Leerdoelen
1. aangeven wat de begrippen rechtshandeling, feitelijke handeling, bloot rechtsfeit en verbintenis
inhouden;
- Rechtshandeling een handeling waardoor een beoogd rechtgevolg intreedt of kan intreden.
De wil speelt van belang! Handelingen die op rechtgevolg zijn gericht. Dus je moet het willen
(bewust). ( art 3:33 BW) (wil + verklaring) Het is een bewuste menselijke handeling. Bij het
verrichten van een rechtshandeling moet de wil van een rechtssubject gericht zijn op
rechtsgevolg. Aanbod en aanvaarding zijn rechtshandelingen. (bv een aanbod tot het
aangaan van een arbeidsovereenkomst kun je niet per ongeluk aanvaarden)
o Meerzijdige rechtshandelingen: verricht door twee of meer personen.
o Eenzijdige rechtshandelingen: verricht door een persoon. (bv opstellen testament)
- Feitelijke handeling een handeling zonder beoogd rechtsgevolg. De wil is niet van belang!
Handelingen die niet op rechtsgevolg zijn gericht, maar voor het recht wel rechten en
plichten aan verbindt ( art 6:612 BW onrechtmatige daad) (bv als je per ongeluk tegen een
andere auto aanrijd.) (Opzettelijk of onopzettelijk maakt helemaal niets uit! De wet bepaalt.)
- Bloot rechtsfeit een feit waaraan rechten zijn verbonden, zonder dat er sprake is van een
(bewuste) handeling. (bv. Wanneer een kind geboren wordt, krijgen zijn ouders het ouderlijke
gezag. Het geboren worden is geen bewuste handeling, terwijl er wel een rechtsgevolg aan
verbonden is)
- Verbintenis een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer personen, op
grond waarvan de ene persoon (schuldeiser) recht heeft op een prestatie, waartoe de ander
(schuldenaar) is verplicht.
2. aangeven wat een eenzijdige of meerzijdige rechtshandeling is;
o Meerzijdige rechtshandelingen: verricht door twee of meer personen. Rechtshandelingen
waarbij de verklaring van meer personen vereist is. het rechtsgevolg kan pas intreden als
beide partijen hebben verklaard dat zij de overeenkomst willen aangaan. (bv. Huwelijk of
huurovereenkomst)
o Eenzijdige rechtshandelingen: verricht door een persoon. Komt tot stand door de wilsuiting
van een persoon. (bv opstellen testament, opzegging contract, aanbod doen)
3. de bronnen van verbintenissen uit het Burgerlijk Wetboek noemen;
- Een overeenkomst (art. 6:213 BW)
- De wet
Een onrechtmatige daad: de verbintenis ontstaat rechtstreeks uit de wet. (art 6:612 BW)
Een rechtmatige daad bv:
, o Zaakwaarneming je buurman repareert je raam ongevraagd terwijl je op vakantie
bent
o Onverschuldigde betaling iemand stort per ongeluk op de verkeerde rekening
o Ongerechtvaardigde verrijking rente die je moet terug betalen van het geld dat
verkeerd was gestort.
4. de verschillende rechtssubjecten in het Nederlandse recht herkennen;
Rechtssubjecten dragers van rechten en plichten
Schuldeiser/crediteur de partij die recht heeft op een prestatie
Schuldenaar/debiteur de partij die de prestatie moet verrichten
5. uitleggen of een rechtshandeling nietig, vernietigbaar of geldig is.
Nietig het beoogde rechtsgevolg treedt niet in, omdat de wet dit verbiedt.
(maatschappelijk onaanvaardbaar) (in strijd met de wet)
Vernietigbaar de rechtshandeling is geldig, maar de nietigheid ervan kan achteraf
worden ingeroepen. (zwakkere partij wordt beschermd bv minderjarige)
Geldig, handelingsbekwaamheid de bevoegdheid om onaantastbare
rechtshandelingen te verrichten.
- Iedere natuurlijke persoon is handelingsbekwaam, tenzij de wet anders bepaalt.
o Minderjarigen ( art 1:233 e.v. BW) en onder curatele gestelden (art 1:381 e.v.
BW) zijn niet altijd handelingsbekwaam! (dit is dus een voorbeeld voor de wet
die anders bepaalt)
o Art 1:378 BW onder curatele gestelden. (geestelijke of lichamelijke
tekortkomingen)
Week2
Leerdoelen
De student kan:
1. in de verplicht voorgeschreven verbintenisrechtelijke uitspraken van de Hoge Raad aangeven
welke rechtsvraag centraal staat;
Uitspraak goed doorlezen. Staat vaak bovenaan in de samenvatting.
2. in de verplicht voorgeschreven verbintenisrechtelijke uitspraken van de Hoge Raad aangeven
welke uitleg de rechter geeft aan een wettelijke bepaling en met welke argumenten hij zijn
beslissing motiveert;
Uitspraak goed doorlezen.
3. benoemen aan de hand van welke elementen een overeenkomst geldig tot stand komt;
Is er sprake van aanbod en aanvaarding? Toetsen op de volgende elementen!:
- Zijn partijen handelingsbekwaam? (persoon)
o Minderjarigen (art. 1:233 e.v. BW)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rechtenstudentje123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.77. You're not tied to anything after your purchase.