Biodiversiteit = Variabiliteit tussen levende organismen van alle bronnen (aarde/water), en de
ecologische complexiteit waar ze deel van zijn. Bv diversiteit tussen soorten, binnen soorten en van
ecosystemen.
- Soorten rijkdom
- Diversiteit tussen soorten (genetische diversiteit)
- Aantal verschillende levensgemeenschappen in een regio
Community (gemeenschap) = een collectie van populaties van soorten die in dezelfde ruimte
voorkomen.
Ecosysteem = een levensgemeenschap (community) plus zijn abiotische omgeving.
Soorten rijkdom = Aantal soorten in een community
Hoe meet je de biodiversiteit?
- Eerst het aantal soorten (hoe meer soorten hoe meer diversiteit)
o Het aantal soorten wat je observeert hangt af van je sample effort
➔ Je kan stoppen met observeren wanneer er geen nieuwe soorten meer in
je sample komen, te zien als een afgevlakte curve.
- Als er bij bv appel meer soorten gevonden worden (8) dan bij peer (6), maar bij appel
komt het grootste deel van 1 soort (90%), dan kun je voor beide communities
beargumenteren dat de diversiteit groter is.
→ Diversiteit index: Simpsons diversiteits index:
- De kans dat twee individuen van dezelfde soort zijn
- Als de proportie van een individu van soort i, Pi is, dan is de kans dat het volgende
individu ook van soort i is Pi^2.
- In totaal:
- Hoe groter de diversiteit, hoe kleiner de kans dat ze van dezelfde soort zijn. Diversiteit
wordt vaak uitgedrukt als 1 – D, waar de D staat voor Simpsons index.
o Alleen als de populatie oneindig groot is
- Niet oneindige populatie:
, N = totale aantal individuen.
Met deze formule bereken je dat de peer een hogere diversiteit heeft.
- Shannon Wiener index voor soorten diversiteit: Gebaseerd op hoe moeilijk het zou zijn
om de soorten identiteit van het volgende individu in je sample te voorspellen. Hoe
moeilijker dit is (kleinere kans, zoals bij peer), hoe hoger de diversiteit:
Het totale aantal soorten zou je dan moeten weten, als je dat niet weet gebruik je de
Brillouin index:
Als N groot is zijn ze ongeveer gelijk dus gebruik dan de Shannon.
Wat bepaalt de soortenrijkdom in een gemeenschap:
1. Geografische omgeving
- Type omgeving: Water, aarde, vasteland, eiland etc.
- Gradiënten, over het algemeen komen er meer soorten voor richting de tropen en neemt
dit af met hoogte. (latitudinal and altitudinal → afstand en hoogte).
- Productiviteit van de omgeving:
Patronen:
Het probleem is hoe je productiviteit meet:
- Biomassa
- Regenval
- Energie flow in een systeem (zon..)
- Evatranspiratie
Sommige meten potentiële productiviteit (energie) en andere gerealiseerde productiviteit
(biomassa), die tweede kan beïnvloedt worden door de soorten in het systeem.
2. De stabiliteit en leeftijd van de omgeving
- Veel fysieke disturbance zorgt voor uitsterven van diersoorten → minder soorten.
- Oudere omgevingen hebben meer soorten
3. Grootte en positie van gebied (tov andere gebieden)
- Soortenrijkdom van een community (alfa richness) hangt af van het aantal soorten dat
aanwezig is regionaal (gamma richness).
, 3 habitats: grasland, bos, hedgerow
Elke heeft zijn eigen gemeenschap
Alfa diversiteit : bepalen door bemonsteren
Gamma diversiteit : aantal soorten in totaal
Beta diversiteit : aantal unieke soorten (komen in het ene gebied voor maar niet in het andere), voor
beide gebieden doen
Alfa diversiteit hangt af van gamma diversiteit.
Beschreven in eiland communities:
Op de verticale as staat de snelheid en op de horizontale as het aantal soorten aanwezig.
Linkercurve (colonization) → laat zien hoe de kolonisatie
van een eiland door soorten van het vasteland verloopt.
Als een eiland vlak bij het vasteland is zullen soorten
makkelijk naar het eiland toe kunnen dus zal de
kolonisatie snelheid hoger zijn dan wanneer het eiland
verder weg is.
Naarmate er meer soorten op het eiland aanwezig zijn is
de gemeenschap meer verzadigd en zal de snelheid van
kolonisatie weer afnemen.
Rechtercurve (extinction) → Geeft de uitsterfkans van een soort weer. Hoe kleiner een eiland hoe
kleiner een populatie kan zijn en hoe groter de kans dat een soort uitsterft. Hoe meer soorten
aanwezig hoe groter de uitsterf kans dus.
Assumptie = de soorten komen van het vasteland met een gefixeerde soorten pool (gamma soorten
rijkdom). Dit zorgt voor een limiet aan het aantal lokale soorten (alfa soorten rijkdom).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller corrinafleck. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.15. You're not tied to anything after your purchase.