100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Ontwikkelingspsychopathologie H 1, 2, 7, 8, 11, 12, 13, 14, 16 en Artikel LVB $5.17   Add to cart

Summary

Samenvatting Ontwikkelingspsychopathologie H 1, 2, 7, 8, 11, 12, 13, 14, 16 en Artikel LVB

4 reviews
 55 views  4 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

7 gehaald met dit (gecombineerd) tentamen en deze samenvatting. Samenvatting van H1, 2, 7, 8, 11, 12, 13, 14, 16 van Ontwikkelingspsychopathologie en Artikel LVB.

Preview 4 out of 34  pages

  • Yes
  • November 27, 2018
  • 34
  • 2018/2019
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: bartvandenberg2 • 2 year ago

review-writer-avatar

By: nerimanelalan • 3 year ago

review-writer-avatar

By: alexandra13 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: JeanineWijnand • 4 year ago

avatar-seller
Hoofdstuk 1, 2, 7, 8, 11, 12, 13, 14, 16 van Ontwikkelingspsychopathologie en
Artikel LVB
Hoofdstuk 1 Introductie
1.1 Ontwikkelingspsychopathologie
Ontwikkelingspsychopathologie= de wetenschappelijke discipline die onderzoekt hoe psychische
stoornissen ontstaan en zich ontwikkelen. Dit is anders dan psychiatrie= een medische discipline die
zich bezighoudt met onderzoek, diagnose en behandeling van psychische stoornissen.
Ontwikkelingspsychopathologie gebruikt verschillende disciplines: De ontwikkelingspsychologie (de
normale ontwikkeling), de klinische psychologie (de afwijkende ontwikkeling), de pedagogie (de
opvoeding), de kinderpsychiatrie (psychiatrische ziekten), de biologie (erfelijkheid en lichamelijke
rijping), de sociologie (maatschappelijke processen), de antropologe (culturele normen en waarden)
en de epidemiologie (voorkomen van ziekte en stoornissen onder de bevolking)
Normaal= gedrag dat volgens de Nederlandse normen, waarden en verwachtngen niet teveel afwijkt
van het gemiddelde. Het is een tjdss en plaatsgebonden begrip.

Drie belangrijke thema’s uit de ontwikkelingspsychopathologie:
1. Vroeger er nu; Iemands gedragsmogelijkheden worden in de loop van zijn leven complexer,
ze gaan meer vaardigheden beheersen. Bij het veranderen en complexer worden van hun
gedrag spelen niet alleen actuele verwachtngen en eisen een rol maar ook vroegere
ervaringen. Herinneringen beïnvloeden de waardering van bepaalde ervaringen, maar
andersom beïnvloeden ervaringen ook weer herinneringen; het is een wisselwerking.
2. Een dynamisch gezichtspunt; Het is in wisselende mate en ligt aan verschillende
omstandigheden. Ook kan gedrag dat in een bepaalde leefijdsfase normaal is, op latere
leefijd abnormaal worden.
3. Een uniek individu met unieke ervaringen ;Verschillende factoren beïnvloeden op
verschillende momenten zowel het ontstaan als het beloop van gedrag. Het gaat dan om:
a) Kindgebonden factoren zoals sekse, leefijd, intelligente en impulsbeheersing
b) Ouders en gezinsgebonden factoren zoals opleiding, inkomen, opvoeding en gezondheid.
c) Maatschappijs en omgevingsgebonden factoren zoals sociale (on)gelijkheid, welvaart, onderwijs,
sociaal media en culturele normen en waarden.
Hoe ernstg een stoornis wordt en hoe sterk een kind en/of zijn omgeving eronder lijden hangt af
van: s De levensfase waarin kinderen iets negatefs meemaken
- De intensiteit van die ervaring
- De mate waarin er mensen waren om hen te steunen of niet
- De vaardigheden die ze zelf hebben ontwikkeld om met hun aandoening om te gaan

1.2 Opbouw van het boek
Psychische problemen bij kinderen= problemen die geen stoornissen zijn, maar wel zorgen voor
lijden bij het kind en opvoedingsvragen van ouders.
Differentaaldiagnose= Op welke stoornis(sen) lijkt ze?
Comorbiditeit= met welke stoornis(sen) gaat de betreffende stoornis samen?
Prevalente= hoe vaak komt ze voor?
Cultuur heef op twee manieren invloed op de psychopathologie
1. Cultuur en maatschappelijke omstandigheden kunnen de kans vergroten of verkleinen dat
kinderen zich op een bepaalde manier gedragen.
2. Culturele normen en waarden kunnen de opvatngen van volwassenen over het gedrag van
kinderen beïnvloeden, en daarmee hun psychopathologie.
Een risicofactor heef een negateve invloed op de ontwikkeling van een kind en vergroot de kans op
een stoornis (schulden). Een beschermende factor doet dit negateve effect geheel of gedeeltelijk
teniet (sociale steun). Risico en beschermende factoren beïnvloeden elkaar wederzijds en spelen in

,elke fase van het leven een rol. Inventarisate van beide typen factoren is belangrijk voor prevente,
dat kunnen risicofactoren verkleint en beschermende factoren vergroot worden.
Hoofdstuk 2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
2.1 Inleiding
In de ontwikkelingspsychopathologie worden classificatesystemen gebruikt om gedragingen van
kinderen te beschrijven, van elkaar te onderscheiden en in te delen in verschillende categorieën. Een
hulpverlener kan deze categorieën verbinden met psychische stoornissen. Het kind krijgt dan een
diagnose, dan is de volgende vraag hoe deze stoornis is ontstaan. Een andere vraag is hoeveel
kinderen een stoornis hebben, op die vraag probeert epidemiologisch onderzoek antwoord op te
geven= het is onderzoek naar het voorkomen en de verspreiding van psychische en lichamelijke
ziekten onder de bevolking.
Zowel het classificeren (het is kaart brengen van mogelijk problematsch gedrag) als het
diagnostceren (het proberen te begrijpen en te verklaren van dat gedrag) doen gespecialiseerde
hulpverleners.

2.2 Classificatie
Classificate= een persoon (voorwerp of situate) herkennen, er een naam aan geven en indelen in
een categorie. Ontwikkelingspsychologie heef als doel afwijkend of ‘vreemd’ gedrag goed in kaart
brengen. Een classificatesysteem kan dan helpen om niet alleen onderscheid te maken tussen
verschijnselen, maar ook overeenkomsten te signaleren en verschijnselen in te delen. Met dit
systeem kunnen hulpverleners beter begrijpen wat er met een kind aan de hand is en hoe ze het
kunnen helpen. Bij een psychische aandoening is dat ingewikkelder omdat:
- Daar nog geen duidelijke oorzaken gevonden zijn
- Culturele en persoonlijke opvatngen een grote rol spelen bij de beoordeling van gedrag

De DSM-5 : een classificatiesysteem, geen diagnostisch handboek
Het handboek is te beschouwen als een classificatesysteem voor psychische stoornissen, dat kan
helpen bij het stellen van diagnoses. Het DSM is zelf dus geen diagnostsch handboek.
- A de geschiedenis van DSM ; De Duitse psychiater Emil Kraeplin wordt gezien als de
grondlegger van het classificatesysteem. De DSMl kwam in jaren 50 met psychoanalytsche
theorieën. DSMlll in 1980 met kenmerken van gedrag wereldwijd hetzelfde criteria. DSM IV
in 1994 en DSM5 in 2013 gebaseerd op afspraken die specialisten maken voor elke groep
stoornissen.
- B uitgangspunten DSM ; Om te bepalen of iemand een psychische stoornis heef, is het nodig
af te spreken welke symptomen die stoornis kenmerken. Dat is wat er in de DSM gebeurt.
Het gaat om observeer baar gedrag en/of innerlijke kenmerken. Symptomen beschrijven de
stoornis: ze verklaren die niet. De DSM beschrijf welk aantal symptomen in welke mate en
termijn aanwezig moet zijn wil er sprake kunnen zijn van een stoornis.
- C Groepen stoornissen in de DSM5 ; Tabel 2.1 nog overtypen!!!
- D Comorbiditeit= meer stoornissen tegelijkertjd. Hulpverlenersmoeten blijven beschrijven
wat ze zien. Het kan komen door je ontwikkeling, leefstjl en wetenschappers die steeds
verfijnde classificatesystemen maken. Psychische stoornissen gaan vaak samen met
lichamelijke klachten.
- E Kantekeningen DSMssysteem ; Vanuit de ontwikkelingspsychopathologie is er één groot
kritekpunt op de DSM: Die houdt onvoldoende rekening met de ontwikkelingscontext
waarin een stoornis is ontstaan. Het classificatesysteem Zero to three (2005) is speciaal
ontwikkeld om het gebrek aan aandacht voor de ontwikkeling van kinderen tot 3 jaar te
compenseren. De DSM houdt ook te weinig rekening met de culturele context.

Een dimensionale benadering van classificatie
DSM5 bevat categoriale en dimensionale indelingen. Bij een categoriale gaan ze uit van symptomen.
Bij een dimensionale gaat het om de mate van ernst: Kinderen kunnen scoren op vragen naar hun

,psychische functoneren waarvan de uitslag kan wijzen op een zorgwekkend of ernstg probleem. Bij
psychisch functoneren wordt de norm gedefinieerd aan de hand van een percentelscore= een score
van het kind boven het 90e percentel betekent dat bij 100 vergelijkbare kinderen 10 een even grote
score behaalden en 90 niet. De meeste gebruikte dimensionale vragenlijst is de CBCL (Child Behavior
Checklist). Er zijn verschillende versies voor leefijdscategorieën, jongens en meisjes.

Categoriaal en dimensionaal classificeren vergeleken.
De CBCL heef een aantal voordelen boven de DSM:
- Het sluit beter aan bij ontwikkeling psychopathologische ideeën omdat de dimensionale
aanpak de problematek van kinderen beter in kaart brengen.
- Voor de CBCL bestaan er geen harde criteria voor psychische stoornissen. Hulpverleners
vergelijken de vragenlijst met in welke mate bepaald gedrag van een kind afwijkt van dat van
zijn leefijd en seksegenoten. Dat een directe diagnose voorkomt.
- Niet alleen de hulpverlener, maar ook het kind zelf, de ouders en andere betrokkenen
kunnen hun opvatng geven (dus je hebt 3 opvatngen).
Nadelen van de CBCL ten opzichte van de DSM
- De mondiale verspreiding van vragenlijst is minder.
- Zeldzame stoornissen met één symptoom worden minder goed opgespoord wat wel lukt met
de DSM.

2.3 Diagnostiek
Bij diagnostek gaat het om 3 ‘waaromvragen’:
1. Waarom heef dit kind deze klachten op dit moment gekregen?
2. Waarom blijven juist deze problemen en klachten bestaan?
3. Wat zegt het over dit kind en zijn gezin dat deze problemen zijn ontstaan en blijven?
De diagnose= een aanzet om te kunnen verklaren en begrijpen wat hulpverleners zien bij een kind.
Daarbij maken ze gebruik van inzichten:
- Het bio psychosociale model
- Het model van risicofactoren en beschermede factoren
- Inzichten uit de psychologie, pedagogie en psychiatrie.
Een diagnose is nodig om een kind (en gezin) hulpverlening te geven. Het vaststellen van invloeden
van het gezin en de ouders op de problemen van een kind en andersom is heel belangrijk.
Gezinsonderzoek en ouderschapsonderzoek kunnen uitwijzen of er een wisselwerking is tussen het
gezin functoneren, het functoneren van de ouders en de problemen die het kind heef. Daarna kan
behandeling bepaald worden.
Verschillen tussen classificate en diagnostek:
Classificate Diagnostek
Wat (is er aan de hand?) Hoe (is dat zo gekomen?)
Algemene kennis Specifieke kennis
Beschrijvend Verklarend
Betref groepen Betref individu
Gedragskenmerken Zijn meerde niveaus van de persoon en context
bij betrokken
Relatef snel te stellen Tijdrovend proces
Geef enige richtng aan hulpverlening Is voorwaardelijk voor hulpverlening

2.4 Diagnostische methoden en instrumenten
4 methoden om psychische problemen in kaart te brengen:
1. Het diagnostsche gesprek ; bij een gesprek gaat het om 3 dingen (luisteren, vragen stellen en
observeren). Luisteren hoe iemand het probleem ervaart. Vragen stellen preciseert het

, probleem. Door te observeren tjdens het gesprek krijgt de hulpverlener een indruk van de
toestand van ouders en kind.
Anamnese afnemen= hij brengt de voorgeschiedenis van de problemen in kaart op grond van
informate die hij krijg van ouders en kind (intake). Hierna kan een interview volgen.
DISC= Diagnostc Interview Schedule for Children
2. Observeren ; observeren is doelgericht, opzetelijk en systematsch waarnemen.
3. Psychodiagnostek ; hierbij worden functetesten gebruikt= testen die bijv. intelligente,
concentrate en geheugen meten. Er worden ook zelf invullijsten gebruikt om vast te stellen
in welke mate een psychisch kenmerk of probleem aanwezig is.
Ook wordt er gebruik gemaakt van projecteve testen, waarbij een kind reageer op plaatjes
4. Lichamelijk onderzoek ; alleen een arts mag dit doen en aanvragen om uit te sluiten dat een
psychisch probleem normaal is, of om ongewenste effecten van medicate te controleren.

Betrouwbaarheid en validiteit bij classificatie en diagnostiek
Hulpverleners moeten zich altjd afvragen of hun uitspraken over een hulpvragen betrouwbaar en
valide zijn.
A) Betrouwbaarheid : Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid= de verschillende onderzoekers zijn
het met elkaar eens. Testshertestbetrouwbaarheid= wanneer één hulpverlener een uitspraak
doet en deze een bepaalde periode geldig blijkt is deze standvastg en spreek je hiervan.
B) Valide : Een betrouwbare uitspraak hoef nog niet valide te zijn. Voor de hand liggende
conclusies zijn niet altjd valide. Een hulpverlener moet daarom kijken naar specifieke
kenmerken, zijn ontwikkelingsfase en zijn culturele achtergrond.
Betrouwbaarheid van de informanten
Volwassenen kunnen het gedrag van een kind verschillend interpreteren. Het gedrag van een kind is
contextsafankelijk= ze gedragen zich niet in elke situate op dezelfde manier.

2.5 Epidemiologie
Een hulpverlener gebruikt bij zijn werk kennis over wat we ‘normaal’ en ‘abnormaal’ vinden. Deze
kennis wordt verzameld met behulp van epidemiologisch onderzoek, met volgende 8 vragen:
1. Hoeveel kinderen hebben stoornis A of probleem B?
2. Hoe kunnen zij worden geïdentficeerd?
3. Komen stoornis A en probleem B net zo veel voor als bijvoorbeeld 30 jaar geleden?
4. Welke factoren vergroten het risico dat een kind stoornis A of probleem B krijgt?
5. Welke factoren beschermen een kind tegen de kans dat het stoornis A of probleem B
ontwikkelt?
6. Hoeveel kinderen hebben professionele hulp nodig?
7. Hoe is het beloop van stoornis A of probleem B van kindertjd tot volwassenheid?
8. Welke factoren zijn van invloed op dit beloop?

De epidemiologie werkt veel met het begrip prevalente= het percentage van een groep kinderen dat
een bepaalde stoornis heef op een bepaald moment. Prevalente wordt uitgedrukt in een
percentage. Je hebt prevalente die het voorkomen van ziekten of stoornissen in een periode meet.
Daarnaast bestaat er puntprevalente= het voorkomen van stoornissen op een bepaald moment.
Prevalente is geen incidente= het aantal nieuwe ziektegevallen in een bepaalde periode.

Drie factoren vergroten de kans dat er een beroep wordt gedaan op de hulpverlening:
1. De ernst (hoe ernstger, hoe eerder)
2. De leefijd van het kind (hoe ouder, hoe eerder)
3. De combinate van kind problemen en gezinsproblemen

Tegenwoordig meer psychische stoornissen?

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mariloudegans. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.17. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73314 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$5.17  4x  sold
  • (4)
  Add to cart