Summary
Samenvatting Orgaansystemen HART
Samenvatting van alle hoorcolleges en voorcolleges inclusief plaatjes. Ook de antwoorden op de werkcolleges en practica zijn in het document verwerkt.
[Show more]
Preview 8 out of 40 pages
Uploaded on
November 23, 2017
Number of pages
40
Written in
2017/2018
Type
Summary
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Education
Biomedische Wetenschappen
Course
Orgaansystemen
All documents for this subject (104)
$4.98
Also available in package deal from $9.42
Added
Add to cart
Add to wishlist
100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached
Also available in package deal (1)
Orgaansystemen BMW - UU periode 2 2017-2018
1. Summary - Orgaansystemen hart
2. Summary - Orgaansystemen ademhaling
3. Class notes - Hartfalen orgaansystemen
4. Class notes - Nier orgaansystemen
Show more
HC1-2 Hart en vaten, elektrische activiteit, electrocardiogram 2
HC3 Hart en vaten - pompfunctie 12
HC4 Vaatstelsel 20
WC1 25
WC2 27
Voorcollege macroscopie hart en vaten 29
Voorcollege microscopie hart en vaten 34
Antatomie vaten 38
Arteriële systeem 38
Veneuze systeem 39
Anatomie lijst macroscopie 40
,HC1-2 Hart en vaten, elektrische activiteit, electrocardiogram
● Membraanpotentiaal
= verschil in elektrische lading tussen binnen en buiten de cel. In dierlijke cellen tussen -30
en -90 mV en neuronen -70 mV.
Ligging bepaald door:
1. Geleidbaarheid verschillende ionen
2. Ion concentraties binnen en buiten cel
Veel kalium in de cel en weinig buiten. Weinig natrium in de cel en veel buiten.
Weinig calcium in de cel - vooral bij hart belangrijk.
Voorbeeld kalium-evenwichtspotentiaal:
- Zonder de kaliumpoorten zal er geen membraanpotentiaal zijn.
- Met K+ kanalen stroomt er kalium naar buiten waardoor de cel steeds negatiever
wordt. De negatieve lading houdt de outflow van positieve ionen ook weer tegen.
Evenwicht tussen de diffusie kracht naar buiten en de elektrische gradiënt naar
binnen → Elektrochemisch evenwicht bij bepaald potentiaal.
- Potentiaal is afhankelijk van concentratie verschil, hoe groter het verschil hoe
negatiever de elektrische potentiaal moet worden om het evenwicht te bereiken
- Evenwicht te berekenen met Nernst-vergelijking.
- Bij dit membraanpotentiaal gaan er netto geen kalium ionen meer naar binnen of
naar buiten.
, - Kaliumkanalen proberen het naar -90 mV te krijgen en natrium naar +60 mV.
Membraanpotentiaal ligt dus altijd hiertussen. En als het niet -90 of +60 is betekent
het dat er altijd inflow van natrium en outflow van kalium is. Natrium-kalium pomp
hoort dit te herstellen.
- Hoe meer het kanaal doorlaat hoe dichterbij het bij zijn membraanpotentiaal zit.
- Geleidbaarheid van kalium is hoger dan natrium. Permeability to K+ = (PK). Hierdoor
ligt de membraanpotentiaal van de cel dichterbij -90 dan +60.
Situaties:
- Toename extracellulair natrium
Concentratieverschil wordt groter dus natrium evenwichtspotentiaal wordt positiever.
Membraanpotentiaal zal iets positiever worden want onder rust omstandigheden is de
natrium geleiding heel laag, weinig invloed op ligging van membraanpotentiaal.
- Toename extracellulair kalium
Concentratieverschil wordt kleiner dus evenwichtspotentiaal wordt minder negatief. In rust
wordt membraanpotentiaal door kalium bepaalt dus deze zal sterk depolariseren.
- Toename natrium geleidbaarheid
Normaal heel laag, als deze plots toeneemt kan het ook voor sterke depolarisatie zorgen.
- Toename kalium geleidbaarheid
Als de kalium geleidbaarheid plots toeneemt leidt het tot hyperpolarisatie want dan gaat het
richting de -90 mV van de kalium evenwichtspotentiaal.
, ● Actiepotentiaal
- Snelle toename natriumkanaal geleidbaarheid.
Door Na+ instroom depolarisatie wat leidt tot nog meer open natriumkanalen. I nactivatie
gate om te zorgen dat het kanaal geïnactiveerd wordt → ook weer snelle afname van
geleidbaarheid. Deze periode van inactiviteit is de refractaire periode. Na repolarisatie
weer de-inactivatie. Bij de relatief refractaire periode zijn er al wat natrium kanalen open
maar deze hebben hele hoge stimulatie nodig om open te kunnen.
- Trage toename kaliumkanaal geleidbaarheid.
Dichte en open toestand, in rust klein gedeelte dus al open. Bij depolarisatie gaan er nog
meer kalium kanalen open. Re-polarisatie leidt tot de-activatie van kaliumkanalen.
Er is ook trage inactivatie van kaliumkanalen waardoor er even hyperpolarisatie is, onder
rustpotentiaal.
Bij een patiënt is door medicatie de extracellulaire kaliumconcentratie gestegen van 5 mM
naar 7 mM. Wat is hiervan het gevolg voor de opgaande flank van de actiepotentiaal in een
neuron?
→ deze is trager. De membraanpotentiaal is hoger dus er zal een minder steile piek zijn.
● Walter Cannon:
- Homeostase = eigenschap van het lichaam om inwendige stabiliteit te handhaven.
- Lichaamscellen kunnen slecht tegen verandering in hun omgeving
- Organen zorgen dat omgeving constant blijft
Als er geen homeostase meer is zal het organisme compenseren dit kan leiden tot herstel of
ziekte. Geregeld via negatieve feedback en positieve feedback.
● Casus 1
Hypokalemie = te weinig kalium extracellulair. Kon niet bewegen.
Membraanpotentiaal wordt te negatief, te veel kalium gaat de cel uit. Geen depolarisatie
meer wat boven de drempelwaarde komt.
● Casus 2
Hyperkalemie = te veel kalium extracellulair
Spieren verzwakt.
Lichaamscellen blijven gedepolariseerd want het membraanpotentiaal is te positief.
, ● Anatomie hart
- Boezems, atria.
- Kamers, ventrikels. Links is veel dikker → systemisch
- Rechts zuurstofarm
- Systemische en pulmonale circulatie verschillen:
- Hoge druk als het afkomstig van hart is en lage als het er naar toe stroomt
- Hart zorgt dat er een drukverschil is
Cardiac output / hartminuutvolume = CO = hoeveel bloed het hart elke minuut rondpompt.
Hartfrequentie = HR = normaal 70 slagen per minuut
Slagvolume = SV = hoeveel mL bloed per slag
CO = HR x SV
● Impulsvorming en geleiding in het hart
Elektrische activatie volgorde:
- Ontstaat in sinusknoop
- Door naar AV knoop
- Naar bundel van His en purkinje vezels
● Membraan- en actiepotentiaal neuronen
- Natrium geleidbaarheid → depolarisatie. Ena = +60
- Kalium geleidbaarheid → repolarisatie. EK = -90
● Actiepotentiaal contractiele myocyten
Tijdsduur is langer dan in neuron, ≠ 3-4 maar 300-400 ms. Dit komt doordat er een
plateaufase is waarin er een tijdelijke balans is tussen de geleidbaarheid van verschillende
ionen. Ook komt er een tijd calcium de cel in. Volgorde geleidbaarheid hetzelfde.
Vorm van signaal wordt bepaald door verschillende ion geleidbaarheid.
, ● Ionstromen
Formule om ionstromen te berekenen:
Gx = geleidbaarheid voor ion X
Vm = membraanpotentiaal
Ex = evenwichtspotentiaal voor ion X (constant als concentraties niet veranderen)
● Ionstroom meten met Patch-clamp methode
Membraanpotentiaal meten door via contact met het membraan het openen van ionkanalen
waarnemen.
● Voltage clamp methode
Spanning kan constant gehouden worden doordat apparaat een stroom injecteert om
veranderingen tegen te werken.
Stel je wilt naar kaliumkanalen kijken en geeft een depolariserende stimulus. Kalium kanalen
reageren dan door kanalen open te maken, positiviteit neemt dan af. Door positieve stroom
via de clamp te geven wordt dit tegengegaan en blijft het de vastgelegde
membraanpotentiaal waarde houden.
Dit zie je als positieve stroom → i op de meting.
Als je natrium wilt bekijken:
Als je een cel depolariseert komt er natrium de cel in. Apparaat moet dan lading onttrekken
van cel. Dit zie je als negatieve stroom op de meting.
, ● Van actiepotentiaal naar contractie
Excitatie-contractie koppeling:
- Membraanpotentiaal depolariseert
- Voltage afhankelijke L-type calcium kanalen gaan open waardoor calcium de cel
ingaat
- Sarcoplasmatisch reticulum heeft calcium opgeslagen
- Instromend calcium zorgt dat de Ryanodine receptor-channel opengaat en calcium
het SR uitloopt
- Calcium zorgt voor contractie door aan troponin te binden.
- Calcium niveau weer verlaagd door SERCA e iwit. Terug SR in
- Calcium/natrium pomp om geheel weer normaal te krijgen
T-tubulus = zorgt dat de extracellulair milieu (met calcium) vrij diep in de cel komt voor beter
contact, putje.
● Hartfalen
Vaak zijn de calcium veranderingen anders in hartcellen. Vaak aangetoond dat er minder
SERCA is bij hartfalen.
Minder calcium kan het SR in → verhoogd diastolisch calciumconcentratie.
Doordat de hoeveelheid die het SR ingepompt wordt afneemt is er minder calcium wat het
SR uit kan gaan → verlaagd systolisch Ca2+ concentratie.
● Cardiomyocyten
Cardiomyocyten zijn allemaal zelf elektrisch actief, maar niet uit zichzelf, stimulus nodig om
actiepotentiaal te maken. Uitzondering sinusknoop, deze zijn a utoritmisch, hier begint de
elektrische stimulus. Spontane depolarisatie, dit komt door speciale ionkanalen, I f =
hyperpolarisatie geactiveerde ionkanalen geven een inwaartse stroom en veroorzaken
depolarisatie. Funny, want tegenovergestelde van natriumkanaal die open gaat bij
depolarisatie. De If kanalen gaan open bij hyperpolarisatie en laten dan natrium de cel in.
De intercalair schijven zijn connecties tussen de cardiomyocyten met gap junctions voor
elektrische geleiding.
● Regulatie hartritme
Van ruggenwervel via vagus nervus naar hart.
Sympathische activiteit:
- epinephrine release
- beta1 receptor
- verhoging cAMP
- fosforylering Ca2+ ionkanaal PKA: toename PCa
- modulatie If: snellere diastolische depolarisatie
Parasympathische activiteit:
- Acetylcholine release
- muscarine cholinerge receptoren
- verhoging cGMP
- toename PK hyperpolarisatie (verder van drempel)
- afname PCa depol. langzamer
, ● ECG
Einthoven - Snaargalvanometer gemaakt die snel genoeg was om signaal zichtbaar te
maken.
Principe ECG:
- Cel die nog moet vuren heeft een relatieve positieve lading buiten de cel
- Dipool ontstaat → een positieve pool die verplaatst richting de positieve elektrode →
positief signaal
- Andersom bij repolarisatie, ontstaat een dipool waarbij de negatieve kant richting de
positieve elektrode beweegt → negatief signaal
Dat grafiekje rechtsonder is wat een ECG weergeeft.
Principes ECG: