Deze samenvatting bevat alle stof van de hoorcollege's investeringsselectie VEMBEC21 (2023/2024). Mijn advies om goed te oefenen met de stof voor het tentamen. In het document staan belangrijke dingen in oranje tekst geschreven en gearceerd met geel. Heel veel succes met het tentamen ;)
Les 1 Investeringsmotieven
Kasstroom: Inkomsten (ontvangen) – uitgaven
Winst: Opbrengst – kosten
Inkomst: al het geld dat op je rekening binnenkomt in een bepaalde periode
Uitgave: wanneer geld je rekening verlaat binnen een bepaalde periode
Opbrengst: nakomen van je verplichting (product leveren)
Wanneer je niet met debiteuren werkt komt de inkomst later en in een winkel komt de
inkomst direct
Kosten: uitgeven om je product te maken (waardevermindering van activa)
Bijvoorbeeld een afschrijving (geen uitgave omdat het niet van je rekening afgaat)
Het verschil tussen winst en kasstroom = afschrijvingen (waardevermindering). Het zijn kosten, want
je bent de waarde wijkt, het zijn geen uitgaven. Bij winst mag het er worden afgehaald.
Contante waarde: waarde van een grootheid aan het begin van de looptijd
Eindwaarde: waarde van een grootheid aan het eind van de looptijd
Contante waarde is de waarde van een grootheid aan het begin van de looptijd (1000€ zet je
op een bankrekening tegen 10% rente). Na een jaar hebt je een eindwaarde (1100€).
Investeringsmotieven:
- Vervangingsinvestering: er verandert niets aan de productiecapaciteit. Je vervangt hierbij
een machine waarvan de economische levensduur voorbij is (bedrijfsmatig).
- Uitbereidingsinvesteringen: hiermee vergroot je de productiecapaciteit, bijvoorbeeld door
een extra machine te kopen (bedrijfsmatig).
- Kostenbesparende investeringen: productiecapaciteit wordt aangepast, waarbij je de
kostprijs omlaag wilt krijgen. Een nieuwe machine waarmee je evenveel producten maakt,
maar waarmee het wel goedkoper wordt. Of minder loonkosten/minder personeel
personeel vervangen door machines (bedrijfsmatig)
- Investeren in onderzoek: chemiemarkt, ontwikkelingen gaan erg snel dus blijven investeren
in onderzoek. Geld in onderzoek stoppen om nieuwe producten te ontwikkeling, anders loop
je eventueel achter en kan je marktaandelen kwijtraken.
- Investeren in milieubescherming en veiligheid: noodzakelijk of belangrijk. Investeringen die
er niet zo zeer gericht zijn om uit te bereiden, maar wel om te zorgen dat je productie minder
milieubelastend is.
,Terugverdienperiode: De periode tussen het moment van de investering en het tijdstip waarop dit
bedrag via de cashflows is terugverdiend.
Minder dan twee jaar (voorbeeld)
Voorbeeld: een onderneming kan in een project investeren voor
€1.000.000. Men verwacht de komende jaren de volgende cashflows te
genereren, zie figuur. De restwaarde is € 100.000 (zit in jaar 5).
Na 1 jaar is € 625.000 terugverdiend. Dit betekent dat in jaar 2 nog €
375.000 terugverdiend moet worden. De terugverdienperiode is 1 +
(375.000/500.000) = 1,75 jaar. Oftewel de investering is na 1 jaar en 9
maanden terugverdiend.
Ander rekenvoorbeeld (andere opdr) deel jaar 4: 3+ (200.000- 180.000)/
60.000= 3,333
Voordelen Nadelen
Eenvoudige berekening Geen rekening gehouden met factor tijd
Makkelijk te begrijpen Zegt niets over winstgevendheid
Gemiddeld Boekhoudkundig Rendement: De gemiddelde jaarlijkse winst van een
investeringsproject, uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld geïnvesteerd vermogen
- Jaarlijkse winst = kasstroom – afschrijvingen
- Winst laatste jaar = kasstroom – afschrijvingen – restwaarde
Gemiddeld rendement:
Waarbij
- TW: totale van de winsten
- I: Investering
- N= economische levensduur
- RW= Restwaarde (Restwaarde= geen winst)
Dus
Gemiddeld rendement: totale winst/ aantal jaren x 100%
investering + restwaarde / 2
GBR: totale winst / economische levensduur) / (investering + restwaarde) / 2) * 100%
Voordeel van boekhoudkundig tov terugverdientijd= houdt rekening met alle kasstromen
Voordelen Nadelen
Relatief eenvoudige rekening Geen rekening gehouden met factor tijd
Makkelijk te begrijpen
Geeft indicatie winstgevendheid
2
, Contante- en eindwaarde
- Contante waarde: (C) waarde van een grootheid aan het begin van de looptijd
- Eindwaard: (E) waarde van een grootheid aan het eind van de looptijd
- Interest: (I) vergoeding voor het lenen van kapitaal. Wordt aan het einde van de looptijd
uitgekeerd = I = E – C, wordt ook wel rente genoemd
- Interestpercentage (p): afgerond op 4 decimalen
- Looptijd (n)
E = (1+i)^n * C
C = E / (1+i)^n
Voorbeeld
Dhr. Pieterse zet op 1 januari 2009 € 1.000,- op een spaarrekening tegen 4% rente. Hoeveel staat er
op 1 januari 2017 op zijn spaarrekening?
- E = 1.000 x (1 + 0,04)^8 = € 1.368,57 (vb 100 x 1.05^3)
Dhr. Pieterse heeft 10 jaar geleden een bedrag op zijn spaarrekening gestort. De intrest bedroeg de
gehele looptijd 5%. Na 10 jaar staat er € 5.000 op zijn spaarrekening. Welk bedrag heeft hij 10 jaar
geleden gestort?
- C = 5.000/ (1 + 0,05)^10 = € 3.069,57 (vb 105/ 1.05^1)
Netto contante waarde: Iedere cashflow moet contant gemaakt worden naar het begin van de
looptijd van de investering, waarna de som van deze bedragen vergeleken kan worden met de initiële
investering. Bij de Netto Contante Waarde worden de netto-ontvangsten teruggerekend aan de hand
van de gemiddelde vermogenskosten.
Als deze netto contante waarde groter of gelijk is aan 0 voldoet de investering aan de minimale
investeringseis (winstgevend).
Vermogenskostenvoet: gemiddelde rendement% van de eigen vermogen verstrekker en vreemd
vermogen verstrekker.
Uitleg casio Deze kun je berekenen met de GR, je zet de kasstromen in de STAT lijst (let op dat je bij
de investering – neerzet), daarna bij calc – cashflow (vul I% en lijst 1 in) - NPV.
Voorbeeld
Vermogenskostenvoet 8%
Netto Contante Waarde =
€ 1.565.397 - € 1.000.000 = € 565.397,-
Totale bedrag wat je maximaal wil investeren -
investering (Je behaalt hier zeker je rendement van 8%,
zelfs nog meer)
Voordelen Nadelen
Geeft zeer goede indicatie van de Meer rekenwerk
winstgevendheid
Houd rekening met tijdsvoorkeur Lastiger te gebruiken als looptijd of inentiele
investering verschillend
Precieze rendement is niet bekend
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 1034684. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.39. You're not tied to anything after your purchase.