Alle verwerkingsvragen van de 10 colleges en werkcolleges zijn hierin uitgewerkt. De antwoorden komen allemaal van betrouwbare bronnen. Ze zijn tot in de details uitgewerkt. Vooral de regeling van de bloeddruk staat er heel duidelijk in uitgelegd. Deze vragen zijn een goede aanvulling op de samenva...
CO.1.
Overzicht bloedsomloop §10.1 en §10.2 1.
1. Bekijk de route die het bloed volgt tijdens de circulatie (Van der Brugt et al. (2017) Figuur 10-1 of Anatomische
atlas). a) Welke bijzonderheid zie je bij de terugstroom van bloed uit het maagdarmkanaal naar het hart? Waar zou
deze constructie voor dienen?
Vanuit de darmen gaat de vene eerst nog naar de lever voordat het bloed via de onderste holle ader terugkeert naar
het hart.
b) Door welk orgaan stroomt per minuut meer bloed: door de longen of door de lever?
De longen, in de kleine en de grote bloedsomloop loopt hetzelfde bloedvolume. Dit kan ook niet anders aangezien ze
in serie geschakeld zijn. De organen van de grote bloedsomloop zijn parallel geschakeld (behalve bovenstaande
constructie) dit betekend dat het HMV over de verschillende organen verdeeld wordt en zo niet alles bij de lever
uitkomt.
Functionele anatomie van het hart; het myocard §10.2.1 en §10.3.1
2. Bestudeer de bouw van het hart aan de hand van een anatomische atlas en de figuren 10-3 en 10-4 en 10.5 uit Van
der Brugt et al. (2017).
a) Welke functie hebben de AV-kleppen?
Ze zorgen ervoor dat tijdens de systole het bloed uit de ventrikels niet terug de atria in kan stromen maar via de aorta
en arteria pulmonalis het hart uit moet.
b) Welke functie hebben de semilunaire kleppen?
Ze zorgen ervoor dat tijdens de diastole het bloed dat net uit het hart gepompt is naar de aorta en arteria pulmonalis
niet terug het hart in kan zakken.
c) Welke functie hebben linker en rechter a. coronaria?
De hartspier voorzien van bloed met als functie: voedingsstoffen aanleveren (O2!), afvalstoffen afvoeren, regulatie
van temperatuur en het toe- en afvoeren van signaalstoffen.
d) Met welk weefsel is de binnenkant van het hart bekleed?
Endocard, bindweefsellaag. Dit zit ook over de kleppen.
e) Wat is de functie van de papillairspieren en de chordae tendinae?
De chordae tendinae (supersterke bindweefsel draadjes) hechten aan de AV-kleppen en zorgen dat deze niet om
kunnen klappen. De papillairspieren zitten vast aan de chordae tendinae en houden deze op spanning. Zo wordt het
eenrichtingsverkeer bewerkstelligd.
f) Welke gevolgen kan een chordaruptuur hebben voor de hartactie?
Hierdoor kunnen de AV-kleppen omklappen waardoor het bloed vanuit de ventrikels tijdens de systole weer terug de
atria in kan. Zo zou er per slag meer bloed in het hart achterblijven en zou het hart veel minder efficiënt
functioneren. Het slagvolume en de ejectiefractie worden kleiner.
3. Het myocard van atria en ventrikels is gescheiden door een ring van bindweefsel. Welke functies heeft deze
bindweefselring?
Deze ring heet de annulus fibrose en is van bindweefsel wat geen prikkels geleid. Zo kunnen de prikkels die vanuit de
SA-knoop (sinusknoop) de atria doen contraheren niet overspringen op de ventrikels. De enige weg is via de AV-
knoop en de bundel van His in het septum.
4. Myocard § 10.3.1 en kader 10.1
a) Welke betekenis heeft het dat hartspiercellen functioneren als een syncytium?
Syncytium = samenwerkingsverband, in dit geval houd dit in dat tussen de hartcellen nexus-verbindingen liggen.
Ookwel tight-junction. Dit zijn kanaaltjes van cel naar cel waar ionen (K+ en Na+) van de ene cel naar de andere
kunnen stromen en zo zorgen voor een prikkeling/potenciaal. Dit het directe prikkeloverdracht.
b) Hoe kan fibrilleren ontstaan en wat is het gevolg ervan?
,Bij boezemfibrilleren ontstaan de elektrische prikkels niet op één plek maar op diverse plaatsen in de boezems
(ectopische prikkels). Dit zorgt voor veel kleine elektrische stroompjes.
Normaal laat de AV-knoop elke prikkel vanuit de boezems door naar de kamers. Bij een aanbod van veel prikkels lukt
dit niet. De AV-knoop laat bij boezemfibrilleren maar een deel van de prikkels door naar de kamers. Toch is meestal
het ritme van de kamers ook te snel. Tijdens boezemfibrilleren trekken de kamers snel en onregelmatig samen.
c) Leg uit dat een hartstilstand veroorzaakt kan worden door ventrikelfibrilleren.
Bij een normaal hartritme verspreidt de prikkel zich vanuit de rechterboezem naar de kamers. Bij ventrikelfibrilleren
bestaan er heel veel kleine elektrische stroompjes naast elkaar (ectopische prikkels). Dit verstoort het verloop van de
prikkel over de kamers. De kamer knijpt niet meer effectief samen. Het hart pompt geen bloed meer rond.
Prikkelvorming en -geleiding, ECG, ritmestoornissen §10.3.2, §10.3.3 en kader 10.1
5. Bestudeer figuur 10-8 en bijbehorende tekst. (§10.3.2)
a) Vergelijk het actiepotentiaalverloop van de hartspiervezels met dat van de skeletspiervezels.
Het actiepotentiaal van het Hart heeft 2 belangrijke kenmerken waarin hij zich onderscheid van die van de
skeletspiervezels. De eerste is dat hij langer duurt. De tweede is dat hij niet in alle hartspiervezels hetzelfde is (soms
loopt hij versneld en soms juist vertraagd).
b) Hoe komt het dat het hart niet in tetanische contractie kan raken?
Doordat de refractaire periode van het hart evenlang is als de contractie. Er kan pas een nieuwe prikkel komen nadat
de contractie (en de refractaire periode) afgelopen is.
c) Leg uit dat de duur van de refractaire periode van belang is voor een effectieve pompfunctie.
Deze lange duurt voorkomt dus dat er een tetanische contractie ontstaat wat voor het hart niet handig zou zijn, nadat
het bloed weggepompt is moet hij ontspannen zodat hij opnieuw kan vullen.
Naast het voorkomen van een tetanische contractie zorgt de lange refractaire periode er ook voor dat het hart niet te
snel op elkaar kan samentrekken. Dit zou het hart niet voldoende tijd geven om volledig te vullen tussendoor wat ten
koste gaat van de efficiëntie.
6. Bestudeer figuur 10-8 en bijbehorende tekst.
a) Welke functie heeft de sinusknoop?
Starten van een puls waardoor de atria samenknijpen.
b) Welke functies heeft de AV-knoop?
De puls vertragen zodat de atria genoeg tijd krijgen om te vullen met bloed. Daarnaast is het een latente pacemaker
wat betekend dat deze het starten van de puls overneemt als de sinusknoop het niet meer doet.
c) Wat is de functie van de bundel van His met zijn vertakkingen?
Deze zorgt voor een snelle impulsgeleiding naar de purkinjevezels. Die deze heel snel doorgeven aan het myocard.
Doordat dit zo snel gaat trekken alle vezels ongeveer tegelijk samen.
Daarnaast is de bundel van His ook een latente pacemaker.
d) Wat gebeurt er bij uitval van de sinusknoop met de hartfrequentie?
Dan neemt de AV-knoop het over. Dit is echter wel op een veel lagere frequentie: 30-40 bpm.
7. Beschrijf welke gebeurtenissen door de verschillende toppen in het ECG van figuur 10-8 worden weergegeven.
Waarvan is de hoogte van een top afhankelijk, en waarvan de breedte?
De hoogte van de top is afhankelijk van het ladingsverschil. Hoe groter dat verschil hoe hoger de top.
De breedte van de top is afhankelijk van de tijdsduur. Hoe langer het ladingsverschil aanhoud hoe breder de top.
8. Ritmestoornissen Kader 10.1
a) Wat wordt bedoeld met ectopische prikkelvorming?
Prikkels die niet vanuit de sinusknoop komen en zo het hartritme verstoren.
b) Wat gebeurt er bij paroxysmale tachycardie en welk gevaar ontstaat daarbij?
Tachycardie betreft een hoge slagfrequentie. Paroxysmale tachycardie wordt gekenmerkt door herhaalde aanvallen
van tachycardie die plotseling beginnen en vaak even plotseling weer stoppen. Het kan door verschillende
afwijkingen worden veroorzaakt. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat er zich twee elektrische geleidingsbanen
bevinden in de atrioventriculaire knoop, dit is de meest voorkomende oorzaak.
, De hartcyclus §10.3.4
9. Na het QRS-complex in het ECG vindt de ventrikelcontractie plaats. Beantwoord de volgende vragen m.b.v. fig.
10.13, 10.14 uit Burgerhout en bijbehordende tekst:
a) Geef aan waar dat in het drukverloop van de ventrikels te zien is.
Bij de druk van de ventrikels zie een een grote ‘bult’ in deze periode neemt de druk fors toe en erna ook weer af.
b) Welke 2 fasen zijn te onderscheiden tijdens de ventrikelcontractie?
Isovolumetrische contractiefase & Ejectiefase.
c) Geef voor beide fasen aan waardoor ze afgebakend worden.
Tijdens de isovolumetrische contractiefase zijn alle kleppen gesloten en bouwt de druk in het ventrikel op. (deze start
wanneer de AV-kleppen sluiten, dit kan je horen)
Tijdens de ejectiefase gaan de semilunaire kleppen open (AV-kleppen blijven gesloten) en stroomt het bloed de aorta
in.
d) Waardoor wordt de kleine drukstijging in de aorta veroorzaakt nadat de aortakleppen gesloten zijn?
Doordat het bloed terugzakt maar tegengehouden wordt door de kleppen. Omdat de druk in het ventrikel weer lager
wordt dan de druk in de aorta.
10. De rol van de atria
a) Welke functies hebben de atria?
Ontvangen van bloed uit de vena cava superior inferior en de 4 longvenen (vena pulmonalis), bloed doorpompen
naar de ventrikels.
b) Welke factoren zorgen voor vulling van de atria?
Bloeddruk in de venen. Lage druk in de atria.
11 Regeling van de hartactie §10.3.5 11. De hartfrequentie
a) Wat wordt bedoeld met de intrinsieke hartfrequentie?
Als je het hart uit het lichaam zou halen (isoleren) waardoor hij niet meer in contact staat met het zenuwstelsel zou
de hartfrequentie stijgen tot 100 tot 110 sl/min.
b) Waardoor is in rust de hartfrequentie lager dan deze intrinsieke frequentie?
Dit komt omdat hij normaalgesproken geremd wordt door het parasympatische zenuwstelsel via de Nervus Vagus en
de neurotransmitter acetylcholine.
c) Welke invloed hebben respectievelijk de neurotransmitters acetylcholine en noradrenaline op het diastolisch
depolarisatieproces en daarmee op de hart¬frequentie?
De neurotransmitter van de parasympaticus, acetylcholine, zorgt voor een vertraagde depolarisatie van de
pacemakercellen. Dit heet een negatief chronotroop effect.
De neurotransmitter van de orthosympaticus, noradrenaline, zorgt voor een versnelde depolarisatie van de
pacemakercellen. Dit heet een positief chronotroop effect.
12. Contractiliteit Bestudeer fig. 10.15 en de bijbehorende tekst.
a) Wat houdt het Frank-Starling effect in?
Het slagvolume hangt af van den contractiliteit van het hart. Hoe krachtiger de contractie hoe groter het slagvolume
(logisch). Autoregulatie door het myocard: de contractiekracht hangt af van de spiervezellengte, als deze zijn
uitgerekt doordat het hart verder is gevuld zal deze harder contraheren en zo een groter slagvolume produceren.
Een groter eind-diastolisch volume (EDV) zorgt voor een groter slagvolume.
b) Welke functionele betekenis heeft dit effect?
Het hart past zich aan aan de hoeveel bloed die weggepompt moet worden, dat is erg handig. Dit zorgt voor een zo
optimaal mogelijke ejectiefractie. Oftwel zo blijft er zo min mogelijk bloed in het hart over na contractie.
c) Welke extrinsieke factoren beïnvloeden de contractiekracht?
Factoren van buiten het hart: De orthosympaticus en parasympaticus via zowel het zenuwstelsel als het
hormoonstelsel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Yaravandenbrink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.76. You're not tied to anything after your purchase.