Uitgebreide samenvatting van het vak systeemfysiologie, onderdeel de nier. De samenvatting bevat 49 pagina's. Punt behaald met deze samenvatting: 14/20.
Systeemfysiologie
Nier
Vooraf: Fysiologie van lichaamsvloeistoffen
Nieren zijn underrated, weinig aandacht aan besteed, nochtans problemen met nieren heeft
ingrijpende gevolgen
Nieren regelen, bewaken en bepalen de samenstelling van lichaamsvloeistof (extrac). Tussen 50-60%
van ons lichaamsgewicht is H2O.
Compartimenten:
Extracellulair volume (40%)
o Plasma volume (PV)(circulerend in de bloedvaten)
o Interstitieel vocht (ISV, het eigenlijk milieu van de niet-bloed cellen, deze vl zit in
onze weefsels geintegreerd)
o Transcellulair vocht (samenstelling bepaald door epitheelcellen)
Intracellulair volume (60%)
Intra en extracellulaire vloeistof staan met elkaar in contact via transporter in het celmembraan =>
veranderingen in extrac vl heeft ook invloed op de intrac vl
Lichaamsvloeistoffen
Grootordes/verhoudingen kennen van ionen, proteinen
Belangrijkste ionenpaar = Na en Cl
Cl is een anion => conc binnen en buiten verschilt erg (zie foto slide)
Functie nier bep door hoeveelheid NaCl in extracel vloeistof => NaCl = osmoliet in extracell
vloeistof
Osmolariteit = belangrijke eig van lichaamsvloeistof, in normale omstandigheden osmolariteit intra
en extra gelijk
Verschillen in osmolariteit blijven niet lang bestaan, celmembraan is permeabel aan water =>
verschillende osm tussen intra en extra: onmiddellijk aangepast door watertransport
Drijvende kracht transport vloeistof tuss versch compartimenten: bv vanuit bloedplasma
naar interstitiele ruimte => capillair interstit: wand van capillaire endotheel = barriere tss
bloed en vloeistof in interstit ruimte
Enkele begrippen:
Bloeddruk: duwt bloed naar interstitiele ruimte
Osmotische druk => transport over celmembraan w bep door osm druk
Neuronen in CZS: lage capaciteit voor celvolume regulatie: gevoelig aan
volumeveranderingen: als de osm dus verandert, bv als je een extreem zoute vloeistof drinkt:
dat gaat de osmolariteit van lichaamsvloeistoffen veranderen => osm stijgen => gaat
gevolgen hebben voor cellen, afwijkingen hebben dus sterke gevolgen
Osmotische druk - oncotische druk
Molariteit: aantal opgeloste deeltjes per liter
Molaliteit: aantal opgeloste deeltjes per kg. Molaliteit is temperatuursonafh dus wordt meestal
gebruikt om osmolariteit samen te vatten.
Toniciteit: effect op celvolume (iso-, hypo- of hypertoon)
,Osmotische druk: drijvende kracht voor watertransport als gevolg van een verschil in aantal
opgeloste deeltjes (Wet van Van ‘t Hoff).
Effectieve osmolen: deeltjes waarvoor membraantransport gelimiteerd is. Kunnen niet vrij over PM
bewegen (water zal bewegen) osmotische druk
Ineffectieve osmolen: deeltje dat vrij doorheen de plasmamembraan beweegt (bvb ureum)(heeft
geen effect op watertransport).
Osmotische druk:
Oncotische druk: osmotische druk tgv grote grote proteïnen wijkt af van Van’t Hoff’s voorspelling.
Ontstaat doordat prot niet door capillairen of door plasmamembraan kunnen bewegen
aanzuigeffect van water (veel prot zal veel water aantrekken).
Relatief klein ivgm osmotische druk maar fysiologisch wel belangrijk. (fysiologische
omstandigheden)
Grote proteinen = macroproteinen en globulines in het bloed
Soortelijk gewicht: totale gewicht van een oplossing/zelfde volume gedestilleerd water. Afh van
hvlheid opgeloste deeltjes (samenstelling vloeistof). Voor normale urine: 1,008-1,010
Transport van vloeistof tussen compartimenten: interstitiële vloeistof vs
plasma
Filtratie van bloed doorheen capillaire wand in glomerulus (filtratie-eenheid nier), vloeistof vanuit
bloedvat geperst in niertubulus. In haarvaten is vloeistoftransport mogelijk over de capillaire wand
bepaald door bloeddruk en oncotische druk capillaire wand vrij doorlaatbaar weinig verschil
in osmotische druk capillaire wand is weinig doorlaatbaar voor grote grote proteïnes.
In capillaire vloeistof zitten veel prot en in interstitieel weinig prot. In bloedvat hoge hydrostatisch
druk, interstitieel een lage hydrostatische druk (kan zelfs negatief zijn en dus water aanzuigen).
Hydrostatische druk
afh van arteriële druk, veneuze druk en pre- en post- capillaire weerstand
vloeistof vanuit capillair naar interstitieel
Oncotische druk
vloeistof vanuit interstitieel naar capillair
bepaald door aanwezigheid van proteinen => meer proteinen in bloed dus is groter in het
bloed
Starling krachten = hydrostatische druk & oncotische druk
Twee grote krachten die vloeistoftransport bepalen over capillaire wand
De twee krachten werken elkaar tegen
Hangt af van samenstelling van de vloeistoffen
Twee drukverschillen kunnen variëren over de lengte van het capillair verschil in drijvende
kracht voor transport van vloeistoffen filtration rate
,Kf: capillaire filtratie coëfficiënt
(Pc-Pi): hydrostatische drukverschil
(πc – πi): oncotisch drukverschil
𝜎: reflectiecoëfficiënt, doorlaatbaarheid van capillaire wand voor grote proteïnes
𝜎 = 0: prot kunnen vrij doorheen wand bewegen, bv longen oncotische drukverschil speelt
dus mindere rol
𝜎 = 1: capillairen in nieren zijn weinig doorlaatbaar voor prot dus oncotische drukverschil!!
(↔ hydrostatische drukverschil).
Hoe meer doorlaatbaar de wand van bloedvat is => hoe kleiner de oncotische druk
Structuur en functie van de nieren
Functionele anatomie van de nier
Het nefron is de functionele kern van de nier
Verbonden met urineblaas
Grote bloedvaten (sterke doorbloeding, 25% van cardiale output dr nier, 1,25L/min)
Complex bloedvatstelsel waarbij rode bloedvaten in contact komen met
gespecialiseerde structuren die de functionele kern van nier vormen
Bloed filteren in glomerulaire haarvaatjes pro-urine in niertubulus
Haarvaatjes (overgang tussen arterieel en veneus bloed) omgeven door kapsel van
Bowman, bij filtreren van bloed zal dat terecht komen in niertubulus = pro-urine
Filtering gebeurt in nefronen => er zijn miljoenen nefronen in de nier
Glomerulus = groepje capillairen omgeven door het kapsel van Bowman. Plaats waar bloed
gefilterd wordt over capillaire wand en vloeistof terecht komt in niertubulus. Functionele
kern van functie van nier
Verschillende segmenten van de nier:
Cortex (schors)
Buitenste mergzone (outer medulla)
Binnenste mergzone (inner medulla)
Nefronen worden ingedeeld naargelang de positie van het Bowman kapsel:
Corticaal nefron (oppervlakkige nefronen) => nefronen liggen vooral in de
cortex
Juxtamedullair nefron
2 types zijn verschillend
Verschillende segmenten van het nefron:
Nierlichaampje (lichaampje van Malpighi)
Proximale tubulus
Lis van Henle
Distale tubulus
Verzamelbuis
Elk nefron segment is opgebouwd uit epitheelcellen met een specifieke
transportfunctie.
, In nier veel verschillende nefronen, en er zijn twee nieren dus veel reservefunctie. Er kan veel
nierweefsel verloren gaan (80%) voordat dit effect heeft op de functie van de nier. Pas in laat
stadium van nierziekte ontdekking dat er iets mis is. 1 miljoen nefronen per nier.
Elk nefron segment is opgebouwd uit epitheelcellen met een specifieke transportfunctie.
Het renaal bloedvatstelsel
Renale arterie (afferente arteriol) voert bloed aan en dit splitst op in kleine bloedvaten
Arteria Interlobaris
Arteria Arcuata
Corticale radiale arterie
Afferente arteriolen
Die vormen uiteindelijk de glomerulaire capillairen (filtratie, functioneel !-ste capillair).
Hier wordt het bloed effectief gefilterd: zitten in kapsel van bowman
Verbonden met efferente arteriolen
Peritubulaire capillairen bij oppervlakkige nefronen
Vasa recta bij juxtamedullaire nefronen
o O2 en “voeding” epitheel cellen
o Afvoer uit interstitium
Bloed wordt verder uit de nier afgevoerd via de venen
Corticale radiale vene
Vene Arcuata
Vene Interlobaris
Vena renalis
Het lichaampje van Malpighi (nierlichaampje)
Plaats van filtratie = lichaampje van Malpighi = glomerulus
Kapsel gevormd rond netwerk van bloedvaten: dit geheel van bloedvaten en kapsel =
glomerulus
10 = glomerulaire capillairen: cap van waaruit bloed gefilterd wordt
Vl die doorheen filtratie barriere geduwd w => bloed vanuit glom cap in bowmann ruimte (4)
gevoerd
Urinaire ruimte = bowman’s ruimte: gefiltreerd vanuit bloed naar bowman space: van daaruit
vl afgevoerd naar proximale tubulus = B = begin van de niertubulus
Pariëtale laag (2): bestaat uit gladde spiercellen die de buitenwand bedekken
Viscerale laag (3)
Basale membraan (1) : maakt scheiding tussen capillaire
endotheelcellen en podocyten (3b) (gespecialiseerde
endotheelcellen)
Verschillende celtypes die het kapsel van bowman maken:
Mesangiale cellen: tussen de capillairen en ! voor functie van
endotheelcellen (bepalen tonus van capillairen) => contractie van
cellen zorgt voor filtratie van bloed
o Mesangiale cellen: intraglomulair (5a) en extraglomulair (5b).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisabaetens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.