Fritz Kern ............................................................................................................................................... 55
De crisis van de res publica christiana ................................................................................................... 57
1
, a) Luther en Calvijn ........................................................................................................................ 58
b) Jean Bodin: wet als bevel van de soeverein .............................................................................. 62
Thomas Hobbes – The Leviathan .......................................................................................................... 63
Het sociaal contract van John Locke ...................................................................................................... 74
Tolerantie: Locke en Voltaire ................................................................................................................. 79
a) Tolerantie vóór John Locke: Erasmus (16de eeuw) ................................................................... 80
b) Tolerantie door John Locke ........................................................................................................ 80
c) Tolerantie door Voltaire ............................................................................................................. 83
Déclaration des droits de l'homme et du citoyen van 1789 ................................................................ 119
a) De Franse revolutie.................................................................................................................. 119
b) Déclaration des droits de l’homme et du citoyen ................................................................... 120
Codificatiefilosofie van Portalis ........................................................................................................... 128
De toestand van de arbeidersklasse in Engeland ................................................................................ 129
a) Clara Wichman ........................................................................................................................ 131
b) Michel Foucault ....................................................................................................................... 131
Recht en rechtvaardigheid................................................................................................................... 134
a) Kelsen ...................................................................................................................................... 135
b) Gustaaf Radebruch .................................................................................................................. 140
Grenzen van tolerantie: de weerbare democratie .............................................................................. 153
2
,Inleiding
Voor het vak wordt een historische methode gebruikt. De filosofie is een discipline die niet veroudert.
In de fysica kan je duidelijk zeggen dat bepaalde theorieën uit de mechanica op dit moment niet meer
gelden maar historisch dacht men dat dat de betekenis was om de werkelijkheid te verklaren. In de
filosofie is dat anders, er zijn veel problemen die eeuwenoud zijn maar toch interessant zijn om te
bestuderen. Ideeën van filosofen zijn niet meer verouderd, ze zijn wel gerelateerd aan de theorie van
de tijd die dan is ontstaan, maar je kan ze nu nog altijd bespreken. Het is een reflectie over wat de
werkelijkheid is en een cognitief apparaat om de werkelijkheid verwerken. De historische opeenvolging
van theorieën en filosofieën is gerelateerd aan dat tijdgebrek waar die ideeën zijn ontstaan en de
politieke verhoudingen.
De meeste moraalfilosofieën en rechtsfilosofieën zijn niet zomaar ontstaan, meestal zijn ze
voorgekomen uit discussies over maatschappelijke problemen en reacties op eerdere filosofische
opvattingen. Niet alleen in de rechtsfilosofie, maar in de filosofie in het algemeen wordt er voortdurend
gereageerd op eerdere theorievorming, ofwel door die eerdere theorievorming te bekritiseren, ofwel
er naar terug te grijpen en er op voort te bouwen. Dat heeft voor gevolg dat de ideeëngeschiedenis
een belangrijke rol speelt in de rechtsfilosofie.
De historische opeenvolging van theorieën en van filosofieën ontstaat dus niet in het luchtledige. Veel
theorieën zijn ontstaan uit concrete maatschappelijke vraagstukken, of ten gevolge van bepaalde
politieke of maatschappelijke ontwikkelingen, die met twisten gepaard gingen, met maatschappelijke
spanningen. Bijvoorbeeld: de problematiek over de verhouding van godsdienst en politiek, of over de
vraag hoe men een einde kan maken aan de godsdienstoorlogen en een stabiele staatsordening kan
invoeren. Soms worden die politiek debatten om hun beurt weer beïnvloed door allerlei
rechtsfilosofische opvattingen, denk bv. aan: de totstandkoming tijdens de Franse Revolutie van de
eerste geschreven grondwet op het Europese continent en de daarmee gepaard gaan Verklaring van
de Rechten van de Mens en de burger. Als je de totstandkoming daarvan bestudeerd en je gaat afvragen
wat nu de filosofische grondslagen zijn van die Franse Constitution die vanaf 1789 tot 1791 hun
totstandkomingsproces gevonden hebben? Dan zie je dat daar ideeën in terecht gekomen zijn van grote
recht- en politieke filosofen zoals Montesquieu, of John Locke, Jean-Jacques Rousseau en zelfs Cesare
Beccaria.
In de middeleeuwen staat de verhouding van het recht tot de godsdienst centraal. In de christelijke
middeleeuwen gaat het er voortdurend over omdat recht in dat kader geen afzonderlijke discipline is
die los gedacht kan worden van de moraal en de godsdienst. Wanneer men de rechtsfilosofie van John
Locke bestudeert bespreekt hij een aantal problemen die gerelateerd zijn aan de monarchie in zijn tijd
3
, in Engeland en de manier waarop het volk en de adel in opstand zijn gekomen tegen de absolutistische
ontwikkelingen van die monarchie. Enkele voorgangers van John Locke, stelt het absolutisme van zijn
tijd niet in vraag omdat hij met andere problemen geconfronteerd werd: de godsdiensttwist en de
burgeroorlog.
Bij Jean Jacques Rousseau zitten ideeën in zijn theorie die gangbaar waren in de periode van de
verlichting in Frankrijk. De beweging van de verlichting, waar de mens moet emanciperen en van de
autoriteit moest loskomen, kom neer op het verlaten van een toestand waar je zelf aan onschuldig
bent.
Reflectie over rechtsfilosofische vraagstukken → wat is een politieke ordening en hoe kan het volk
vertegenwoordigt worden door de mensen die die politieke ordening vertolken.
Montesquieu is de vader over het denken van de trias politica , elk heeft een eigen bevoegdheid
waarbij de ene de andere zijn bevoegdheid niet mag beïnvloeden.
In de Franse grondwet staat dat de wet een uitdrukking is van de algemene wil. Dit een zinsnede die
komt uit de rechtsfilosofie van Jean Jacques Rousseau.
In het strafrecht van west Europese landen komt er een bepaald beginsel voor: nulla poena sine lege
(= geen straf zonder wet). Datgene wat strafbaar gesteld wordt moet in de wet vaststaan voordat
iemand wordt gestraft voor een bepaalde daad, anders zou je hem met terugwerkende kracht strafbaar
stellen en dat is een hoofdzonde in het strafrecht. Dit zijn fundamentele beginselen in ons recht waar
door filosofen is over nagedacht.
Het is filosofie, het is niet abstract want de filosofieën hebben ideeën en debatten voortgebracht die
neergedaald zijn tot in onze Europese rechtssystemen en die ook vorm hebben gekregen. Het is een
metajuridische discipline: rechtsfilosofische vragen zijn geen intern juridische vragen. Een Juridische
vraag is bijvoorbeeld: ‘Wanneer heb je in ons recht te maken met een onrechtmatige daad?’ Een
filosofische vraag is: ‘Wat kunnen we rechtvaardigen als een straf en wie mag er straffen?’ In
rechtssystemen mag enkel en alleen de overheid straffen in naam van het recht, het slachtoffer heeft
slechts een stem in het strafprocesrecht voor zover het getuigenissen kan afleggen van de daad maar
traditioneel was het slachtoffer uitgesloten in het strafrecht.
Filosofen die denken dat de straf vooral moet afschrikken, noemen we utilitaristen. Omdat het
nutsbeginsel utility centraal stellen, bv. Jeremy Bentham, of John Stuart Mill.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller RECHTENVUB1234. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $20.12. You're not tied to anything after your purchase.