100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Fundamentele Wijsbegeerte 23-24 $9.59   Add to cart

Summary

Samenvatting Fundamentele Wijsbegeerte 23-24

 35 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Volledige samenvatting van nota's gecombineerd met het boek en de powerpoint. Prof G. Claessens. 14/20

Preview 10 out of 110  pages

  • Yes
  • January 26, 2024
  • 110
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Les 1: fundamentele wijsbegeerte

Alle filosofie vertrekt uit de verwondering. De filosofie gaat namelijk altijd uit van het besef
dat de wereld niet is wat ze lijkt. Er is altijd een moment van ‘vervreemding’, waarin we
het gewone als vreemd gaan zien.




- Allegorie: op een andere manier zeggen

- Plato’s grot -> Plato laat Socrates een allegorie schetsen:

Wat vatbaar voor verwondering? Alles. Voor zover iets vanzelfsprekend is staat het boven alle
verwondering verheven. Al het vanzelfsprekend loopt risico dat het ooit door iemand als
verwonderlijk wordt ervaren.

Socrates: ‘beeld je een grot in met allemaal vastgeketende mensen die kijken naar een wand, al wat
ze zien zijn schaduwen die geprojecteerd worden op de muur. Een vuur en mensen achter deze wand
maken dit mogelijk.’ Plato: zullen we nu niet deze schaduwen als de enige werkelijkheid gaan
beschouwen?

Als je vraagt aan die mensen: ‘Wat is echt?'. 'Alles wat ik zie.’

Na een tijd wordt een gevangene met geweld (belangrijk) meegenomen. De gevangenen zitten al zo
lang vast dat ze niet eens beseffen dat ze gevangen zijn, dit is hun realiteit. Hij gaat naar buiten, ziet
de zon en moet met de ogen knipperen en wordt duizelig. Persoon X zegt: ‘dit is mijn werkelijkheid,
wat jij dacht zijn maar schaduwen.’ De gevangene gaat terug naar binnen en probeert zijn collega's te
overtuigen wat de echte realiteit is. En zeggen: ‘laat ons toch hier zitten, wij hebben het hier goed.’

iets dat vroeger een evidentie was, komt op losse schroeven terecht.

Plato denkt dat zijn collega’s hem zullen verdrijven met geweld

Wat zegt dit verhaal nu? De oorsprong is een losgemaakt worden is.

- filosofie vertrekt vanuit de verwondering. Bv de gevangene ziet opeens alles anders.



- Actief (geweld), verwondering = betekenis verdwijnt, ineens ziet u iets in een ander licht.

1. dramatisch, Passief
2. productief, Passief

,3. filosoof = theoretisch benaderen. Ik ga het zelfs cultiveren als een actieve houding. Ik hoef niet
wakker geschud te worden, ik ga dat zelf doen. Actief



wetenschapper zoekt niet verwondering maar zekerheid, dichter esthetische manier uitdrukken,
religie tot uiting in symbolen.

In de filosofie is de verwondering niet alleen het beginpunt, ze blijft ook de leidraad. Mensen
lachen met een filosoof, hij is een dromer, … Neen, hij is net wel op de wereld betrokken.

- bv. Sloveense filosoof Zietzec: 'The Real (realiteit) is niet wat wij realiteit noemen. Hij zegt dat
wij over de realiteit een eigen ordening aanbrengen, dat noemt hij de Symbolic. Als u
geboren wordt komt u niet in de realiteit terecht, u komt in een structuur waar alles al
geregeld is. SYMBOLIC.

Af en toe wordt deze orde doorbroken. The Real laat zich weer zien bij momenten van failure in de
Symbolic. De Symbolic is niet meer in staat om de realiteit te bedwingen.
Bv. Een intens verlies, alles komt goed: DAT STOPT! The Real komt terug.
Seksualiteit, alle gedragingen is symbolic, orgasme is The Real
Glimlachen is symbolic, schaterlachen is the Real



- Symbolic = tweede natuur
- Nietsche: de blik van het kind. ‘Mensen worden geboren en gedragen zich als kamelen
(lastdier) evolueert naar leeuwen (trots dier, brult, …) maar creëert nog niets. En dan het
kind (waarom???). Kinderen die op het strand aan het spelen zijn en zandkastelen bouwen,
ze bouwen eerst en maken het dan stuk (lego). Volwassenen houden lego bij. Het kind is in
eeuwige onschuld aan het bouwen met plezier telkens opnieuw, maar kan ook heel
makkelijk afstand doen aan die creatie, loslaten. Zo is die werkelijkheid ook een constructie
en uiteindelijk gaan alle constructies ten onder, wij hebben de neiging om alle zandkastelen
bij te houden, en we vergeten dat het een constructie is. Ze vragen ook altijd: waarom is dat
zo? Daarom



Filosofie en ideologie

Filosofie = wetenschap

- Argumentatie nodig (god bestaat niet, ja waarom niet?)
- Technisch vocabularium
-> nodig om een stelling te kunnen poneren

- 'Het is soms maar een stelling / theorie -> kwetsbaarheid !

Ideologie is het tegenovergestelde van filosofie

, - definitieve zekerheden

Verwondering blijft in het spel en de ruimte van kritiek ook kan je de vraag stellen: ‘is er dan
vooruitgang?’ Kan je zeggen dat filosofie verder staat dan 2 jaar geleden?

-> Ja en nee: we voelen aan dat sommige zaken zijn verworven (geen slaven, …) is een vooruitgang.
Maar de omgang met de natuur geen vooruitgang.



Historiciteit van de filosofie

Wat ik hier en nu betekenisvol vind, zal niet hetzelfde zijn als wat een Amazone-indiaan betekenisvol
vindt. Maar het is ook niet gezegd dat ikzelf dezelfde dingen over veertig jaar betekenisvol ga vinden
-> spatio-temporele context

- Alle filosofische systemen kunnen enkel begrepen worden via hun historische context.
Historisme -> de interpretatie van een theorie verandert. Ik heb extra aspect nodig:
- historisch subject: ik moet ook rekening houden met de historische context van degene die
interpreteert.
- Historisch object: historisch bepaald

-> geen objectieve juiste betekenis van iets: ‘er is geen de betekenis!’

- Alles wat ik nu belangrijk vind, zal Eugène niet even belangrijk vinden. Alles wat ze vroeger
belangrijk vonden (slaven,…) is nu niet meer belangrijk. En het is ook niet gegarandeerd dat
ik in de toekomst hetzelfde belangrijk ga vinden. Zeitgeist



Wereldbeeld: datgene dat je meeneemt in de interpretatie is een wereldbeeld.

- Wereldbeeld is ergens waar je inkomt, je kiest het niet zelf. (Geworpenheid)
- We zien momenten waar we hele grote verschuivingen zijn in wereldbeelden. (Oudheid,
middeleeuwen, …)
- Wereldbeeld is revolutionair, avant-garde




Oudheid: 6e eeuw v.C.

Van mythos naar logos

Wilhelm Nestle: boek ‘mythos to logos’. Hij geeft aan wat er gebeurt zodat de filosofie als westerse
wijsbegeerte is kunnen ontstaan.

,-> Hij zegt: 'De mensen verklaren de werkelijkheid aan de hand van verhalen. Mythen kan u niet
dateren, maar heeft een bepaalde kracht zodat die blijft werken tot in het heden, ze zorgt ervoor
verklaard en daarom is het zo het heden dat het is. De mythe van persephone: wordt geroofd door
Hades (god onderwereld) en sleept haar mee naar de onderwereld. De moeder is de god van de
landbouw en vruchtbaarheid, ze treurt haar dochter weg. Persephone komt terug maar heeft iets
gegeten, 6 granaatappelpit, per granaatappelpit moet ze elk jaar een maandje naar beneden (herfst,
zomer, winter, lente). -> niet kritisch

De mythische mens leeft dus in een universum waarin alles wordt voortgebracht door mysterieuze
goddelijke wilsbeschikkingen.

-> normatief: ze verklaart niet alleen waarom die dingen zijn wat ze zijn, ze verklaart ook waarom die
dingen zo moeten zijn

- cultuurschok (6e eeuw):

-> De Grieken gaan kolonies stichten (huidige Turkije), brengen handelscontacten mee. Ze raken
gewikkeld in gesprekken over andere zaken (religieuze dingen) -> CULTUURSCHOK!

- Contact met vreemde volkeren (antropomorfisme) en er komt kritiek op de mythe.

- Ze hadden kritiek en gingen dus alles opschrijven (mythes) en ze werden zo blootgesteld aan
de kritische blik. Een objectieve status.

- De mythos wordt dus stilaan vervangen door logos (uitleg). Men gaat nu op zoek naar
objectiviteit, voor iedereen hetzelfde en iets universeel: waar alles hetzelfde is. Mythes zijn
daar kwetsbaar voor. Het omhelzen van de logos is zonder meer het begin van de filosofie.

- Grieks wonder: mythos -> logos



(II)

Nestle zegt dat logos en mythos tegengesteld zijn = fout. Voorbeeld stamboom.

- mythos -> mytho-logie -> logos: er was al een eerste rationalisering.

- desacralisering van de natuur: de Goden verliezen hun plaats in de wereld + Olympos wordt
opgevat als symbool voor een ‘bovennatuurlijke’ plaats. De meeste godsdiensten ontstaan
als natuurgodsdienst, de primaire vorm is animisme (bezield zijn).

→ In de 6e eeuw zoekt de mens de verklaring van de wereld niet meer in de alomtegenwoordige
kracht van de Goden, maar in de universaliteit van de rede.

1. Fase 1 griekse godsdienst: animisme (zon aanbidden want god)

, 2. Fase 2: ontkoppeling: ik ga niet meer de zon als god zien, maar een god die antropomorf is.
Ontkoppeling: de god die eerst in de natuur zat en krijgt nu het natuurlijke als object. Goden
en natuur wordt 1.
3. Fase 3: verplaatsing op de Olympos gaan wonen buiten het zicht

-> natuurgodsdienst evolueert via het antropomorfisme naar een beeld van Goden die niet meer in
de natuur zitten. = desacralisering vd natuur.



- Grieken: amper kennis, andere volkeren richtten hun kennis op het praktische. Egyptenaren
-> meetkunde.

De Grieken doen dit anders: weten o.m.v het weten. Theoria, duidt op een afstand. Ik kijk op een
afstand en ik analyseer en de blik waarmee ik analyseer is de logos.

Als ik al die zaken bijeenbrengt -> griekse wonder



Natuurfilosofen: het ontstaan van een kosmologie

De eerste filosofen zijn natuurfilosofen, ze bestuderen de natuur als een organisme dat zichzelf in
stand houdt, en dat dus moet worden verklaard vanuit principes die zelf een onderdeel zijn van de
natuur. Er is geen behoefte meer aan externe factoren of bovennatuurlijke krachten. -> Natuur als
phusis (groeit). Ze kunnen de orde die in de natuur aanwezig is, op een rationele manier uitleggen.

Natuur blijft nu ontgoddelijkt achter en kan op zichzelf beschouwd gaan worden. En kan ook
verklaard worden aan principes die intern zijn. (Niet meer nadenken welke god heeft ruzie met welke
god, nee het groeit op z’n eige).

Natuurfilosofen: ontdekking dat ze de orde die in de natuur aanwezig is, op een rationele manier
kunnen uitleggen. De kosmos is dus zelf een rationeel geordende logos.

Wat ik in de natuur zie, het geheel is mooi -> kosmos. De realiteit is mooi (de werking, regelmaat van
de planeten). Die phusis is ook een kosmos. Waar is die schoonheid? Logos, parallel tussen logos (de
rationaliteit van de kosmos), de wetten die daar gelden, en de logos die mij als mens kenmerken ->
de logos van de mens is dezelfde logos als die van de kosmos en zo kan een kosmologie ontstaan.

Waarom vind ik de natuur zo mooi -> zelfde logos

Oer-stof: zij geloven dat er 1 principe is dat aan de grond ligt van de natuur, dat de kosmos bepaalt .
Water (alles is te herleiden tot water), lucht … = oer-stof = materialisme




Les 2 Fundamentele Wijsbegeerte:

,Les 2

- Realisme = denken dat de structuur van de werkelijkheid parallel is aan de structuur
van het denken. ‘Alles wat ik denk is ook de werkelijkheid.’ Het gelijke kent het
gelijke. Hoe zouden we de schoonheid van de natuur kunnen begrijpen en kunnen
zien, de logos is hetzelfde.

- Idealisme = weten niet of de structuur van het denken parallel is met de
werkelijkheid.

- Natuurfilosofen: ‘Er moet een 1e principe zijn waarop de rest is gebaseerd.’ = oerstof
(iets materieel) bv water, het onbepaalde (de tegenovergestelde), lucht. Archei



1.2 De natuurfilosofen: het ontstaan van de kosmologie

Heraclitus (6e eeuw v.C., Turkije): filosofie van het worden

-> aforisme: korte fragmentjes, moeilijk te begrijpen en te doorgronden.

Filosofie van het worden

- Alles vloeit, niets blijft. Permanente flux

worden = ontstaan, vergaan, verandering

‘Wat is de werkelijkheid?’ Heraclitus: "Dat is wat mijn zintuigen vaststellen.” De
zintuiglijke werkelijkheid suggereert verandering.

Alles verandert (ik word ouder, …), de natuur verandert, alles verandert, niets is
blijvend -> voor Heraclitus de essentie vd werkelijkheid. ‘Alles vloeit, niets blijft’:
permanente flux (rivier die stroomt), alles verandert. Je kan niet tweemaal in dezelfde
stroom afdalen. Het is door deze voortdurende verandering dat de kosmos kan
ontstaan




- Oorlog is de vader van alles

De eenheid der tegengestelde.

,Het is geen totale relativiteit: hij beweert dat er wel degelijk een logos is (wet, formule) die
eeuwig is en die permanent is: strijd der tegenstrijdige. ‘De schoonheid komt tot stand door
de tegengestelde betrekkingen’. Oorlog is vader van alles.

Tegengestelde houden met elkaar verband in 3 manieren:

1. Complementair (donker en licht, dik en dun)
2. Overgang (jong en oud, warm en koud, luid en zacht)
3. Elk ding in de werkelijkheid is relatief: (zout, water, vuur)


De strijd tussen de tegengestelde is constitutief, ze werken samen en brengen zo een
kosmos tot stand. ‘Oorlog is de vader van alle dingen’

Bv een boog: kan niet werken zonder spanning en het elastische.

- Conclusie:

De werkelijkheid is dus niet enkel voortdurend in beweging, ze is ook het resultaat van
voortdurende conflicten tussen tegengestelde. De kosmos is het resultaat van een steeds
verschuivend evenwicht tussen de bewegende krachten

Grieken denken dat de kosmos zonder begin en zonder einde, de kosmos is eeuwig. Een
archè (oerstof) is een bouwstof, geen begin.



Parmenides: (5e eeuw v.C, zuiden van Italië), Filosofie van het zijn

Hij is Heraclitus’ tegenpool

- Is of is niet?

-> vervelend: wat onderbreekt er? Onderwerp

3 opties:

Het is en onmogelijk dat het niet is
Het is niet en onmogelijk dat het is, kan ook niet. Als het niet bestaat, hoe kan ik er dan
over spreken?
Het is en het is niet, fout volgens Parmenides


Interpretatie van Owen en Russell

Alles waarover je kan spreken en denken ‘is’

-> Is het en is het niet?: kan niet

,-> is het niet en onmogelijk dat het is: eenhoorn, ‘je kan erover spreken, dus het moet op 1
of andere manier bestaan', hoe zou je er anders over kunnen spreken of denken?
Iets wat niet bestaat kan niet gesproken of gedacht worden.

‘Ik ben toch een man en niet een stoel?’


Conclusie van parmenides: ‘dat het is, en dat het onmogelijk is dat het niet is’


- zijnde:

Zijnde is niet ontstaan. Als we zo denken: eerst was er niets en dan is er zijnde. Kan niet!

-> zijnde is niet ontstaan en kan nooit vergaan.

Is het deelbaar? Er zijn geen graden in het zijn. U kan niet een beetje zijn.

Parmenides: 'Wat de zintuigen (verandering) suggereren is vals. Er is geen verandering en
geen verschillen’ Dus tegenstrijdig met Heraclitus.

Kan het bewegen? Nee anders zou het bewegen naar iets dat niet bestaat. Bewegen naar
een plaats waar nog niets was. ONBEWEEGLIJK

Is het begrensd? Is het af? Heeft het zijn grens bereikt? Ja, het is compleet, het heeft zijn
grens bereikt.

Volmaakt? Ja, als het niet volmaakt is zou er iets niet zijn

Bolvormig? Een bol is volmaakt

Zeno (volgelingen van Parmenides): marathon lopen, je moet in de helft van de helft… ->
fout: optelling = 1

-> 2 tradities

1. Pluralisten: meerdere archè, bv Epmedocles, Democritus

-> maken een kwalitatief onderscheid (water, lucht, wind, aarde)



2. Atomisten = atomen botsen toevallig, daaruit ontstaat alles (Democritus)

-> maken een kwantitatief onderscheid (gwn hoeveelheid atomen)

,1.3 Het ontstaan van de ethiek = samenlevingsverbanden worden op
losse schroeven gezet

- In die periode veel kritiek op de mythe (om de werkelijkheid te verklaren en te
beheersen) en de desacralisering zorgt ervoor dat men op een andere manier kijkt
naar de natuur en de traditionele samenlevingsverbanden. Men ziet dat sommige
zaken gewoon op afspraak berusten (conventies), omdat mythos hun zaak niet meer
kunnen vervullen.

spanning tussen physis en wet (afspraken)

Alles wat we met zekerheid wisten verschuift. Misschien was dit ook gewoon een afspraak.
-> Ethisch vacuüm. Ethiek = wat is het goede?




Het relativisme van de Sofisten 5e eeuw v.C.:

= rondtrekkende leraren die tegen betaling tegemoetkomen aan de behoefte aan vorming en
kennis, die bruikbaar is om het eigen handelen te legitimeren.

- Opvullers van dat vacuüm

- Sofisme = drogredenering. Sofisten zijn mensen die tegen betaling lesgeven aan
ambitieuze mannen. Ze worden door Socrates veroordeeld. Zij gaan lesgeven over
hoe je je stem moet hebben in het parlement, … ‘Wat u zegt doet er niet toe, maar
als het publiek denkt van amai goede spreker, is dat belangrijker’. Sofisten gaan zich
focussen op de monoloog, op het te overtuigen.

- Democratisch Athene: die Sofisten gaan inspelen op ambitieus jonge heren, die
invloed willen hebben op de democratie → monoloog, overtuigen

Geen kennis van de van de ultieme waarheid mogelijk: dingen zijn zoals ze mij
toeschijnen. Wat voor de ene warm is, is voor de andere koud.

- Alles is relatief: fout bij uitspraak -> u bedoelt bijna alles is relatief buiten de uitspraak
zelf

- Sofisten hebben het ook over ethische kwesties. Tegen het feit dat ik stemmen wil
krijgen enz. Misschien is er niet zoiets als rechtvaardigheid, misschien zijn juist en
fout op conventie beruste uitspraken.

- De rede evolueert tot rede-voering, een monoloog die bedoeld is om anderen mee
op sleeptouw te nemen.

, Socrates: ethisch intellectualisme: 4e eeuw v.C. (deugd = inzicht)

‘Er is wel zo iets als rechtvaardigheid, los van mijn en uw subjectief perspectief’, hij gelooft in
vaststaande definities.

- Sofisten = alles is relatief
- Vs. Sofisten, hij denkt dat alles een definitie heeft. Hij gaat in gesprek met die politici
en zegt: 'Hoe zit dat eigenlijk?’ → Hij wil aantonen dat er wel een def is van
rechtvaardigheid en dat die voor iedereen gelijk is.

- Hij gelooft dat rechtvaardig handelen als het voortvloeit uit inzicht. Deugd =
inzicht, wie wat rechtvaardig is handelt rechtvaardig. Als iemand niet rechtvaardig
handelt, weet die gewoon niet wat rechtvaardig is.
- Ironie: doen alsof hij het niet weet. ‘Jij bent toch een veelbelovende politicien, is dat
zo?’--> hij ambeteert mensen. En dwingt tot dialoog

→ rede wordt nu rede-nering

→ ‘Sofisten zijn manipulators, hun succes is gebaseerd op overtuigingskracht, niet op
kennis.

Apologie = zelfverdediging




Les 3: fundamentele wijsbegeerte


2. De filosofie wordt een systeem

systeembouwers (plato en aristoteles)




2.1 Plato (4e eeuw v.C): dubbele verticale beweging, zelfde als zijn leraar: Socrates

In de handen van Plato wordt de wijsbegeerte een systeem, waarin verschillende aspecten
van de werkelijkheid in één globale visie integreren.

- Plato is eigenlijk bijnaam

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LKumpen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.59. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.59  1x  sold
  • (0)
  Add to cart