we accepteren informatie als waar, omdat het altijd zo geweest is of omdat bijgeloof de
informatie ondersteunt
gebaseerd op gewoonte of bijgeloof
we geloven iets omdat we het altijd al geloofd hebben, clichés
of omdat bepaalde overtuigingen voorgesteld worden als feiten (bv. een spiegel die breekt)
in reclames wordt het vaak gebruikt om iemand te overtuigen van iets
MAAR : info kan foutief zijn en het corrigeren is zeer moeilijk (het is moeilijk om iemand iets
niet te laten geloven)
2) intuïtie
We accepteren informatie als waar, omdat dit juist aanvoelt
Gebaseerd op buikgevoel, voorgevoel, instinct of ingevingen
Snelle manier om vragen te beantwoorden
Vaak gebruikt als we over geen enkele info beschikken
Ethische vraagstukken of morele dilemma’s worden vaak opgelost met intuïtie
Bv. je voelt aan dat je vriend een slechte dag heeft of je kiest welk je als avondeten gan eten
Ouders bevelen dit vaak aan aan hun kinderen
Snelle methode en hebben we nodig als er niet anders voor handen hebben
MAAR geen enkele manier om accurate en foutieve info te onderscheiden
3) autoriteit
We accepteren informatie als waar, omdat de informatie afkomstig is van een expert rond dat
onderwerp
Gebaseerd op vertrouwen in een autoriteit, expert, een bron
Google
Snel en makkelijk
Vaak een prima startpunt -> snel en makkelijk
Omvat ook de methode van geloof : (extreme vorm van autoriteit) blind vertrouwen in een
autoriteitsfiguur waardoor we diens info (blindelins) accepter -> bv. een sekte ( niet zonder
gevaar)
MAAR : levert niet altijd accurate info op : experts kunnen gebiast zijn (elke expert vertrekt
vanuit subjectiviteit + info kan een subjectieve opinie reflecteren + de expertise wordt niet in
vraag gesteld+ expertise die gegenariliseerd wordt naar andere domeinen (bv. beroemde
1
, mensen die goede producten verkopen) + expert is niet echt een expert -> mensen gaan niet
voor een second opinion + mensen kunnnen liegen over het expert zijn
4) rationalisme
Logisch redeneren
We vertrekken van uit een aantal gekende feiten of assumpties (=premissen) en gebruiken
logica om to teen conclusie of antwoord te komen
Uit premissen volgt logische conclusie
Indien de premissen waar zijn en we redeneren correct, dan is de conclusie correct
De rationale methode start pas NA de premissen
Geen info verzameld, geen observatie, geen evidentie
Vaak gebruikt om alternatieven logisch af t wegen, zonder alle mogelijkheden ook daadwerkelijk
uit te proberen -> door logisch redeneren tot de beste optie komen
MAAR : alles valt of staat bij de juistheid van de premissen (we gaan ervan uit dat de premissen
juist zijn -> we moeten vertrekken vanuit de correcte premissen
MAAR : alles valt of staat bij de juistheid van het logisch redeneren, maar we zijn niet zo goed in
logisch redeneren (er kunnen soms meerdere redenen zijn) + de premissen zijn niet altijd waar
5) empirie
Antwoorden zoeken door directe observatie of directe sensorische ervaring
‘alle kennis wordt verworven door de zintuigen’
Veel antwoorden zijn beschikbaar door de wereld rondom ons te observeren
MAAR : onze waarneming en interpretatie van de wereld rondom ons kan ons bedriegen
Sensorische ervaring kan ons misleiden (bv; ilussies
Invloed van voorkennis, verwachtingen, gevoelens, overtuigingen op perceptie
Misinterpretatie van sensorische ervaring (bv. ooggetuigen laten veel info vallen)
Kost tijd : met de empirische methode ga je bij een probleem verschillende oplossingen
uitproberen = trial-and-error
Kan gevaarlijk zijn (bv. paddenstoel giftig of niet?)
Vasthoudenheid en intuïtie en autoriteit -> niet kritische technieken, nuttig voor het snel
beantwoorden
Rationalsime en empirie -> stellen meer eisen aan de info en antwoorden die ze produceren
Wetenschappelijke methoden is gebaseerd op niet-wetenschappelijke methoden
Op empirie en rationalisme
De wetenschappelijke methode
=manier om kennis te vergaren waarbij specifieke vragen geformuleerd worden en er
systematisch naar antwoorden gezocht wordt
Bevat elementen van de niet-wsplk methoden
Deze combinatie tracht de beperking van individuele methoden te vermijden
Doel = zo accuraat mogelijk antwoord te bekomen
Bestaat uit 5 verschillende stappen
2
,Stap 1 : observatie
Van gedrag of andere fenomenen
Direct (= iets dat je zelf opmerkt) of indirect (=als iemand anders het opmerkt)
Vaak worden de observatie gegeneraliseerd -> inductie : op basis van enkele observatie wort
een algemen conclusie bereikt bv. een groene appel die zuur is
Stap 2 : Hypothese vormen
Indentificatie van variabelen die geassocieerd zijn met je observatie
Variabelen die met die stelling samenhangen (met de observatie) -> kan alles zijn (leeftijd,
geslacht, situatie, persoonlijkheid,...)
Je observaties kunnen beïnvloed worden door verschillende variabelen en deze kunnen de
observatie (deels) verklaren
We gaan niet alle variabelen gebruiken (meestal eentje)
Selecteer 1 van de mogelijke verklaring voor de observatie die je gaat evaluren = HYPOTHESE
Bevat een beschrijving/verklaring van een relatie tussen variabelen
Andere mogelijke verklaringen worden niet ontkend
Geen definitieve verklaring, maar een mogelijke voorlopige verklaring die getest en
kritisch geëvalueerd moet worden
Stap 3 : predicties vormen
Hypothese omvormen tot een predictie
Hypothese toepassen op een specifieke, observeerbare situatie -> observeerbaar maken
Één hypothese kan aanleiding geven tot verschillende predicties
Elke predictie verwijst naar een specifieke situatie/gebeurtenis die kan gemeten en
geobserveerd worden
Predicties moeten toetsbaar zijn : het moet mogelijk zijn om de predictie te ondersteunen of
weerleggen obv observaties
Je moet ze kunnen weerleggen -> anders niet valide
We vormen op basis van deductie : op basis van een algemene stelling bereiken we conclusie
over specifieke methoden
Deductie is een logisch proces (rationele methode)
We vertrekken vanuit informatie die we al weten en zo maken we een verklaring
Op examen predictie van hypothese kunnen onderscheiden
Inductie vs deductie
Deductie : tot iets specifieker komen
Zie afbeelding
Bij stap 1 : een informele observatie
Hier gaan we een gestructureerde observatie doen
3
, Hier vindt het eigenlijk onderzoek of dataverzameling plaats
Doel = faire en niet-gebaiste test van de onderzoekshypothese door te observeren de predictie
correct is
Los van subjectieve interpretatie en verwachtingen -> je moet als onderzoeker subjectief zijn
Hieruit kun je concluderen of de predictie klopt of niet
“vloeken vermindert pijn”
Stap 5 : gebruik de observatie om de hypothese te ondersteunen weerleggen of herspecifiëren
Vergelijk observaties met predicties gebaseerd op hypothese
Als je andere vragen bedenkt : nieuwe hypothese vormen
Terug naar STAP 2 : hypothesvorming
De wetenschappelijke methode
Serie van stappen die steeds opnieuw doorlopen worden
Observatie-> hypothese -> predictie -> observatie -> hypothese -> etc.
Circulair proces
Drie belangrijke principes van de wetenschappelijke methode
1) Wetenschap is empirisch : we zoeken antwoorden obv gestructureerde en systematische
observaties
Observaties zijn zo gestructureerd dat ze duidelijk ondersteuning of weerleggingen van
de hypothese bieden
Observaties zijn systematisch in de zin dat ze uitgevoerd worden in een set van condities
zodat we onze vraag accuraat kunnen beantwoorden
We gaan dingen doen
2) Wetenschap is openbaar : de observaties zijn beschikbaar voor de evaluaties van andere
Ander moeten exact hetzelde stapt-voor-stap proces kunnen herhalen = replicatie
Verzeker verifieerbaarheid van observaties
Studies openbaar maken in het wetenschappelijk veld
Peer review = het artikel wordt aan een strikte controle onderworpen voordat het
geplubiceerd wordt
Vergt een gedetailleerde beschrijving van de methode
Laat toe om observaties te repliceren en zo bevindingen te bevestigen
3) Wetenschap is objectief
De overtuigingen en biases van de onderzoeker mogen geen invloed hebben op de
resultaten van de studie
Geloof in een bepaald theorie, verwachtingen over het resultaat van eenstudie
Soms een blinde procedure waarbij de proefnemer de hypothes niet weet
Wetenschap versus pseudowetenschap
Ontbreken van empirische evidentie
Geen toetsbare en weerlegbare hypothes
Gebaseerd op subjectief bewijs
Stagneert, blijft onveranderd door de jaren heen
Niet gegrond in vorig onderzoek
1) De hypothes moet toetsbaar en weerlegbaar zijn
De theorie moet exact kunnen zijn wat de onderzoekers denken dat er fout is
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noadaems1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.