffen door zuur en enzymen, mechanische
bewerking via spiercontracties.
- Dunne darm: Enzymatische vertering en opname van water, organische substantie,
vitaminen en ionen.
- Dikke darm: Onttrekking van water en indikken van onverteerbare materialen in
voorbereiding op de verwijdering.
- Speekselklieren: Afgifte van smerende vloeistof met enzymen die koolhydraten
afbreken.
- Lever: Afgifte van gal (belangrijk voor vertering), opslag van voedingsstoffen, vele
andere vitale functies.
- Galblaas: Opslag en concentreren van gal.
- Pancreas: Exocriene cellen geven buffers en verteringsenzymen af; endocriene
cellen geven hormonen af.
Spijsverteringsfuncties:
- Ingestie: Het innemen van voedsel.
- Mechanische verwerking: Fijnmalen van voedsel.
- Vertering: Wordt het voedsel afgebroken tot kleine mechanische bouwstoffen die
kunnen worden opgenomen.
- Secretie: Afgifte van water, zuren en enzymen.
- Opname: Alf voedsel is afgebroken, dan kan het worden opgenomen in het bloed.
- Defecatie: Uitscheiden van voedsel.
Mucosa: Binnenbekleding van het spijsverteringskanaal. Ze bestaan uit epitheel (laag van
cellen) waar villi (darmvlokken) op gevestigd zitten (alleen in de darmen).
Submucosa: Is een tweede laag van los bindweefsel die onmiddellijk onder de spierlaag
ligt, bevat bloedvaten, lymfevaten en zenuwen.
Spierlaag: Laag van gladde spiercellen die opgedeeld is in een binnenste laag van
kringspieren en een buitenste laag van lengtespieren.
De serosa: Een serieus membraan dat de binnenkant van de lichaamswand bekleed.
De binnenwand bestaat uit:
,Peristaltiek: Verplaatsing van stoffen door het spijsverteringskanaal. Segmentatie is het
mengen van het materiaal.
par 16.3
Farynx (keelholte): Dient als gezamenlijke doorgang voor vast voedsel, vloeistoffen en
lucht.
Oesophagus (slokdarm): Vervoerd voedsel en vloeistof van de keelholte naar de maag.
Deglutition (slikken): Kan bewust of automatisch worden geïnitieerd.
Par 16.4
Maag: Heeft 4 functies opslag voedsel, mechanische vertering, afbraak van chemische
bindingen, vorming van intrinsieke factor (bestanddeel maagsap).
Pariëtale en zymogene cellen: Produceren maagsap en zoutzuur.
Gastritis: Ontsteking van de mucosa van de maag.
Maagzweer: Ontstaat als de maag zuren en enzymen de bekleding van de maag of darm
beschadigen.
Cefalische fase: In deze fase bereidt de maag erop voor om voedsel te ontvangen.
Gastrische fase: Begint wanneer het voedsel in de maag komt. Zorgt voor de knedende
beweging en toevoer van maagsap.
Intestinale fase: reguleert de snelheid waarmee de maag wordt geleegd.
Vertering in de maag: Chemische vertering vindt plaats in de maag. Pepsine zorgt voor de
eerste vertering van eiwitten. Ook de vertering van koolhydraten en vetten blijven doorgaan
totdat de pH onder 4,5 komt.
Par 16.5
Dunne darm: 90 % van de opname van voedingsstoffen vindt in de dunne darm plaats.
- Duodenum (twaalfvingerige darm): 25 cm lang. Het ontvangt de voedselbrij en
verteringssappen, deze worden gemengd.
- Jejunum (nuchtere darm): 2,5 meter lang. De chemische vertering en
voedingsopname vinden hier plaats.
- Ileum (kronkeldarm): 3,5 meter lang. Vertering en opname van voedingsstoffen vindt
hier plaats.
Darmwand: Bestaat uit darmplooien waar darmvlokken in zitten. Hier worden de
voedingsstoffen door opgenomen in het bloed.
Hormonen van het spijsverteringskanaal:
- Peptidehormoon: Afgifte van de klierproductie van de maag, verteerd eiwitten.
- Gastrine: Wordt afgegeven door cellen van het duodenum in reactie op grote
hoeveelheden onvolledig verteerde eiwitten. Het bevordert de bewegingen van de
maag en stimuleert de productie van zuren en enzymen.
- Secretine: Zorgt voor een verhoging van gal en wordt pas afgegeven als de pH in het
duodenum daalt.
- Cholecystokinine: Wordt afgegeven wanneer de voedselbrij in de darm aankomt,
vooral wanneer er veel vet en eiwit aanwezig zijn.
- Gastric inhibitory peptide: Wordt afgegeven wanneer er vooral veel koolhydraten en
vetten aanwezig zijn in de voedselbrij. Het remt de activiteit van de maag en zet de
eilandjes van langerhans aan het werk tot het maken van insuline.
Par 16.7
,Dikke darm: Zorgt voor de terugresorptie van water, vitamines, zouten en opslag van
ontlasting. De lengte is 1,5 m lang.
- Blindedarm: Hier begint het indikken van de ontlasting. Aan de achterzijde van de
blindedarm zit een aanhangsel (appendix), deze heeft geen functie.
- Colon: Bestaat uit colon ascendens, colon transversum, colon descendens en colon
sigmoideum.
- Endeldarm: Is de laatste 15 cm van het spijsverteringskanaal. Hier wordt de
ontlasting tijdelijk opgeslagen. De interne anale sfincter staat niet onder vrije wil en
de externe anale sfincter staat wel onder vrije wil.
Functie van de dikke darm:
- Terugresorptie: Dagelijks gaat er 1.500 ml water de dikke darm in. 75% van de
ontlasting bestaat uit water, 5 % uit bacteriën en de rest uit onverteerbare stoffen.
- Galzure zouten: Het grootste deel van de galzure zouten die de dikke darm
binnenkomen wordt gedoneerd en naar de lever afgegeven.
- Vitaminen: De voorkomende vitamine die teruggeresopeerd wordt zijn vitamine K,
biotine en vitamine B5..
- Organische afvalstoffen: Worden na blootstelling aan zuurstof omgezet in pigmenten
die de ontlasting een bruine kleur geven.
- Gifstoffen: Bacteriën breken peptiden af die zich in de ontlasting bevinden. De lever
zet deze stoffen om in relatief ongevaarlijke stoffen die door de nieren worden
uitgescheiden.
Defecatie: De ontlasting verlaat de endeldarm. Hierbij wordt het defecatiereflex geactiveerd.
De kortdurende mechanisme stimuleren de rekreceptoren in de wand van het rectum. De
rekreceptoren stimuleren de parasympatische motorische neuronen in het ruggenmerg.
Diarree: Er is sprake van diarree wanneer iemand veel waterige ontlasting produceert.
Constipatie: De ontlasting is zeldzaam en droog.
Par 16.8
Vertering van voedingsstoffen: Het lichaam breekt eerst de stoffen mechanisch af, daarna
worden de moleculen tot kleinere fragmenten gesplitst. Bij de chemische afbraak worden
kleine organische moleculen gevormd die aan het bloed kunnen worden afgegeven.
Wanneer ze stoffen door de cellen zijn opgenomen, worden ze afgebroken om ATP te
vormen of om koolhydraten, eiwitten of vetten te bouwen.
Vertering koolhydraten: Begint in de mond door de werking van speekselamylase. In de
maag gaat de speekselamylase nog ongeveer 2 uur door met de afbraak. Daarna wordt het
door het maagzuur geïnactiveerd. In de dunne darm worden koolhydraten verder afgebroken
door amylase uit de alvleesklier. Wanneer koolhydraten afgebroken zijn tot monosachariden
worden ze opgenomen door de microvilli in de dunne darm. Ze verplaatsen zich via diffusie
door het membraan naar de interstitiële vloeistof. Daarna komen ze darm capillairen binnen
en worden ze aan de leverpoortader afgegeven.
Vertering van vetten: Vetten worden nauwelijks in de maag omgezet. In de dunne darm
emulgeren galzure zouten deze vetdruppels tot kleinere druppels die door lipase uit de
alvleesklier worden geproduceerd. Door micellen diffunderen lipiden het plasmamembraan
in en komen ze in het cytoplasma terecht.
Vertering eiwitten: In de maag worden plantaardige celwanden afgebroken door het
maagzuur. Pepsine breekt eiwitten af tot kleinere eiwitten. Trypsine, chymotrypsine en
carboxypeptidasen breken de pepridenbanden af tussen de aminozuren. Daarna worden ze
opgenomen via de darmwand.
,Vertering water en elektrolyten: Darmepitheelcellen nemen voortdurend opgeloste
voedingsstoffen en elektrolyten op, waardoor de concentratie opgeloste deeltjes van de
darminhoud geleidelijk daalt. Wanneer de concentratie opgeloste deeltjes daalt, verplaatst
water zich naar de omringende weefsels, waarbij het de opgeloste deeltjes ‘volgt’’ en het
osmotisch evenwicht wordt gehandhaafd.
Vertering vitamine: Vetoplosbare vitamine komt de dunne darm binnen via vetdruppels.
Wateroplosbare vitamines worden gemakkelijk door het darmkanaal opgenomen, behalve
vitamine B12. Deze vitamine kan alleen door de mucosa (slijmvlies) worden opgenomen.
, Week 4:
Par 8.1
Zenuwstelsel: Functies
- Meet het interne en externe milieu
- Integreert informatie van de zintuigen
- Coördineert gewilde en ongewilde reacties van vele andere orgaanstelsels
Centrale zenuwstelsel: Bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Het integreert en
coördineert de verwerking van sensorische informatie en het doorgeven van impulsen naar
de spieren.
Perifere zenuwstelsel: Hier vindt de communicatie plaats tussen het centrale zenuwstelsel
en de rest van het lichaam.
- Afferente deel: Geleid sensorische informatie vanuit receptoren in weefsels en
organen naar het centrale zenuwstelsel
- Efferente deel: Geleid motorische opdrachten vanuit het centrale zenuwstelsel naar
spieren en klieren.
Somatische zenuwstelsel: Reguleert skeletspiercontracties.
Autonome zenuwstelsel: Reguleert automatisch het gladde spierweefsel, hartspierweefsel,
kliersecretie en vetweefsel op onbewust niveau.
- Sympathisch gedeelte: Versneld bijvoorbeeld bij de hartslag.
- Parasympathische gedeelte: Vertraagd bijvoorbeeld de hartslag,
- Enterische zenuwstelsel: Is het netwerk van zenuwweefsel in de wanden van het
spijsverteringskanaal.
Par 8.2
Neuronen: Kunnen verschillende vormen hebben. Multipolair neuron is het meest
voorkomende type in het centrale zenuwstelsel. De meeste neuronen kunnen zichzelf niet
delen omdat er geen centriolen aanwezig zijn, dus als ze verloren gaan als gevolg van een
verwonding kunnen ze niet worden vervangen. De stamcellen zijn wel aanwezig maar niet
actief, met uitzondering in de neus. De lichaampjes van Nissel geven een grijze kleur aan
gebieden die cellichamen van neuronen bevatten. De plasmamembraan van de dendrieten
en het cellichaam is gevoelig voor chemische, mechanische of elektrische prikkeling.
Synapsen is een plaats waar neuronen met een andere cel communiceren.
Multipolair neuron: Alle motorische zenuwcellen die skeletspieren aansturen zijn
multipolair. De axonen kunnen wel een meter lang zijn.
Unipolair neuron: De meeste sensibele neuronen van het perifere zenuwstelsel zijn
unipolair. De axonen kunnen net zo lang worden als multipolaire neuronen.
Bipolaire neuronen: Ze komen in speciale zintuigen voor zoals zien, horen en ruiken.
Sensibele neuronen: Ontvang de informatie van zintuigcellen die het uitwendige en
inwendige milieu waarnemen en daarna de informatie naar andere neuronen in het CZS
doorgeven.
Externe receptoren: Leveren informatie omtrent de uitwendige omgeving in de vorm van
gewaarwordingen van aanraking, druk, pijn en temperatuur.
Proprioceptoren: Registreren de positie en beweging van skelet spieren en gewrichten.
Viscerale receptoren en interne receptoren: Registreren de activiteiten van het
spijsverterings-, ademhalings-, bloedvaten-, uitscheidings- en voortplantingsstelsel.
Motorische neuronen: Geleiden impulsen vanuit het centrale zenuwstelsel naar andere
weefsels, organen of orgaanstelsels.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amyvanloon. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.