Ecologie
16. Gemeenschappen - Parasitisme en mutualisme
INLEIDING
● symbiose = de sterke en langdurige associatie tussen organismen van verschillende
soorten
- 00 neutraal
- ++ mutualisme
- +0 commensalisme
- - - competitie
- -0 amensalisme
- +- predatie
- +- parasitisme
- +- parasitoidisme
● gastheer-parasiet associaties:
- gastheer = leefomgeving (habitat) & voedselbron voor parasiet
→ obligate relatie (voor de parasiet): kan zonder gastheer zich niet
voortplanten of overleven
- negatieve gevolgen voor de gastheer → parasitisme of parasitoidisme
- negatieve gevolgen w teniet gemaakt → commensalisme
- coëvolutie → positieve relaties tussen beiden → mutualisme
PARASIETEN: TERMINOLOGIE
● parasitisme = symbiose waarbij het ene organisme (gastheer) als voedselbron
fungeert ten voordele van een ander organisme (parasiet), zonder dat de
eerstgenoemde sterft
→ kan wel leiden tot problemen: groeireductie, steriliteit, secundaire sterfte door
infecties
● microparasieten: (virussen, bacteriën, protozoa)
- klein
- korte generatietijd
- snelle reproductie
- infecties kortstondig
- meestal zonder intermediaire gastheer
● macroparasieten: (platwormen, spoelwormen, luizen, vlooien, mijten, teken)
- groot
- lange generatietijd
- trage reproductie
- infectie langdurig
- zowel met als zonder intermediaire gastheer
,GASTHEER ALS TIJDELIJK HABITAT VOOR PARASIET
● ectoparasieten = leven op de huid of het pantser van dieren
● endoparasieten = leven onder de huid , in het spierweefsel of organen
● infectie kan plaatsvinden via de huid of via lichaamsopeningen
→ parasiet migreert naar infectiepunt via bloedvaten, luchtwegen of
spijsverteringstelsel
● directe transmissie: zonder intermediair organisme of vector
- via rechtstreek contact of dispersie via abiotisch medium
- meeste microparasieten
● indirecte transmissie: met intermediair organisme of vector
- bv: ziekte van Lyme via teken (vector)
- bv: malaria via Anopheles muggen (vector)
- bv: maretak via de faeces van vogels (vector)
- meeste macroparasieten
REACTIE GASTHEER EN IMPACT V/D PARASIET
● evolutief impact minimaliseren door:
- vermijden van parasieten (bv: vogels die luizen actief verwijderen)
- biochemisch (bv: parasiet geïsoleerd door inkapseling in cyste)
- immunologisch (bv: parasiet = antigen → immuunsysteem produceert
antilichamen)
● verdedigingsmechanismen hebben een kost → groei en reproductie dalen
BALANS TUSSEN GASTHEER EN PARASIET
● coëxistentie: parasiet is niet dodelijk want anders sterft habitat v/d parasiet en
parasiet zelf → zekere graad van wederzijdse tolerantie
● bv: myxomatose virus in konijnenpopulatie
- eerste epidemie: 97-99% dodelijk & tweede epidemie: 85-95%
- 2 mechanismen:
- overerving verworven immuniteit
- konijnen die geïnfecteerd waren met minder dodelijke viruslijn leefden
langer → competitief voordeel minder dodelijke viruslijn
IMPACT PARASIETEN OP GASTHEERPOPULATIES
● microparasieten: vereisen directe transmissie → gastheerpopulaties met:
- hoge densiteit
- langdurig infectiestadium dat niet leidt tot immuniteit op lange termijn
● macroparasieten: meestal indirecte transmissie → gastheerpopulaties met:
- lage densiteit
- effectief transmissiestadium
- kort levend in intermediair & lang levend in definitieve gastheer
, ● invaderen gastheerpopulaties niet evolutief aangepast → verspreiden onafhankelijk
van gastheer-populatiedensiteit → lokaal of regionaal uitroeien
● densiteit afhankelijke verspreiding: uitbraak parasiet wanneer densiteit van populatie
verhoogt
● mortaliteit selectief: enkel deel v/d gastheerpopulatie wordt geïnfecteerd
PARASITISME TOT MUTUALISME
● evolutieve resistentie → gastheer kan parasiet ook exploiteren → beiden overleving,
groei & reproductie verhogen → symbiotische mutualisme
- obligaat voor minstens 1 partner
- fysische coëxistentie: 2 organismen functioneren als 1 enkel individu
● niet-symbiotische mutualisme:
- geen fysische coëxistentie
- maar organismen hangen toch van elkaar af voor één of andere essentiële
functie (bv: verwerven van energie of nutriënten, bescherming, verdediging,..)
SYMBIOTISCH MUTUALISME: VERWERVING VAN NUTRIËNTEN
● bv: in verteringsstelsel: anaërobe bacteriën staan in voor afbraak van cellulose
● bv: bodembacteriën van genu Rhizobium
- fixeren atmosferische N2 die niet opgenomen kunnen worden door planten
- enkel opneembaar voor planten wanneer bacteriën worden aangetrokken
door wortelexudaten en wortelenzymen die uitgescheiden worden door
leguminosen (geproduceerd door klavers, erwten, bonen)
● bv: mycorrhizae = permanente en obligate mutualistische interactie tussen
plantenwortels en fungi
- uitwisseling van nutriënten en koolstof
- endomycorrhizae: mycelium dringt wortelcellen binnen
- ectomycorrhizae: mycelium ligt tussen wortelcellen in (soortspecifiek)
● korstmossen = mutualistische associatie tussen fungi en algen
SYMBIOTISCH MUTUALISME: VERDEDIGING
● bv: grassen met endofytische fungi in de bladeren
- fungi produceren bitter smakende alkaloïden
- plant beschermen tegen begrazing
- plant levert fotosynthaten
NIET-SYMBIOTISCH MUTUALISME
● de mutualisten leven volledig gescheiden
● meestal ontstaan uit prooi-predatie relaties of vorm van exploitatie
, ● bv: dieren die pollenkorrels of zaden verspreiden
- pollinatoren: meestal generalisten → niet gebonden aan 1 plantensoort
- planten: specialisten → specialiseren om soort aan te trekken (kleur, geur,...)
● facultatief mutualisme = mutualisme dat de fitness v/d betrokken soorten verhoogt,
maar niet essentieel is voor hun persistentie
● facilitatie = fenomeen waarbij 1 soort voordeel ondervindt van een andere
(bv: bomen vormen geschikte condities voor schaduwplanten)
BELANG VAN MUTUALISME VOOR GEMEENSCHAPSSTRUCTUUR
● obligaat symbiotisch mutualisme:
- toenemende abondantie van soort X veroorzaakt populatiegroei van soort Y
- wanneer soort X verdwijnt, verdwijnt soort Y
● niet-symbiotisch mutualisme of facultatief mutualisme
→ gedetailleerde demografische studies om gevolgen te kennen
18. Gemeenschappen - interacties met de mens
INLEIDING
● mens (heterotroof) exploiteert vele andere soorten
- bekomen van natuurlijke hulpbronnen: voedsel, energie, schuilplaatsen,
kleding,...
- interacties vaak onrechtstreeks:
→ via menselijke invloed op fysische omgeving
→ gevolg van verandering of destructie van habitat
- rechtstreekse interacties:
→ exploitatie
→ controle van natuurlijke populaties
DUURZAME EXPLOITATIE VAN NATUURLIJKE POPULATIES
● menselijke afhankelijkheid v/d natuur:
- 80% v/d visvangst is van natuurlijke populaties
- 90% v/d houtproductie is van natuurlijke populaties
→ overexploitatie → aandacht aan duurzame vangst/oogst
● Opbrengst (yield) = de hoeveelheid ‘resource’ die geoogst wordt per tijdseenheid
● Duurzame opbrengst (sustainable yield) = hoeveelheid per tijdseenheid die
voortdurend kan worden geoogst zonder dat de populatiegrootte vermindert
→ oogst-snelheid < productiviteit
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marenbergen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.