Word document van heel het handboek (kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie - 3de editie) samengevat + lesnotities.
Heel het boek gelezen en terwijl samengevat + naar elke les geweest en het belangrijkste genoteerd.
H1: kwalitatief onderzoek en criminologische theorie (minder op examen)
1. Wat is methodologie? En wat is sociaalwetenschappelijke methoden?
o Criminologie = multidisciplinair
o Systematisch werken
o Toetsbaar
o Transparant
Basis op de kunnen discussiëren en dus beargumenteren. Heeft vooral te maken met
je lezers. Je rapporteert, verhaalt voor een gemeenschap en die gemeenschap moet
weten hoe jij tot die vaststelling en conclusie bent gekomen.
o Waarnemingen doen (in de sociale realiteit -> omdat criminologie een sociale wetenschap is),
hoe je naar de realiteit kan kijken, niet persoonsgericht, maar vanuit een bepaalde methode
(= systematiek).
o Focus op criminologisch relevante fenomenen en gebeurtenissen
Onderzoeken = in de sociale realiteit aan empirisch waarnemen doen.
Kwantitatief: empirische waarnemingen (waarnemen in de realiteit) uitdrukken in cijfers en die cijfers
(statistisch) verwerken.
Kwalitatief: empirische waarnemingen en analyse en verhaal dat je schrijft druk je uit in taal, in woorden.
Toetsbaarheid en transparantie heeft veel te maken met of je alles duidelijk en systematisch hebt
gerapporteerd. Rapporteren doe je in taal en woorden.
Inleiding
Probleem: veel criminologen voegen momenteel zo weinig toe aan hun data dat het vakgebied aan
platheid en intellectuele betekenisloosheid ten onder dreigt te gaan -> redenen:
- beheersingscultuur
- a-theoretisch empirisme (Christie): weinig eigen autonoom
- dataverzameling
- beperking onderzoek
- verstehen = het handelen vanuit het actorperspectief leren begrijpen. Inzichtelijk maken van
betekenisgeving, leren begrijpen vanuit een emic perspectief (welke betekenis geeft. De actor zelf aan
zijn handelen?).
- sociale inbedding
- stammenstrijd: aanhangers kwalitatief onderzoek VS aanhangers kwantitatief onderzoek
- nieuwe vragen
Waarom er theorie in onze ‘gereedschapskist’ zit
Theorie = bepaalde manier van kijken naar de werkelijkheid waar je hypothesen uit kunt afleiden en
die je helpt om conclusies te kunnen trekken uit onderzoeksgegevens.
• Systematische en consistente redenering die volgt uit een generalisering en abstrahering van
onderzoeksgegevens, die een mogelijke verklaring aandraagt en die in zo veel mogelijk
toetsbare termen is gevat.
• Problemen verklaren
• Rol in proces van dataverzameling -> theoretische noties
Onderzoeksvraag bepaalt welke onderzoeksmethode er gehanteerd zal worden & het theoretisch kader.
Het gebruik van kwalitatieve methoden in de criminologie
Verstehende/interpretatieve benadering (Weber): kenmerkend voor kwalitatief onderzoek.
Directe observatie en directe interactie met betrokkenen: zo dicht mogelijk In de nabijheid van het
object van de studie komen en het deviante gedrag ook in een bredere context en constellatie van
handelende actoren normen verwachtingen en voorgeschreven regels te kunnen interpreteren.
Naar aanleiding van levensgeschiedenissen van een persoon of een groep wordt een tijdsbeeld
geschetst.
1
,Narratieve methode: rechtstheorie
Constructie van data: oog hebben voor de omstandigheden waaronder het materiaal is verzameld.
Transparantie en duiding van de onderzoeksmethoden In de data.
De postmoderne denkstroming had vooral tijdens de jaren ‘80 en ‘90 van de 20e eeuw een vrij sterke
invloed op onderzoek zowel In de mens als In de sociale wetenschappen. Het postmodernisme heeft
geen methode en stelt er eigenlijk ook geen voor.
-> de werkelijkheid is niet eenduidig te kennen
-> postmoderne onderzoeker heeft geen eigen methode, alleen een bepaalde attitude.
Criminologische epistemologie in een notendop
Etiologie: theorieën dat op de oorzaken van criminaliteit is gericht.
Sociale reactie: theorieën die pogen te verklaren welke functie de criminaliteitsbestrijding heeft en
welk bedoeld of onbedoeld effect heeft op de aard en omvang van de criminaliteit.
Verklaringsniveau:
Macro: probleem op maatschappelijk niveau te verklaren
Meso
Micro: probleem op het individu niveau te verklaren
Belangrijkste moederdisciplines van de criminologie:
Chronologische volgorde
(Rechts-) filosofie
Statistiek
Medische wetenschap
Biologie
Sociale psychologie
Sociologie klinische en ontwikkelingspsychologie
Culturele antropologie
Economie
-> hebben allemaal hun eigen manier van kijken en analyseren met zich meegebracht
-> mensbeeld: varieert (deterministisch – voluntaristisch)
-> positivistische ideaal van intersubjectiviteit staat centraal
Maatschappijbeeld:
Consensusmodel (Rousseau)
Conflictmodel (Marx)
Delictsvormen: vragen allemaal een andere verklaring
De Chicago School
Kwalitatief onderzoek: begin 20e eeuw door Park.
Eigenlijk al 1892 bij Chicago School van Park: eerste wissel onderzoekscentrum voor antropologie
en sociologie aan de Universiteit van Chicago -> stadsetnografie.
Participerende observatie
The City
Jaren ’50: subculture strainbenadering ontstaan uit Chicago School
o Zoeken van een verklaring voor delinquent gedrag van groepen jonge mannen die in
lage-inkomstenbuurten opgroeien.
o Delinquent Boys (Cohen): morele verontwaardiging van de burger over het ‘slechte’
gedrag van delinquente jongeren.
Labelling (begin jaren ’60)
Onderzoek naar diegenen die andere dergelijke etiketten opplakten.
Informele ‘sancties’ & reacties politie, justitie & rechterlijke macht.
-> Perspectief waarin criminaliteit wordt gezien als een specifieke vorm van afwijkend gedrag dat
(mede) het resultaat is van een proces van strafrechtelijke classificatie en categorisering.
2
,-> Vanaf het moment dat iemand het etiket ‘crimineel’ krijgt opgeplakt, wordt hij op een stereotype
manier bekeken en behandeld. Op den duur gaat hij zich ook in overeenstemming met dit etiket
gedragen.
Komt voort uit symbolisch interactionisme (Herbert & Mead): handelingen krijgen pas een betekenis
in de interactie tussen mensen. Onze identiteit ontlenen we dan ook mede aan het beeld dat anderen
van ons hebben.
-> significant others = diegenen wier beoordelingen voor ons het belangrijkste zijn.
Stigma (Goffman): als gevolg van stelselmatige stigmatisering raakt iemand zijn oorspronkelijke
identiteit kwijt en kan hij op den duur ook zichzelf Alleen nog maar clichébeelden zien: hij is alleen
nog de gek, de crimineel, de domoor of de engerd.
-> Spoiled identity: werkt criminogeen
-> mortification: afsterven van de ‘ik’
Secundaire deviantie (Lemert): gevolgen van stigmatisering en degradatie
-> door sociale uitsluiting en de daaraan verbonden hardnekkigheid van stigma's en stereotyperingen
kan regel overtredend gedrag gemakkelijk een structureel karakter krijgen.
Kritische criminologie
Eind jaren ’60: debat tussen symbolisch-interactionisten en structuralisten = Becker-Gouldner-
controverse -> begin kritische criminologie.
Becker: stem van ‘gelabelden’ onvoldoende gehoord + als onderzoeker kan je geen neutrale
positie innemen
Gouldner: structurele machtsrelaties miskent binnen labelling. Politieke betekenis van hun
handelen serieus nemen
Kritisch impliceert:
1. Handelings- of actieperspectief
2. Reflexieve benadering van de criminologie als wetenschapsgebied
3. Het ter discussie stellen van de heersende maatschappelijke ongelijkheid waar criminaliteit
uiteindelijk de resultante van is.
New criminology (Taylor, Walton & Young): alternatief voor conventionele (mainstream) criminology ->
volledig maatschappelijke deviantietheorie (structurele deviantietheorie)
Kritische analyses van social control en toezicht
Social control = maatschappelijke beheersing.
Sociale controle theorieën (Reckless & Hirschi): alle mechanismen worden er onder begrepen
waarmee de maatschappij of hetzelfde systeem in evenwicht wordt gehouden en waarmee
afwijkingen van het gangbare patroon worden gecorrigeerd.
Sociale controle (Lemert): sociale controle zorgt niet voor maatschappelijk evenwicht maar juist voor
afwijkend gedrag.
Passieve sociale controle: impliciet doorgegeven zeden en gewoonten
Actieve sociale controle: afdwingen van bepaald gedrag door instituties als het strafrecht, de
psychiatrie of het onderwijs.
6 verschillende soorten sociale controle (Cohen)
Cultureel criminologische perspectieven
Culturele criminologie: hedendaagse versie van kritische criminologie
Mondialisering, Global criminology
Glocalisation = lokale dimensie in het mondiale en de mondiale dimensie in het lokale.
Moral panics, Crimes of the powerful, Genderperspectief
Actor-Netwerk-Theorie (Latour): relaties en interacties worden onderzocht tussen mensen, objecten
en leefomgevingen.
3
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller leen1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $20.38. You're not tied to anything after your purchase.