Met deze aantekeningen bij de hoorcolleges van Eeske van Roekel en mijn samenvatting van het boek (zie bundel) heb ik uiteindelijk dit vak afgerond met een 9,5! De meeste hoorcolleges zijn te vinden in dit document. Ook heb ik enkele plaatjes uit de sheets toegevoegd die de tekst verder kunnen verd...
Hoorcollege 4 (20-4)..................................................................................................................................... 10
Hoofdstuk 4........................................................................................................................................................10
Wat is gehechtheid en hoe ontwikkelt dit?......................................................................10
Wat is temperament?.......................................................................................................12
Wat is empathie?..............................................................................................................13
Wat is zelfregulate?..........................................................................................................14
Hoorcollege 5 (24-2)..................................................................................................................................... 14
Hoofdstuk 5........................................................................................................................................................14
Wat houdt de pre-operatonele fase 2-7 jaar) van Piaget in?.........................................14
Wat houdt de concreet operatonele fase 7-12 jaar) van Piaget in?..............................15
Wat is de sociaal-culturele theorie van Vygotsky?...........................................................15
Hoe ontwikkelen taal, Theory of Mind en executeve functes zich?...............................16
Hoorcollege 6 (1-5)....................................................................................................................................... 17
Hoofdstuk 6........................................................................................................................................................17
Eigenwaarde......................................................................................................................17
Pro-sociaal en agressief gedrag........................................................................................18
Speelgedrag geslachtsverschillen)...................................................................................19
De rol van leefijdsgenootjes............................................................................................19
Hoorcollege 12 (1-6)..................................................................................................................................... 31
Hoofdstuk 12......................................................................................................................................................31
Hoe ontwikkelt de persoonlijkheid van mensen op middelbare leefijd?........................31
Hoe verandert het levensthema van mensen op middelbare leefijd?............................33
Hoorcollege 13 (5-6)..................................................................................................................................... 34
Hoofdstuk 13 en 14............................................................................................................................................34
Cogniteve ontwikkeling: wijsheid en cogniteve achteruitgang......................................34
Socio-emotonele ontwikkeling: geluk en life events.......................................................35
Fysieke ontwikkeling: levensverwachtng, genetca, demente & Alzheimer...................36
Hoorcollege 1 (10-4)
Hoofdstuk 1
- Mensen stoppen niet met ontwikkelen na de kindertjd, en elke levensfase kenmerkt
zich weer door nieuwe uitdagingen -> we kijken dus naar de hele levensloop
o Vragen die centraal staan:
Hoe ontwikkelen we over de levensloop?
Waarom worden we wie we worden?
- Ontwikkelingspsychologie is multdisciplinair -> mensen uit verschillende disciplines
werken samen om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de ontwikkeling
o Er wordt bijv. gekeken naar het brein, de neurofysiologie en onze genetca
o Er wordt gekeken naar specifeke gebieden: emotes, cognite, sociaal gedrag
o Er wordt gekeken naar de omgeving: vrienden, familie nabij) + school/cultuur
- We kijken naar voorspelbare mijlpalen gedurende onze levensloop:
o Normateve ontwikkeling: wanneer ontwikkelt gemiddeld wat?
Wanneer is gedrag normaal en wanneer moet je je zorgen maken?
o Verloopt de ontwikkeling contnue taal) of discontnue in stapjes: lopen)
o Bestaan er kritsche periodes om een bepaalde vaardigheid te ontwikkelen?
Hechtngsgedrag bij ganzen ontstaat in een kritsche periode -> Lorenz
- Ook kijken we naar normateve normale) en niet-normateve abnormale) transites:
ervaringen in je leven -> kinderen krijgen normatef), kind verliezen niet-normatef)
o Normatef: overgang naar de middelbare school, kinderen krijgen, pensioen
o Niet-normatef: scheiding, het verliezen van je kind of je baan -> grote impact
Of een bepaalde ervaring normatef is of niet, hangt af van de tjd en
de cultuur waarin je geboren wordt vroeger ging je niet naar school)
, De adolescente als fase van opstandigheid, experimenteren en
uitvinden wie je bent bestond vroeger niet, want toen ging je al
heel jong werken -> nu hebben we leerplicht en adolescente
Bepaalde ontwikkelingsfases zijn dus afankelijk van de cohort
waarin je leef = mensen van dezelfde generate millenials)
o Millenials onze generate) hebben vaak last van een
quarter life crisis: rond 25-35 jaar een crisis waarbij je
twijfelt over de toekomst + belangrijke beslissingen
Dit komt waarschijnlijk omdat we nu heel veel
keuzes hebben we hebben vrije opvoedingen)
en omdat de sociale media een grote rol spelen
- Ook wordt er veel gefocust op individuele verschillen -> waar komen deze vandaan?
o Waarom leert het ene kind sneller praten/lopen dan een ander kind?
o Mensen verschillen in de mate waarop positeve of negateve ervaringen een
impact hebben op hun ontwikkeling en hun verdere leven
Beschermende factoren: intelligente, veilige omgeving, goede vriend
Risicofactoren: moeilijk karakter, mishandeling, scheiding, drugs
o Belangrijk ander debat: zijn onze verschillen aangeboren of aangeleerd?
Nature: Charles Darwin: evolutetheorie -> overerving van genen
Bevinding: expressie van basisemotes is aangeboren -> zowel
baby’s als andere dieren als blinden kunnen dit doen
Er wordt onderzoek gedaan naar tweelingen en adopte
Nurture: Watson en Skinner: behaviorisme operante conditonering)
Traditoneel) behaviorisme: concreet gedrag wordt
onderzocht -> emotes en gedachtes worden weggelaten
o Bevinding: gedragingen emotes) van jonge) kinderen
kunnen geconditoneerd worden Litle Albert)
Cognitef) behaviorisme: we leren door observeren Bandura)
Nu weten we dat het genuanceerder ligt: beide zijn belangrijk
Je genen hebben een indirect efect op je omgeving
o Passief: aangeboren eigenschappen van je ouders erven
over naar jou en creëren een bepaalde omgeving
o Evocatef: aangeboren eigenschappen van het kind
lokken reactes uit in de omgeving geslacht: speelgoed)
o Actef: door aangeboren eigenschappen ‘kiezen’ we een
bepaalde omgeving die past bij onze eigenschappen
Er kan ook een interacte zijn tussen nature en nurture
o Person-environment ft: afstemming van de omgeving
op de aangeboren kenmerken en talenten van het kind
Epi-genetca: de mate waarin genen tot uitng komen
genexpressie) kan veranderd worden door de omgeving
- Het ecologische model van Bronfenbrenner: hoe ontwikkelt een kind zich binnen het
bredere systeem van de omgeving en hoe interacteert het kind met de omgeving?
o In zijn model is het kind het centrum alles wat het kind zelf heef:
aangeboren eigenschappen) -> micro-systeem directe omgeving van het
kind: het gezin, de klas) -> meso-systeem de interactes die plaatsvinden
, tussen verschillende systemen in het micro-systeem) -> exo-systeem de
buurt waarin je woont, de bredere familie waarin je opgroeit, de school) ->
het macro-systeem de cultuur waarin je leef en de politek/religie in je land)
- Uitdagingen in het onderzoek: de deelnemersgroep verschillen in vaardigheden ->
jonge baby’s kunnen nog niet praten -> moeilijk + sommige groepen zijn kwetsbaar)
de invloeden van genen en de omgeving zijn vaak moeilijk uit elkaar te houden en
vaak spelen ze allebei een belangrijke rol) + in hoeverre heef leefijd een efect?
- Cross-sectoneel onderzoek: mensen worden op 1 moment in de tjd ondervraagd
- Longitudinaal onderzoek: mensen worden meerdere keren ondervraagd over tjd
Hoorcollege 2 (13-4)
Hoofdstuk 2
- Prenatale ontwikkeling is de basis voor verdere ontwikkeling en in deze periode vindt
de snelste groei van lichaam en brein plaats + er zijn enkele bedreigingen
- Bevruchtng vindt vaak plaats rond de ovulate en = de samensmeltng van 1 eicel en
1 zaadcel -> de buitenste laag van de eicel zona pellucida) wordt daarna harder ->
andere zaadcellen worden geblokkeerd er is dus maar 1 zaadcel de ‘winnaar’)
o Een geslachtscel eicel of zaadcel) is haploïd: 23 chromosomen
Een zygote bevruchte eicel) is diploïd: 46 chromosomen
o 1-eiige monozygote) tweeling: 1 eicel en 1 zaadcel -> splitsing van de zygote
tjden celdeling in de 1e dagen na de bevruchtng -> zelfde genen/geslacht
Siamese tweeling: 1-eiige tweeling die deels met elkaar vergroeid is
Dit kan op meerdere plekken gebeuren + scheiding = mogelijk
2-eiige dizygote) tweeling: 2 eicellen en 2 zaadcellen -> soms
hetzelfde geslacht, maar soms ook van het andere geslacht 50%)
- We hebben 22 autosomale chromosomenparen + 23e chromosomenpaar =
geslachtschromosoom jongetjes: X mama, Y papa en meisjes: X mama, X papa)
o Y is sneller -> meer jongens verwekt -> maar Y is ook kwetsbaarder -> grotere
kans op een miskraam bij een jongetje door problemen in een vroege fase
o Er zijn verschillende soorten chromosomale afwijkingen:
XXY: Klinefelter syndroom -> komt voor bij mannen: lange
lichaamslengte, lange armen/benen, laag testosterongehalte +
vruchtbaarheidsproblemen + lager IQ bij XXXY of zelfs XXXXY
X: Turner syndroom -> komt voor bij vrouwen: korte lichaamslengte,
korte armen/benen, laag oestrogeenniveau + onvruchtbaarheid of
vruchtbaarheidsproblemen + normaal IQ
Trisomie 3 vormen) van het 21e chromosoom -> Downsyndroom
Verstandelijke beperking IQ tussen 35-70), typische
gezichtskenmerken, korte lichaamslengte, kortere
levensverwachtng 50-60 jaar) + meer kans op Alzheimer
o Deze chromosomale afwijkingen kunnen prenataal worden vastgesteld:
Combinatetest 11-14 weken): bloedonderzoek + nek-plooimetng
dikkere ruimte achter het nekje = een indicate voor Downsyndroom)
Niet Invasieve Prenatale Test vanaf 11 weken): bloedonderzoek
o Het risico op chromosomale afwijkingen stjgt met de leefijd van de moeder
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller femkevanleth. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.