100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
ALLE Examenvragen Sociologie I 2019 $5.95   Add to cart

Exam (elaborations)

ALLE Examenvragen Sociologie I 2019

19 reviews
 2727 views  64 purchases
  • Course
  • Institution

Examenvragen Sociologie I gegeven aan de VUB door prof. Spruyt & Roelands.

Preview 4 out of 36  pages

  • December 30, 2017
  • 36
  • 2018/2019
  • Exam (elaborations)
  • Unknown

19  reviews

review-writer-avatar

By: lealokesa • 1 year ago

review-writer-avatar

By: haider99931 • 3 year ago

review-writer-avatar

By: chahidfadwa • 3 year ago

review-writer-avatar

By: dinaobsschool • 3 year ago

review-writer-avatar

By: sandramartens • 3 year ago

Translated by Google

Too bad the answers are already indicated and not somewhere separate

review-writer-avatar

By: assalaboufrahi • 4 year ago

review-writer-avatar

By: yaseminbahceli • 4 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
1 Comte gaat op zoek naar een oplossing voor het probleem van de niet-arbitraire contingentie
en de orde. Welke instelling kan daar volgens hem een belangrijke rol in spelen? Geef het meest
correcte antwoord aan.
2 ‘Het arbitraire’ is Jürgen Habermas een doorn in het oog. Hoe kunnen we volgens hem hieraan
ontsnappen? Geef de twee foute antwoorden aan.
1. De geschiedenis leert dat democratie en vrije markteconomie respectievelijk de
beste regeringsvorm en het beste economische model zijn.
2. Door kennis- en handelingswijzen te ontwikkelen die toelaten onze doelen redelijk te
kiezen en te beheersen.
3. Wetenschap biedt een methode om op open wijze met elkaar te communiceren; deze
ongedwongen communicatie leidt onder eerlijke en redelijke mensen tot een consensus
over doelen en prioriteiten.
4. Religie en traditie bieden volgens Habermas een manier om het arbitraire te
weerleggen; ze dienen deels in ere hersteld te worden.
5. Wanneer iedereen het eens is over de doelen en prioriteiten in de samenleving, houden
de regels en instellingen die we zelf maken op met willekeurig en arbitrair te zijn.

3 Een belangrijke sociologische les is dat alles contingent is maar daarom nog niet arbitrair. Welke
twee van de volgende uitspraken zijn in strijd met die les?
1. Onze instituties hadden ook een totaal andere vorm kunnen aannemen.
2. Er is geen goede reden voor de vorm die instituties bij ons hebben
aangenomen.
3. Iets is noch noodzakelijk, noch onmogelijk.
4. Wetten, reglementen en gewoonten berusten slechts op conventies.
5. De samenleving en de geschiedenis zijn totaal beheersbaar.

4 Waarin verschillen de posities van Luhmann en Habermas ten aanzien van het arbitraire? Geef de
twee juiste antwoorden aan.
1. Habermas zet zich af tegen de ideeën van de Verlichting en ziet geen heil in
redelijke oplossingen; instellingen alsreligie en traditie zijn beter geplaatst.
2. Volgens Luhmann moeten we leren leven met het arbitraire; een
consensus is immers onmogelijk.
3. Habermas en Luhmann zien beiden een rol weggelegd voor conflict als
communicatiemiddel.
4. Luhmann is een overtuigde Verlichtingsdenker; wetenschap is de enige echte
methode om zeker te weten wat dewaarheid is.
5. Habermas meent dat via open en redelijke communicatie, en via redelijke
kennis- en handelingswijzen, keuzes gemaakt kunnen worden die het arbitraire
opheffen.

,5 Welke inzichten en bijdragen leverde Comte aan het ontstaan en de ontwikkeling van de
sociologie als wetenschap?
Geef de twee correcte antwoorden aan.
1. Een positivistische benadering van de sociale werkelijkheid, oftewel een zakelijke, op
wetenschappelijke observatie en logica steunende onderzoekswijze van de samenleving is
van groot belang.
2. Sociologen moeten een zekere afstandelijkheid aan de dag leggen ten aanzien van hun
onderzoeksobject.
3. Het idee dat het sociale van natuurlijke oorsprong is.
4. De sociologie moet zich bezighouden met het zoeken naar regelmaten in het handelen
van mensen in plaats van metafysische vragen te stellen over de oorsprong van de mens.
5. Vooroordelen en belangen versluieren een realistische en nuchtere kijk op sociale
fenomenen.

6 Welke regels of principes onderbouwen het geven van geschenken? Geef de twee juiste
antwoorden aan.
1. Reciprociteit
2. Vermogendheid
3. Functionaliteit
4. Normativiteit
5. Proportionalitei
t

7 Welke bedenkingen kunnen worden geformuleerd bij de Verstehende-methode van Weber? Geef
de twee correcte antwoorden aan.
1. De aanhangers van deze methode focussen in hun studie van de sociale werkelijkheid
overmatig op causaliteit.
2. Deze methode biedt geen enkele mogelijkheid om de interpretatie van de onderzoeker te
toetsen; ze blijft met andere woorden erg subjectief.
3. Deze methode werkt beter dicht bij huis en voor de eigen groep dan voor groepen of
culturen die geografisch of in de tijd ver verwijderd zijn.
4. Het volstaat niet om statistische regelmaten te observeren.
5. Deze methode verliest de praktische taak van de socioloog uit het oog.

8 Hieronder vind je een aantal uitspraken met betrekking tot de taken van de socioloog. Welke
twee van deze uitspraken zijn fout?
1. Het ontsluieren van de werkelijkheid die doorgaans verborgen blijft, is de belangrijkste
doelstelling van de kritische sociologie.
2. De kritische socioloog wil door inzicht in het functioneren van de samenleving de
zelfgemaakte, doch verborgen beperkingen ervan aan het licht brengen.
3. Het doel van de empirisch-analytische kennis is de bestaande belangenconstellaties in de
maatschappij te doorbreken.
4. De kritische sociologie kan de bestaande waarden en overtuigingen niet aanvaarden.
5. De praktische sociologie wil ons door inzicht ook van de waarneming van de sociale
werkelijkheid laten genieten.

9 De klassieke onderzoekscyclus schrijft een aantal stadia voor wetenschappelijke vooruitgang
voor. Welke twee stellingen over deze onderzoekscyclus zijn fout?
1. Na toetsing en observatie volgt de aanpassing van de theorie.
2. Een hypothese in de functionalistische gezinstheorie zou kunnen luiden: ‘gezin en
economie moeten op elkaar worden afgestemd’.
3. Theorieën zijn algemene uitspraken over het menselijk gedrag, waarvan de
verbijzondering de geobserveerde werkelijkheid kan verklaren.
4. Na de formulering van een hypothese wordt een algemene stelling opgesteld.
5. In empirisch onderzoek moet een hypothese altijd empirisch getoetst kunnen worden.

,10 Wat bedoelt Claude Javeau met de ‘sociologie van het dagelijkse leven’? Geef de twee correcte
antwoorden aan.
1. Sociologen moeten proberen de sociale werkelijkheid te beschrijven met behulp van de
termen en de voorstellingswijzen die mensen zelf hanteren.
2. Hiermee doelt Javeau op de houding van afstandelijke betrokkenheid die sociologen
kenmerkt.
3. Sociale wetenschappen moeten bij de studie van de samenleving vooral de aandacht
richten op het dagelijkse leven van mensen. Hierin schuilt de kern van het
maatschappelijke leven.
4. Hiermee doelt Javeau op het belang van de praktische taak van de socioloog.
5. Hiermee doelt Javeau op de respectvolle houding die sociologen dienen aan te nemen bij
de studie van het menselijke handelen.

11 Wat is het Mattheus-effect? Geef de twee correcte antwoorden aan.
1. Het Mattheus-effect is een voorbeeld van een onbedoeld, in vele gevallen zelfs pervers
effect.
2. Het Mattheus-effect wijst op de onbedoelde herverdelende invloed van veel sociaal beleid:
‘aan wie weinig heeft zal gegeven worden, van wie veel heeft zal genomen worden’.
3. Merton wees met het Mattheus-effect op het cumulatieve karakter van wetenschappelijke
erkenning: gereputeerde wetenschappers krijgen meer aandacht en middelen voor hun
onderzoek.
4. Het Mattheus-effect stelt dat welstellende mensen, wanneer ze tenminste rationeel
handelen, intelligenter en zorgvuldiger omspringen met hun geld en vermogen dan
minder welstellende mensen.
5. Het Mattheus-effect toont dat individueel redelijk gedrag steeds tot redelijke uitkomsten
leidt.

12 Welke argumenten hanteren de tegenstanders van de rational-choicetheorie? Geef de twee
juiste antwoorden aan.
1. De verdedigers van de rational-choicetheorie hebben enkel oog voor de sociale context
waarbinnen preferenties tot stand komen.
2. De aanhangers van de rational-choicetheorie stellen zich niet de vraag vanwaar de
preferenties van mensen komen.
3. De aanhangers van de rational-choicetheorie ontkennen dat collectieve actie door dwang
of geweld tot stand kan komen.
4. Het is slechts een veronderstelling dat mensen steevast uit eigenbelang handelen.
5. De rational-choicetheorie is gericht op een status quo van de bestaande
machtsverhoudingen.

13 Welke van de onderstaande voorbeelden zouden als een geval van een selffulfilling prophecy
(zelfvervullende voorspelling) kunnen gelden? Geef de twee correcte antwoorden aan.
1. De Wereldvoedselorganisatie voorspelt dat de koffie schaars gaat worden en later is er
weinig koffie in de winkels voorhanden.
2. Een student heeft faalangst en slaagt daardoor niet voor zijn examen.
3. Je vader voorspelt dat de VRT kijkers zal verliezen en dat blijkt na een tijdje ook het
geval te zijn.
4. Jan heeft zich er zodanig van overtuigd dat hij in de match gaat scoren dat hij inderdaad
een goal maakt.
5. De polls en kranten voorspellen dat partij X zal winnen en die partij gaat inderdaad
vooruit.

, 14 Sommige medische projecties wezen eind jaren tachtig uit dat tegen het jaar 2000 ongeveer
25% van de Europese bevolking met aids besmet zou zijn. Onder invloed van deze onheilspellende
cijfers veranderden nogal wat mensen hun seksuele gewoonten. Daardoor was in het jaar 2000
slechts 2,5% van de Europese bevolking seropositief. Waar is dit een voorbeeld van? Geef het
juiste antwoord aan.
1. Het falen van het medisch model
2. Een onbedoeld gevolg van de expansie van de medische sector
3. Een bewijs dat dokters het steeds minder vaak bij het rechte eind
hebben
4. Een Popper-gevolg
5. Een zelfvernietigende voorspelling
6. Een selffulfilling prophecy
7. Het contingente van sociale fenomenen
8. Een misplaatst gebruik van de ziekterol
9. De problemen die zich met dergelijke statistieken kunnen voordoen
10. Een Mattheus-effect

15 Geef de twee correcte antwoorden aan.
Als mensen een gemeenschappelijk belang hebben dat via een gepaste wetgeving kan worden
opgelost, zullen zij zich volgens de theorie van de collectieve actie van Mancur Olson …
1. slechts onder druk bij dergelijke acties aansluiten.
2. de belangen van anderen dienen.
3. verenigen om dat belang te behartigen.
4. verzetten tegen verenigingen die dat belang behartigen.
5. niet uit eigen beweging aansluiten bij organisaties die dat belang
behartigen.

16 Welke van de volgende uitspraken horen eerder thuis bij de rational-choicetheorie dan bij de
collectivistische benadering van het sociale?
Geef de twee correcte antwoorden aan.
1. Het eigensoortige van het sociale kan aangetoond worden door het bestaan van effecten
die aan de individuele bedoelingen ontsnappen.
2. Het sociale is een onbedoeld, vaak ongewenst gevolg van het feit dat verschillende
individuen tegelijkertijd rationeel en geïnteresseerd handelen.
3. Wat individuen doen, verschijnt als een gevolg van regels, rollen en verwachtingen. Het
sociale schuilt in dergelijke verwachtingen.
4. De eigensoortigheid van het sociale wordt aangetoond door de relatieve autonomie van
het sociale ten opzichte van andere werkelijkheidsniveaus.
5. Het is de ontwikkeling van het sociale zelf die mensen ertoe brengt op een weloverwogen
rationele wijze uit eigenbelang te handelen.

17 Hieronder vind je een aantal uitspraken over het individu en de samenleving. Welke twee van
deze uitspraken zijn fout?
1. Volgens Durkheim kan het individu zijn preferenties, zijn kennis en opvattingen, zijn
gedragsvoorkeuren slechts halen uit de samenleving.
2. Voor Durkheim is het geheel (de samenleving) zelden meer dan de som van de
samenstellende delen (de individuen).
3. Eenheid van individu en samenleving is een fundamenteel onderdeel van de
collectivistische benadering van de sociologie.
4. Durkheim ontkent dat individuen soms op een weloverwogen, rationale wijze uit
eigenbelang kunnen handelen.
5. Zelfwerk is volgens Foucault de mate waarin het individu zichzelf als voorwerp van zijn
handelen neemt, met het oog op het verbeteren van zichzelf.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maxxii123. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78075 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.95  64x  sold
  • (19)
  Add to cart