100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting voor Minor GGZ- psychopathologie $6.93   Add to cart

Summary

Samenvatting voor Minor GGZ- psychopathologie

 26 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting is een uitgebreide samenvatting. Je hebt het boek niet meer nodig om te lezen. Alles staat hierin samengevat.

Preview 4 out of 48  pages

  • No
  • 2 t/m 20
  • November 6, 2023
  • 48
  • 2023/2024
  • Summary
  • Unknown
avatar-seller
Samenvatting Psychopathologie

Hoofdstuk 2 Diagnose
2.1 Classificatie: van symptoom tot syndroom
Elke wetenschap steunt op een classificatie of systematische ordening van de verworven kennis. Dat
komt voort uit de noodzaak om vaststellingen of bevindingen nauwkeurig te omschrijven en een
plaats te geven in het geheel van reeds bekende verschijnselen of kenmerken. Classificeren van
stoornissen: erkende wetenschapstaal, een middel om meer kennis te verwerven over het
vóórkomen, het ontstaan, de ontwikkeling, het verloop en de behandeling van psychische
stoornissen (een naam geven en ordenen).
Vanwege het ontbreken van aantoonbare lichamelijke oorzaak kan er in de psychiatrie meestal geen
sprake zijn van ‘ziekten’. Psychische stoornissen worden geordend als syndroom. Syndroom: groep
of samenhangend geheel van symptomen in puur beschrijvend zin . D.w.z. groepering of samenhang
wordt alleen vastgesteld (en onder bepaalde naam omschrijven), zonder er een verklaring voor te
geven. Symptoom: een teken van ziekte (symtomatisch), een uiting, signaal of kenmerk van een
psychische stoornis of syndroom. 2 soorten symptomen:
- Hoofdsymptomen: verwijzen naar een specifieke stoornis. Bv anorexia
- Bijsymptomen: het beeld van de stoornis volledig maken, maar bijkomstig zijn. bv bijkomstig
symptoom is het wegblijven van menstruatie.

Categoriale classificatie: wordt onderverdeeld in duidelijke afgebakende klassen of categorieën op
grond van een aantal kenmerken die aanwezig moeten zijn om van een dergelijke stoornis of
syndroom te mogen spreken. Diagnose: de nauwkeurige vaststelling, onderscheiding en omschrijving
van stoornissen (symptomen, syndromen, ziekten). Diagnostiek is de werkwijze om tot diagnose te
komen. 1 van de middelen hiertoe is een classificatiesysteem: zoals DSM-5.

2.2 Indeling volgens de DSM-5 en kritiek
2 basisprincipe van diagnostisch systeem:

- De ordening van psychische stoornissen moet losstaan van de mogelijke verklaringen
(theorieneutraal).
- De indeling moet steunen op heldere en ondubbelzinnige criteria, die bruikbaar zijn in de
diagnostische praktijk en het wetenschappelijke onderzoek.

Aan de hand van deze principes werd de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
(DSM). Na allerlei herzieningen, is er nu een 5e editie, daarom DSM-5. In de DSM-5 zijn er 3 leidende
principes te onderscheiden:

- Ontwikkelingsperspectief: naarmate een stoornis vroeger in de levensloop kan optreden,
staat deze meer vooraan, zowel bij de indeling van de 20 hoofdgroepen als bij de ordening
binnen elke hoofdgroep. Deze neurobiologische ontwikkelingsstoornissen staan op de 1 e
plaats; worden vaak vastgesteld in de kindertijd. De neurocognitieve stoornissen daarentegen
(bv alzheimerdementie) staan achteraan in de rij, omdat ze vooral op latere leeftijd optreden.
Binnen elk hoofdgroep is de volgorde van diagnose bepaald door de leeftijd waarop de
stoornis het vaakst voorkomt.
- Mate van verwantschap: gelijkenissen tussen symptomen en de aanleg of kwetsbaarheid voor
het ontwikkelen van de stoornis. Bv na de groep schizofreniespectrum- en andere
psychotische stoornissen komt de categorie van bipolaire-stemmingsstoornissen bv

, onderscheiden worden van schizo-affectieve stoornissen en van herhaalde depressieve
stemmingsstoornissen.
- Graad van ernst: meer dimensionale (meer-of-minder) omschrijvingen gebruiken. Dit kan ten
koste gaan van de betrouwbaarheid van een diagnose. Dit probleem probeert men te
vermijden, door bij elke stoornis de graad van ernst te beoordelen met systematische criteria.

In het DSM-systeem krijgen de zorgbehoefte, de veerkracht en de context van cliënten volgens critici
te weinig gerichte aandacht. Daardoor wordt te veel mensen ten onrechte een (stigmatiserend)
etiket opgeplakt en komen ze onnodig als ‘patiënt’ in de psychiatrie terecht (psychiatriesering). Die
etiketten kunnen averechts werken. Mensen gaan zich ernaar gedragen (selffulfilling prophecy) en er
wordt minder van hen verwacht, wat de problematiek kan versterken.
Diagnose: dia = door en door, gnosis = weten. Cliënten zijn niet alleen object van onderzoek, maar
bepalen mede welk vragen zij met het diagnostisch proces beantwoord willen zien. Naast hun
persoonlijke levensgeschiedenis is essentieel hoe zij zelf tegen de (oorzaken) problematiek aankijken,
wat hun zorg- of ondersteuningsbehoefte is en wat zij zelf hebben gedaan om de problematiek te
hanteren.

2.3 Systematisch diagnostiek
Een beschrijvende diagnostiek gaat eerst uit van een systematische en deskundige beoordeling van
de psychische toestand. Dus geen rijtje met vragen opstellen of een aantal symptomen schematisch
inventariseert. Een schematische ordening, zoals in DSM-5, kan een hulpmiddel zij om de variatie in
gestoord menselijk gedrag overzichtelijker en begrijpelijker te maken. Diagnostisch onderzoek
betekent zowel het verzamelen als het ordenen van gegevens, wat onvermijdelijk selecteren
betekent. Bij diagnostisch onderzoek volgen deskundige beoordelaars een systemische weg, vaak
met behulp van DSM-5 als een soort ‘beslisboom’. Nadat de verschillende mogelijkheden tegen
elkaar zijn afgewogen (differentiële diagnose), komt men tot een conclusie (einddiagnose).
Diagnostiek is een dynamisch proces: op basis van voortschrijdend inzicht kan de diagnose later in
behandeling worden aangepast. Het meten van psychopathologische verschijnselen is een middel en
geen doel van wetenschapsbeoefening (meten is niet gelijk aan weten).

Er zijn 3 soorten onderzoeksmethoden:

Diagnostisch interview
Een gericht vraaggesprek, een diagnostisch interview, is het belangrijkste middel om de (afwijkende)
belevingswereld van een cliënt te verkennen. Op basis van cliëntgerichte communicatie proberen
zorgverleners zoveel mogelijk het perspectief van cliënten te achterhalen, overeenstemming te
bereiken over de werkwijze en de regie en verantwoordelijkheid te delen met cliënten. Omdat het
interview zeer persoonlijk is, moeten interviewers een vertrouwelijk contact tot stand brengen. 2
kernbehoeftes hiervan van cliënten (en hun naasten):

 Cognitieve behoefte: om te weten wat er aan de hand is en wat eraan gedaan kan worden.
Dit wordt gedaan door het stellen van diagnose en het gezamenlijke opstellen van een
behandelplan.
 Affectieve behoefte: om zich gesteund, gekend en begrepen te voelen. Dit kan door het
realiseren door het stellen van open vragen en erkenning geven aan wat de problematiek
voor gevolgen heeft voor betrokkenen.

In het diagnostisch vraaggesprek wordt er onderscheid gemaakt tussen anamnese en beoordeling
van de psychische toestand. Anamnese: het verzamelen van gegevens over de voorgeschiedenis van
cliënten op basis van hun eigen mededelingen hierover . Dit kan minder betrouwbaar zijn doordat

,iemand cognitieve beperkingen heeft, bv. verward is of niet alles wil vertellen. Dit wordt aangevuld
door ondervraging van familie, kennissen, andere zorgverleners of personen die de cliënt kennen:
heteroanamnese. Biografische anamnese: anamnese en heteroanamnese samen, gaat om informatie
die verband houdt met de psychische stoornis of problematiek als om gegevens over de
levensgeschiedenis van de cliënt. Het sociale netwerk en eventuele bijzondere medische en
psychosociale problemen of stoornissen bij directe familieleden (sociale anamnese) krijgen ook
aandacht. Naast het verzamelen van de bovenstaande gegevens, beoogt het diagnostisch
vraaggesprek ook een systematische beoordeling van de psychische toestand op grond van directe
vragen en observaties van het gedrag van de cliënt.

Lichamelijke diagnostisch onderzoek
In de geneeskunde moet men voor een bepaald klacht of symptoom eerst een organisch verklaring
moeten vinden. Pas wanneer hier geen aanwijzingen voor zijn, komt men tot het besluit dat ‘het
psychisch moet zijn’. Het is niet eenvoudig om te bepalen of lichamelijke klachten een psychische
oorsprong hebben.

Psychodiagnostisch onderzoek
De psychiatrische diagnostiek wordt vaak de informatie uit het interview getoetst en aangevuld door
specifiek psychologisch of psychodiagnostisch onderzoek: gebruik van psychodiagnostisch tests,
vragenlijsten en beoordelingsschalen. Psychologische meetinstrumenten worden in wetenschappelijk
onderzoek gebruikt om de graad van ernst en veranderbaarheid van klachten en problemen
‘objectief’ weer te geven. Om de waarde van de vragenlijst te beoordelen, wordt eerst de
betrouwbaarheid nagegaan. Is de test betrouwbaar, dan wordt de validiteit onderzocht. Validiteit
slaat op geldigheid of correctheid: de mate waarin de test beantwoordt aan het vooropgestelde doel.
Zowel het lichamelijke als het psychodiagnostisch onderzoek verschaft gegevens die het diagnostisch
interview (met observatie van de psychische toestand) volledig maken, maar niet vervangen.

Biologische onderzoeksmethode in de psychiatrie

- Neuro morfologisch onderzoek: elektronenmicroscoop en gecomputeriseerde hersensscans
(CT-, PET- en MRI scan).
- Neurofysiologisch onderzoek: functie en activiteiten van hersendelen worden getest met
elektro-encefalografie (EEG) of in beeld gebracht door meting van de regionale
doorbloeding (‘brain mapping’).
- Neurobiochemisch onderzoek: de studie van chemische processen in de hersenen, bv
prikkeloverdracht tussen hersencellen d.m.v. neurotransmitters. Vooral onderzoek naar
psychofarmaca is hier van toepassing.
- Psychofysiologisch onderzoek: de samenhang tussen psychologische kenmerken
(gedragingen, gedachten, emoties) en fysiologische verschijnselen, gereguleerd door
autonoom zenuwstelsel
- Genetisch onderzoek: studie van chromosomen (dragers van erfelijke eigenschappen) en
erfelijke overdracht

, Hoofdstuk 3 Verklaring
Er worden verklaringen gebruikt van ‘gestoord gedrag’, voor allerlei doeleinden, bijvoorbeeld:

- Om te beslissen of het desbetreffende gedrag sociaal, moreel of wettelijk is te
verantwoorden;
- Om het eerdere bestaan (geschiedenis) van dit gedrag te begrijpen of het toekomstige
verloop (prognose) van het gedrag te voorspellen;
- Om het gedrag te beïnvloeden, zodat het verdwijnt (therapie) of te voorkomen is (preventie);

Psycho-educatie: het uitwisselen van informatie met cliënten en/of hun directe omgeving over de
aard en behandelopties van bepaalde problematiek en hoe zij er zelf het beste mee kunnen omgaan.

Er zijn verschillende argumenten voor het belang van psycho-educatie:

- Is wettelijk gezien noodzakelijk dat cliënten op basis van goede informatie kunnen instemmen
met iedere stap in de begeleiding (‘informed consent’).
- Stelt cliënten beter in staat tot deelname aan de besluitvorming over de inrichting van de
zorg, zelfmanagement en actief mee te werken aan herstel.
- Kan een belangrijke bijdrage leveren aan begrip en acceptatie van hun problematiek. Het
wordt cliënten (en hun directe omgeving) duidelijker wat er aan de hand kan zijn en wat dat
voor hen ook op langere termijn kan betekenen.

3.1 Wat is de oorzaak?
In de psychiatrie blijft een neiging om stoornissen te onderzoeken, verklaren en behandelen vanuit 1
visie: biologisch, psychologisch of sociaal. De biopsychosociale benadering. Om 1 van deze
verklaringen een selectie te maken, kan er op sterke en zwakke kant beoordeeld worden:

 Originaliteit: welk nieuw inzicht laat deze theorie toe, vergeleken met bestaande visies?
 Toetsbaarheid: in hoeverre is deze theorie te toetsen met behulp van systemisch onderzoek?
 Bruikbaarheid: wat heeft deze theorie praktisch te bieden voor de zorg?
Lineair-causaal denken: men veronderstelt een rechtstreeks en rechtlijnig (‘lineair’) verband tussen
oorzaak en gevolg (‘causaal’ = oorzakelijk). Bv griep wordt veroorzaakt door een virus.
Voor psychische stoornissen geldt geen simpele redenering van ‘oorzaak → gevolg’. Ook kan er geen
eenvoudige antwoord gegeven worden op de vraag of een stoornis dan wel somatisch is van
oorsprong. Het gaat om samenspel van verschillende factoren, die elkaar in verschillende fase
beïnvloeden. Daarbij worden onderscheiden:

 Voorbeschikkende factoren: de vraag of het betrokken individu een zekere ‘kwetsbaarheid’
bezit om onder bepaalde voorwaarden een psychische stoornis te ontwikkelen. Dit kan
lichamelijk van aard zijn (erfelijk aanleg, somatische afwijking) of uit de psychische structuur
(temperament, persoonlijkheid, ontwikkelingsgeschiedenis) en/of sociale context (leef- en
werksituatie, hechting).
 Uitlokkende factoren: factoren die (onmiddellijk) aan het verschijnen van een psychische
stoornis voorafgaan (‘triggers’), worden vaak als de oorzaak beschouwd, maar een
samenhang in tijd kan toeval zijn. Is het verband (correlatie) geen toeval meer, dan kunnen
we pas van oorzakelijkheid spreken als wordt aangetoond dat de desbetreffende factor
directe oorzaak van de stoornis is. Meestal spreken van uitlokkende factor: hun mogelijk
verstorende invloed hangt dan mede af van de eventueel bestaande kwetsbaarheid.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kajal_b. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.93  3x  sold
  • (0)
  Add to cart